Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de verkiezing van Saoedi-Arabië voor de Commission on the Status of Women van de Verenigde Naties
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, mijn vraag dateert van een week geleden toen de veelvuldige debatten in de Kamer nog niet hadden plaatsgevonden, in de commissie en in de plenaire. Ze is op een aantal punten ‘outdated’.
De feiten zijn ondertussen door iedereen gekend. Men vraagt zich af hoe ons land die positie heeft kunnen innemen binnen de sociaal-economische commissie van de Verenigde Naties en uitdrukkelijk een stem heeft gegeven aan Saoedi-Arabië om binnen de ‘Commission on the Status of Women’ (CSW) te zetelen.
Ik had vier vragen ingediend, maar misschien kan ik nog focussen op twee van deze vier. Het zijn twee vragen die vandaag bij mij nog leven in dit verband. Ten eerste gaat het over de afstemming tussen het federale en het deelstatelijk beleid op dit vlak, meer in concreto tussen de federale overheid en Vlaanderen. Werd de Belgische houding in dezen afgestemd met de deelstaten? Ik ga ervan uit van niet, als ik hoor hoe chaotisch het standpunt tot stand is gekomen.
De vraag is natuurlijk: moeten dergelijke punten niet worden geagendeerd op de Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid (ICBB)? Moet er niet een snelle procedure van afstemming tussen de federale overheid en de deelstaten komen wanneer het gaat over een aantal afvaardigingen, mandaten en principiële stemmingen? Ik denk van wel. Minister-president, de vraag is hoe u dat ziet in een optimaal werkende confederale staat. Hoe ziet u dit en wat is onze positie als Vlaamse deelstaat?
Mijn tweede vraag gaat ten gronde over de problematiek van de vrouwenrechten. U bent niet alleen onze minister-president, maar u bent ook bevoegd voor ons Vlaams buitenlands beleid. Hoe schat u de impact in van Saoedi-Arabië binnen deze VN-commissie en het uitwerken van concrete stappen inzake gelijkheid tussen mannen en vrouwen? Het gelijkekansenbeleid is een horizontaal beleid, het is niet enkel een federaal beleid maar ook een beleid dat gelinkt is aan de bevoegdheden van de deelstaten. Dat is trouwens een van de redenen waarom onze Vlaamse minister van Gelijke Kansen, minister Homans, vorig jaar heeft deelgenomen aan de CSW in New York, en heel terecht. Wij ondersteunden de afvaardiging van onze minister naar New York. We kunnen nog altijd veel leren in dergelijke fora waar toch belangrijke lijnen worden uitgetekend. Hoe ziet u de inbreng van een land zoals Saoedi-Arabië daar?
Ik moet niet herhalen hoe zwak daar de vrouwenrechten staan. Een Vlaamse krant heeft dat in vijf punten samengevat. Vrouwen staan daar onder voogdij van een mannelijk familielid. Ze mogen zonder de toestemming van die man niet reizen, niet trouwen, zelfs de gevangenis niet verlaten als ze zouden zijn veroordeeld. Ze kunnen niet werken, niet studeren, niet eens naar de arts gaan en ga zo maar door. Ze mogen niet met de auto rijden, ze mogen niet onafhankelijk bewegen op straat. Mannen en vrouwen zijn strikt van elkaar gescheiden, er zijn aparte ingangen. Een wand verdeelt lokalen waarbij vrouwen aan de andere kant van de wand zitten of een conferentie volgen. Er is geen minimumleeftijd voor het huwelijk: kindhuwelijken zijn er schering en inslag. En natuurlijk moeten de vrouwen verplicht een abaja dragen en zo het huis verlaten, met de hoofddoek, de gezichtssluier enzovoort.
