Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, begin februari hebben we het in deze commissie uitgebreid gehad over een nieuw ondersteuningsmodel voor leerlingen met zorgnoden. De focus lag vooral op het lager en middelbaar onderwijs. Ik vroeg toen specifiek naar een nieuw ondersteuningsmodel voor het hoger onderwijs. In uw beleidsbrief valt er namelijk te lezen dat ook in het hoger onderwijs een nieuw ondersteuningsmodel voor studenten met een handicap mag worden verwacht.
Ondertussen bracht de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) hierover advies uit. Hierin pleit men ook voor een specifiek ondersteuningsmodel voor het hoger onderwijs.
Ik heb daarover ook een schriftelijke vraag gesteld, maar uw antwoord daarop bleef uiterst vaag. Ik hoop dat dit vandaag niet het geval zal zijn. U zei in dat antwoord dat u de aanbevelingen van de Vlor ter harte zou nemen en zou uitwerken in overleg met het hoger onderwijs. Dat lijkt me logisch, aangezien de gon-middelen (geïntegreerd onderwijs) voor het hoger onderwijs ook worden opgenomen in de nota over het ondersteuningsmodel als geldstroom om het model te realiseren.
Het hoger onderwijs is moeilijk te vergelijken met het leerplichtonderwijs. Vandaag ondersteunt men studenten met een functiebeperking via gon in de hogescholen en niet in de universiteiten. Maar in de praktijk zien we dat deze zorg vaak versnipperd en ook ontoereikend is. Nochtans bepaalt de intensiteit van de begeleiding mee het studierendement van bepaalde studenten met een functiebeperking, en dat uiteraard altijd ten goede. Het niet hebben van een intense begeleiding kan de drempel verhogen voor bepaalde studenten om voor het hoger onderwijs te kiezen. Veel jongeren denken vandaag al na over wat ze volgend academiejaar willen studeren. Ik hoop van harte dat elke leerling een opleiding vindt die bij hem of haar past en dat drempels voor studenten met een handicap zoveel mogelijk worden weggewerkt. Als ik me niet vergis, hebben we daar volgende week ook een hoorzitting over in deze commissie.
Minister, zal er ook een nieuw ondersteuningsmodel in het hoger onderwijs komen? Zo ja, zal dit vanaf academiejaar 2017-2018 van start kunnen gaan? Hoe zal dat specifiek ondersteuningsmodel eruitzien? Maakt u extra middelen vrij om aan de noden te beantwoorden? Zo neen, waar komen de middelen dan vandaan? Hebt u al overleg gehad met de verschillende actoren binnen het hoger onderwijs? Wat was het resultaat daarvan?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Soens, ik dank u voor uw volgehouden aandacht voor het inclusieve karakter van het hoger onderwijs. Dit is terecht trouwens.
Het VN-verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap dat België ratificeerde, stelt dat we een inclusief onderwijssysteem moeten waarborgen op alle niveaus en dat waar nodig voorzien moet worden in redelijke aanpassingen binnen het onderwijs. Ook hogescholen en universiteiten vallen dus onder het VN-verdrag, en dat vertaalt zich rechtstreeks in de Codex Hoger Onderwijs.
Daar staat in artikel II.276, paragraaf 2: “Studenten met functiebeperkingen hebben recht op redelijke aanpassingen.” Het artikel bevat de verdere toelichting over hoe dit gezien moet worden.
Hogescholen en universiteiten doen dat binnen hun onderwijsbeleid en hun sociaal beleid. We ondersteunen dat ook budgettair, bijvoorbeeld via de 47 miljoen euro die we al investeren in de studentenvoorzieningen of via de extra weging van 1,5 voor studenten met een functiebeperking.
Vandaag kunnen sommige studenten in het hoger onderwijs ook nog een beroep doen op gon-begeleiders uit het leerplichtonderwijs. Dat is mogelijk voor hogeschoolstudenten en voor universiteitsstudenten, maar enkel als zij een opleiding volgen die vroeger aan de hogeschool werd georganiseerd. Die regeling is historisch zo gegroeid, maar die is absoluut suboptimaal. Decretaal werkt het hoger onderwijs al twee jaar met overgangsmaatregelen, mede omdat men ook wist dat het model in het leerplichtonderwijs ter discussie stond. Al in 2015 deed het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) de aanbeveling om over te stappen naar een eigen model voor het hoger onderwijs waarbij de huidige koppeling aan de gon-begeleiding uit het leerplichtonderwijs wordt losgelaten.
De uitwerking van een nieuw ondersteuningsmodel in het leerplichtonderwijs biedt de mogelijkheid om ook in het hoger onderwijs stappen te zetten. We zouden het equivalent van de begeleidingseenheden die tot vandaag ingezet worden in het hoger onderwijs beter omzetten in middelen die rechtstreeks naar het hoger onderwijs gaan. Dan kunnen de gon-begeleiders, die nu nog voor een stukje het werk moeten doen voor het hoger onderwijs, zich integraal focussen op het leerplichtonderwijs. Langs de andere kant kunnen de hogescholen en universiteiten, zoals het SIHO aanbeveelt, dan bijkomend inzetten op redelijke aanpassingen voor studenten met functiebeperkingen. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat hogescholen en universiteiten daarbij niet van nul moeten beginnen, want zij moeten ook nu al in redelijke aanpassingen voorzien voor studenten met een functiebeperking.
Mevrouw Soens, ik wil nog eens benadrukken dat voor de 47 miljoen euro die we in die studentenvoorzieningen (stuvo’s) stoppen, er al een extra weging van 1,5 is voor studenten met een functiebeperking. Ik vind dat die middelen voluit moeten worden ingezet waarvoor ze bedoeld zijn. Ik zeg niet dat dat niet gebeurt, maar het is goed dat men zich daar goed op structureert.
Heb ik al overleg gehad? Ja. We overleggen met alle betrokkenen om dit