Minister-president, hoe ziet u de positie van Saoedi-Arabië binnen die commissie? Mijn positie is die van mijn collega's in de Kamer. Ik denk dat het onterecht is dat wij Saoedi-Arabië binnen die commissie hebben opgenomen. Enkele positieve mensen denken dat het misschien een omgekeerd effect kan hebben en dat we dat land op die manier misschien kunnen overtuigen om het beleid wat te liberaliseren en in de goede richting te laten evolueren.
Minister-president, ik denk ook dat het moment gekomen is om nu een statement te maken als land en als deelstaat en een veel uitdrukkelijker, meer geëngageerd vrouwvriendelijk buitenlands beleid te ontwikkelen. U neemt positie in voor mensenrechten. Dat komt regelmatig aan bod hier in de commissie. Maar noch België noch Vlaanderen heeft een geëngageerd buitenlands beleid dat gericht is op vrouwenrechten, en ook geen ontwikkelingsbeleid gericht op vrouwenrechten. Dat wil niet zeggen dat de aandacht voor vrouwenrechten afwezig is in ons ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, maar we maken er geen speerpunt van, er wordt niet op gefocust, er wordt niet voor gevochten, er wordt niet passioneel op ingegaan. Het is een factor zoals zovele andere. Ik denk dat wat nu gebeurd is binnen de VN-commissie, een mooie wake-upcall is, niet alleen voor de federale overheid maar ook voor Vlaanderen, om in dezen een ander beleid te ontwikkelen, een veel voluntaristischer beleid. Ik kijk uit naar uw reactie.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, hierover is al heel veel gezegd en in de media al veel geschreven. Ik denk toch dat het nuttig is om bepaalde feitelijkheden nog eens in detail aan te halen.
Op 19 april 2017 werd tijdens de Economische en Sociale Raad (ECOSOC) van de VN gestemd over de nieuwe vertegenwoordiging in de ‘Commission on the Status of Women’. Dit voor een periode van 4 jaar, van 2018 tot 2022. Die commissie is een intergouvernementeel orgaan van de VN en ook een subcommissie van de ECOSOC dat tot doel heeft de gendergelijkheid, autonomie van vrouwen wereldwijd te promoten, vrouwenrechten te monitoren, het debat over de vooruitgang en de belemmeringen te voeren. Het gaat ook actieplannen, bevindingen en standaarden opstellen die bij wijze van conclusie of resolutie ter stemming worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de VN. Blijkbaar komt die commissie jaarlijks samen voor een sessie van twee weken.
Jaarlijks wordt een deel van de raadsleden vernieuwd. De geheime stemming vindt plaats binnen de ECOSOC waar 54 zetelende leden mogen stemmen over 45 zetels. Eigenaardig genoeg worden dus binnen die raad de zetels toegekend aan bepaalde geografische blokken. Afrika heeft 13 zetels, Latijns-Amerika en de Caraïben hebben 9 zetels, Azië heeft 11 zetels, West-Europa heeft amper 8 zetels en Oost-Europa heeft 4 zetels. Naar gewoonte worden die zetels bij wijze van een onderlinge afspraak in die geografische landenblokken verdeeld, maar er is ook de mogelijkheid om over te gaan tot stemming. Dit keer vroegen de Verenigde Staten een stemming om 13 landen te verkiezen voor 4 jaar.
Na de verkiezing van Saoedi-Arabië tot de Mensenrechtenraad van de VN, weet dit land nu ook een plek te bemachtigen in de ‘Commission on the Status of Women’. De Executive Director van UN Watch, een ngo die de werking van de VN kritisch onder de loep neemt, beschreef de verkiezing van Saoedi-Arabië als volgt: “Electing Saudi Arabia to protect women’s rights, is like making an arsonist into the town fire chief”, een pyromaan dus brandweercommandant maken. Dat een land waarin vrouwen niet zonder de begeleiding van een mannelijk familielid op straat mogen, niet mogen autorijden en geen eigen identiteitskaart bezitten nu verkozen is tot een VN-orgaan dat zich bezighoudt met vrouwenemancipatie is dan ook te grof voor woorden.
Ondanks het feit dat de stemming geheim was, kunnen we achterhalen dat er minstens 15 stemmen voor Saoedi-Arabië werden uitgebracht uit de volgende groep landen: Andorra, Argentinië, Australië, België, Brazilië, Chili, Colombia, Duitsland, Estland, Frankrijk, India, Ierland, Italië, Japan, Noorwegen, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zuid-Korea, Zuid-Afrika en Zweden. Heel wat landen hebben dus boter op hun hoofd.
Hierover is reeds een debat gevoerd bij onze collega’s van het federale parlement, maar we zijn een federaal land waar deelstaten belangrijke bevoegdheden hebben. Het zijn voornamelijk handelsrelaties waarover onze bevoegdheden gaan.
Minister, op welke manier is Vlaanderen betrokken via onze Vlaamse diplomatie in de Verenigde Naties, via de Algemene Afvaardiging van de Vlaamse Regering bij de Multilaterale Instellingen? Er zijn dus Vlaamse diplomaten bij de VN. Konden wij dit dossier ook verder opvolgen? Graag ook uw reactie op het standpunt van de federale minister van Buitenlandse Zaken die toch wel een vreemde uitleg heeft gegeven.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, na de aanvankelijke onduidelijkheid is het nu toch wel klaar en duidelijk dat België voor heeft gestemd voor de kandidatuur van Saoedi-Arabië. Ik betreur dat samen met u. Ik ga de argumenten daarvoor niet herhalen, u hebt ze elk aangehaald. Een land dat niet in staat is om vrouwen gelijke rechten te verlenen, integendeel, dat vrouwen zwaar discrimineert, lid maken van die vrouwenrechtencommissie, past natuurlijk als een tang op een varken. Ik betreur dat heel sterk.
De vraag is in welke mate Vlaanderen daarbij betrokken is. Het antwoord is dat Vlaanderen niet betrokken is. Het is ook zo dat dit niet hoefde in dit geval omdat het niet ging over een ministeriële vergadering of beslissing op het VN-niveau, tenzij het omgekeerde nog zou worden bewezen. Als er ministeriële vergaderingen zijn, moet er wel vooraf worden afgestemd op interfederaal niveau, wat in dezen dus niet is gebeurd. Wij hebben net als u allen post factum kennisgenomen van de positie die België daarin heeft ingenomen. Ik vond dat België had moeten tegenstemmen, ook al voeg ik eraan toe dat het geen effect zou hebben gehad. U hebt dat ook gezegd. Er was een grote meerderheid voor. Het was ook zo, zoals collega Vanlouwe zei, dat Saoedi-Arabië was voorgedragen door de Asia-Pacific States, door de blokken dus.
Dat blok heeft recht op 11 leden op de 45. En binnen dat blok was dat een uitgemaakte zaak. Bij degenen die mochten stemmen, was er duidelijk een overgrote meerderheid. Maar ook al zou die neen-stem geen effect gehad hebben, dan nog was ze niet alleen zinvol, maar ook gewenst en heel normaal en noodzakelijk. Dat is het antwoord op de essentiële vraag met betrekking tot de betrokkenheid van Vlaanderen en de houding van Vlaanderen daartegenover.
Iets anders is dan de verdergaande vraag, waarbij ik zo vrij ben het niet eens te zijn met u, collega de Bethune. Het is wel degelijk zo dat dit een speerpuntbeleid is binnen ons beperkte budget en ons beleid. Heel wat van onze inspanningen gaan precies naar seksuele gezondheid en rechten. We doen dat in onze landenstrategie met Mozambique heel sterk, met een sterke gerichtheid op het recht op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van adolescenten. Tezelfdertijd ondersteunen wij op multilateraal niveau het speciale VN-programma voor onderzoek naar menselijke voortplanting, gehuisvest binnen WHO en UNAIDS. Die beide organisaties hanteren een uitgesproken rechtenbenadering ten aanzien van vrouwen en meisjes.
Een kleine 20 procent van de totale uitgaven van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking is gefocust op gezondheid, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid. Dat is dus een belangrijke focus.
Anderzijds is het zo – u hebt er ook naar verwezen – dat met de bevoegdheid van collega Homans in dit geval, die in 2015 deelnam aan de vergadering van de CSW, samen met toenmalig staatssecretaris Elke Sleurs en minister Simonis, dat Vlaanderen een actieve rol speelt op het VN-niveau, waar we heel veel aandacht besteden aan de vrouwenrechten die in die commissie aan bod komen. Via onze inbreng in een aantal multilaterale organisaties, en ook projectmatig, met onze partnerlanden in zuidelijk Afrika, maken wij heel sterk werk van empowerment van vrouwen.
Wij waren niet betrokken bij die stemming, maar zijn inhoudelijk wel heel sterk actief in verband met de thema’s van de VN-commissie. Collega Homans is bevoegd. De jaarlijkse zittingen worden altijd bijgewoond door delegaties bestaande uit regeringsleden, parlementsleden en ambtenaren. Dit jaar in maart was het minister Kris Peeters die delegatieleider was, maar ook minister Simonis van de Franse Gemeenschap heeft deelgenomen. Zoals ik al zei, was het in 2015 collega Homans die samen met staatssecretaris Sleurs en minister Simonis daaraan heeft deelgenomen.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord minister-president. Over de feiten zelf kan ik concluderen dat er eenstemmigheid is onder ons, en ik hoop ook in deze commissie. Ook federaal is uit de debatten gekomen dat men tegen de toetreding van Saoedi-Arabië had moeten stemmen, en dat we daar dus als land diplomatiek een fout hebben begaan. Ik ben tevreden met de helderheid van uw standpunt daarover, mede in onze naam.
Ik noteer ook dat u het werk van de CSW niet in vraag stelt. Onze federale collega De Roover – en we gaan hem dat niet kwalijk nemen, dat is misschien in het verhitte debat gebeurd, maar ik moet niet in zijn plaats spreken – heeft in de Kamer opgeroepen om het werk van die commissie de komende jaren niet ernstig te nemen, gezien de aanwezigheid van Saoedi-Arabië nu in die commissie. Ik denk dat we zeker niet zo ver mogen gaan, wel integendeel. Ik hoop dat hij die opinie herroept en het kan rechttrekken. Maar dat is een zaak voor het federale parlement.
Ik noteer dat u onderstreept dat ook de Vlaamse bevoegde minister en ambtenaren hun betrokkenheid en hun medewerking aan die commissie verlenen. Weliswaar zou het goed zijn – ik zal minister Homans daarover ondervragen – dat we zien hoe we bijvoorbeeld de beslissingen van de commissie dit jaar vertalen in het Vlaamse beleid. Ik denk dat we die oefening ook concreet moeten doen.
Dan is er de gendertoets op het Vlaamse buitenlandse beleid. Versta mij niet verkeerd: ik heb niet gezegd dat die afwezig was. Die lijnen zijn aanwezig. Dank u voor die 20 procent die u vermeldt voor het gezondheidsbeleid. Het zou goed zijn om echte ‘gender budgeting’ te doen op wat binnen de enveloppe van Ontwikkelingssamenwerking naar genderdossiers gaat. Mogelijk stond het in uw beleidsnota. Ik heb het cijfer niet bij de hand. Maar ik denk dat ook het Vlaamse diplomatieke beleid, het buitenlandse beleid, zich nog actiever kan inzetten voor die vrouwenrechten. Wij kunnen daar wereldwijd een verschil maken. We moeten dat nog explicieter opnemen.
Tot slot wil ik een aanvullende vraag stellen, minister-president. Hoe positioneert u zich, in het licht van dit debat, ten aanzien van onze diplomatieke houding en op het vlak van handelsrelaties met Saoedi-Arabië? Ik heb via de iPhone gezien dat Vlaams minister Tommelein zich deze namiddag heeft uitgesproken om geen handelsmissies meer te sturen naar Saoedi-Arabië. Daarmee sluit hij eigenlijk aan bij de visie van de federale minister van Buitenlandse Zaken. Ik neem aan dat dat de lijn is van de Vlaamse Regering en dat u die mening ook genegen bent. In ieder geval is dat een mening die wij onderschrijven. De aandacht voor de mensenrechten is niet alleen een debat dat we zo kunnen voeren naar aanleiding van een diplomatiek incident zoals nu binnen de VN in het kader van de vrouwenrechten. We moeten dit mainstreamen binnen onze handelsrelaties. Ik weet dat u heel zorgvuldig probeert om te springen met de vraag naar wapenhandel of strategische goederen naar Saoedi-Arabië. Ik ben voorstander van een embargo op dat vlak, maar er is een meerderheidspositie in dezen in Vlaanderen.
Ik denk dat we dit debat kunnen opentrekken naar onze handelsrelaties met die landen. Er is geen betere advocaat voor mensenrechten dan die van de internationale handel.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord op de vraag die ook in het Vlaams Parlement heel uitdrukkelijk leeft. Het is inderdaad duidelijk dat we, samen met u, allemaal betreuren op welke manier er is gestemd in de ECOSOC. Vlaanderen is inderdaad niet betrokken, het is niet onze bevoegdheid of tenminste nog niet. U kent mijn standpunt daarover. Wat mij betreft mag onze verantwoordelijkheid en onze betrokkenheid vanuit Vlaanderen groter zijn. Dan zou er toch iets meer controle zijn geweest.
Het federale niveau voert daar nog heel wat discussies over. We denken dat die procedure in een nieuw kader moet voorzien om ervoor te zorgen dat toekomstige stemmingen over zo’n gevoelige materie, over lidmaatschap van de vrouwenraad of andere mensenrechtencommissies, worden gebaseerd op zeer objectieve mensenrechtencriteria. Die criteria moeten dan ook heel uitdrukkelijk worden vastgelegd, alsook de parameters. Als we nu vaststellen dat er intern toch wel wat wordt gediscussieerd over hoe die beslissing door de federale minister van Buitenlandse Zaken werd genomen, of hij al dan niet tijdig op de hoogte was, of de Belgische diplomaat al dan niet het standpunt van België heeft verkondigd, dan is het ook duidelijk dat de interne procedure moet worden veranderd.
Natuurlijk, ieder niveau in dit land moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Daarom hebben we een federaal land, waar bevoegdheden heel uitdrukkelijk aan het ene of het andere niveau zijn toegewezen. Die beslissing is genomen, en dat betreuren we hier allemaal samen in deze commissie. Los daarvan staat de hele discussie met betrekking tot de handelsrelaties. Ieder moet voor eigen deur vegen en ieder moet daar ook de verantwoordelijkheid voor nemen. Dat neemt niet weg dat de Vlaamse Regering een duidelijk signaal mag geven aan de federale overheid en de minister van Buitenlandse Zaken over wat er hier leeft en wat het standpunt van het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering daarover is.
Mevrouw Soens heeft het woord.
We delen allemaal de bezorgdheid over de toestand van de vrouwenrechten in Saoedi-Arabië. Het is uiteraard onbegrijpelijk dat we hiermee een van de meest vrouwonvriendelijke landen ter wereld legitimeren. Wat denkt België eigenlijk te leren van Saoedi-Arabië op het vlak van mensenrechten?
Mevrouw de Bethune verwees ook al naar de uitspraak van de fractieleider van de N-VA in de Kamer, de heer De Roover. Hij zei dat de VN-commissie voor vrouwenrechten vanaf nu irrelevant is en dat we geen enkel rapport van dat orgaan nog zullen aanvaarden. Dat is net de strategie van de VS, die de stemming heeft geforceerd, net om de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties fors in twijfel te trekken. We horen altijd straffe taal als het gaat over mensenrechten en vrouwenrechten, maar de daden blijven uit. We gaan opnieuw plat op de buik voor de petrodollars. We hebben de oorlog in Jemen. Er is nog altijd geen wapenembargo naar Saoedi-Arabië. We hebben de financiering van het extremisme dat blijft doorgaan. En we hebben nu dit.
Ik heb dezelfde vraag als mevrouw de Bethune naar aanleiding van de uitspraak van minister Reynders vandaag in de commissie Buitenlandse Zaken dat er geen federale aanwezigheid meer zal zijn in de economische missies naar Saoedi-Arabië en dat de wapenhandel naar dat land moet worden stopgezet. Wat is uw reactie hierop?
De heer Vanbesien heeft het woord.
Ik wil een opmerking maken ten opzichte van de leden van de N-VA. De vraag is duidelijk en het antwoord is duidelijk: Vlaanderen is hierbij niet betrokken en heeft geen bevoegdheid op dat vlak. U zegt: “Zeg dan maar als minister-president tegen de Belgische minister van Buitenlandse Zaken dat we kwaad zijn en dat zoiets niet meer kan gebeuren.” U kunt het natuurlijk zelf doen. Uw partij zit in de Federale Regering. U kunt er consequenties aan verbinden. Het is duidelijk dat het kabinet op de hoogte was, maar daar is ondertussen de toon al bijzonder gemilderd. Ik geloof dat jullie absoluut vinden dat het een slechte beslissing was en dat we Saoedi-Arabië op deze manier niet de legitimiteit mogen geven die het toch gegeven is. Ik zou zeggen: trek daar consequenties uit en doe dat op het federale niveau.
Over de grond van de zaak zijn we het allemaal eens. Er is toch een punt dat mij wat bezorgd maakt, meer bepaald dat de Verenigde Staten uitgerekend over dit onderwerp een stemming hebben uitgelokt. Daar ben ik bezorgd over omdat het lijkt in de richting te gaan van een strategie om een aantal VN-organen te destabiliseren. Het feit dat een vertegenwoordiger van Saoedi-Arabië in deze commissie zal zitten, zal naar mijn oordeel niet meteen het eindresultaat in die mate beïnvloeden dat het ongeloofwaardig wordt. Ik denk dat niet.
Ik begrijp de uitspraak van collega De Roover in het pand aan de overkant. Ik bedoel, het zou best kunnen dat we op dezelfde manier zouden reageren, toch wel enigszins vanuit een buikgevoel. Dat is dus het punt niet. Ik vraag me echter toch af waarom een dergelijke stemming überhaupt is uitgelokt, wetende dat het niet nodig is. Ik ken de Verenigde Naties een klein beetje van binnenuit. Het is natuurlijk een beetje hypocriet. Dat mogen we ook wel zeggen. Als er dan geen stemming wordt uitgelokt, dan zijn we het zogezegd allemaal eens. Dan passeert het en dan was het niet eens in deze commissie ter sprake gekomen. Dan zou men daarin zetelen. We moeten ook een beetje eerlijk zijn met onszelf.
Minister-president, u zult daar nu niet op kunnen antwoorden, maar ik heb toch de vraag of er op een of andere manier toch licht kan worden geworpen op deze al dan niet strategische zet van de VS. Die zint me niet, omdat ik zie en ook van binnenuit hoor dat die strategie ook op andere vlakken wordt gevolgd. Men wil de Verenigde Naties en hun instellingen voor een stuk destabiliseren, en dat is op zich natuurlijk een bijzonder kwalijke zaak. Mocht u daar informatie over hebben die u met ons kunt delen, graag. Ik neem aan dat u dat nu niet kunt, maar misschien kunnen we daar in de nabije toekomst wel op terugkomen.
Ik heb nog een laatste bedenking. Ik heb dit al vaker gezegd, als voorzitter van deze commissie dan: het is niet omdat het onze bevoegdheid niet is, dat we daar geen mening over kunnen hebben. Als we vorm willen geven aan een volwassen buitenlands beleid, dan vind ik dat we dan heus ook wel onze mening kunnen hebben over aspecten die niet stricto sensu tot onze bevoegdheid behoren. De regering kan daardoor dan geen formele acties ondernemen, maar als het gaat over mensenrechten, vrouwenrechten en dies meer denk ik dat we uitgerekend wel een mening kunnen en moeten geven, als commissie en uiteraard als individuele leden en partijen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Daems, wat uw vraag over de procedure betreft, ik heb het antwoord daarop uiteraard ook niet. Ik weet ook niet of dat bekend zal worden. Wellicht zal daar later wel duiding over worden gegeven. Er was in dezen inderdaad absoluut geen stemming nodig, aangezien er maar evenveel kandidaten waren als er openstaande plaatsen waren. De regel is dan in dat geval, begrijp ik, dat er niet wordt gestemd. Hier is dat bij wijze van spreken op de laatste dag wél gevraagd. Het is op federaal vlak dat het fout is gelopen. Ik herhaal dat er interfederaal alleen een akkoord moet worden gegeven als het gaat over een ministeriële deelname, een ministeriële stemming daaromtrent, als een minister participeert, al dan niet eventueel met delegatie aan de ambassadeur, maar dus als het over ministeriële beslissingen gaat. Dat was hier niet het geval. Het was op het niveau van de ambassadeurs. Iedereen kent ondertussen het verhaal, dat een beetje met horten en stoten bekend is geraakt. Ik verneem ook dat minister Reynders zegt daarover federaal een nieuwe procedure te zullen uitwerken, waarbij men de regering en eventueel ook het parlement zou gaan betrekken. Ik herhaal: zodra het over ministeriële aangelegenheden gaat, moet het ook interfederaal op tafel komen, wat nu dus niet is gebeurd.
Wat de mensenrechten betreft, ik wil met klem benadrukken dat we wel degelijk een beleid voeren daaromtrent. Ik ben daarstraks nog vergeten te verwijzen naar de mensenrechtennota die we hebben goedgekeurd in november, met vijf pijlers, met een belangrijk luik inzake gender. Dat maakt dus absoluut deel uit van ons beleid.
Ik begrijp dat er al dan niet meer of minder subtiel wordt verwezen naar de uitspraken van de fractieleider van de N-VA in de Kamer. We gaan dat debat hier niet voeren. Er zijn reacties op gekomen. Saoedi-Arabië maakt deel uit van die commissie. We gaan zien wat daar op de agenda komt. Het zal aan collega Homans zijn om te beoordelen of het opportuun is om al dan niet deel te nemen. Als het natuurlijk een façadecommissie wordt, die niet meer ingaat op serieuze aangelegenheden, dan rijst er wel een probleem. Dan moet je ook zien wat er daar nog op de agenda komt, wat de aanbevelingen zijn, wat die commissie nog kan betekenen. Ik denk dat dit dan dus zal moeten worden beoordeeld. Dat een land als Saoedi-Arabië daar deel van uitmaakt en eventueel mee de agenda kan aansturen, is in ieder geval niet van dien aard om heel hoopvolle perspectieven te hebben met betrekking tot de agendasetting van die commissie. Dat belet niet dat daar waarschijnlijk toch wel ernstig werk zal kunnen worden geleverd, dat hoop ik toch, maar nog eens, dat zal moeten worden bekeken.
Wat de handelsrelaties betreft, wil ik nog eens benadrukken dat er geen wapenleveringen worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering aan het regime van Saoedi-Arabië, niet aan de regering, niet aan het leger, niet aan de nationale garde, niet aan de politie. Dat is heel, heel duidelijk onze lijn. Dat is inderdaad iets anders in Wallonië. Ik begrijp dat minister Reynders nu een beetje de focus wil verleggen, een beetje wil afleiden van de diplomatieke discussie op het federale vlak. Hij zegt dat de gewesten ook maar geen wapens meer moeten leveren. Wel, wat Vlaanderen betreft, is mijn lijn daarin heel duidelijk: we doen dat niet en we gaan dat ook niet doen, gelet op die betrokkenheid, inderdaad, van Saoedi-Arabië in dat zeer bloedige conflict met burgerslachtoffers in Jemen. We gaan dat dus niet doen. Ik begrijp dat Wallonië daar geen problemen mee heeft en daarmee doorgaat. Het is aan Wallonië, het is aan de Waalse Regering om zich daarvoor te verantwoorden tegenover haar publieke opinie.
Wat de economische missies betreft, ik ga er in elk geval geen organiseren. Ik stel vast dat de laatste er een was die op prinselijk niveau is gebeurd, in 2014. Minister Reynders is ook in 2012 geweest. Daarvoor is premier Leterme geweest. Ik ga geen handelsmissies doen. Het staat de kamers van koophandel natuurlijk vrij om al dan niet handelsmissies daarnaartoe te organiseren, zonder betrokkenheid van de Vlaamse Regering. Daar kunnen we niet in interveniëren, maar zelf ga ik zeker geen economische missies daarheen organiseren.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, een punt waarin ik u helemaal kan volgen, is dat er grote waakzaamheid zal moeten zijn als het gaat over het functioneren van die commissie.
Want we moeten niet naïef zijn in internationaal diplomatieke relaties. Het risico is natuurlijk reëel, in de vragen die u hebt gesteld, voorzitter, dat degenen die deze constructie diplomatiek hebben opgezet, wel eens voor ogen konden hebben om het werk – het heel goede werk – van die commissie te ondergraven. Ik neem die formulering voor mijn rekening.
Nu we, als land, die fout hebben begaan om Saoedi-Arabië te mandateren voor deze commissie, zullen we hyperalert moeten zijn over het functioneren van die commissie.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw aanvullende antwoorden. Er is inderdaad een en ander fout gelopen op het federale vlak met betrekking tot het standpunt dat werd ingenomen door de Belgische diplomaat in de ECOSOC.
Het signaal dat u hier hebt gegeven, is bijzonder duidelijk, namelijk dat dit voor Vlaanderen eigenlijk niet kan. Het is inderdaad zo dat dit misschien niet onze bevoegdheid is, maar dan moeten we, zoals de voorzitter heeft gezegd, wel een mening, een signaal desbetreffend kunnen geven vanuit de Vlaamse overheid, vanuit de Vlaamse Regering.
Iets totaal anders zijn de handelsrelaties, waarbij bepaalde fracties telkens proberen om daarover een verklaring, een uitspraak uit te lokken. Ook hier is het standpunt klaar en duidelijk: wapenvergunningen komen er vanuit Vlaanderen niet. Maar we weten wel dat er vanuit Wallonië bijzonder veel wapens worden geleverd aan Saoedi-Arabië, en dan nog wel door het overheidsbedrijf FN.
Bepaalde fracties zouden dan ook misschien de focus kunnen verleggen naar de problematiek die daar bestaat. Misschien zouden ze hun zusterpartijen daarover kunnen aanspreken, op welke manier er daadwerkelijk een drooglegging kan zijn van wapens, machinegeweren en dergelijke, die vanuit Wallonië effectief worden geleverd aan Saoedi-Arabië.
Men moet daarin correct zijn. Iedereen heeft zijn verantwoordelijkheid. Vlaanderen heeft zijn verantwoordelijkheid, Wallonië heeft zijn verantwoordelijkheid en ook de federale overheid moet hierin haar verantwoordelijkheid nemen. Dat mag er ons echter niet van weerhouden om het duidelijke signaal te geven aan de federale overheid dat we het niet eens zijn met deze stemming.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.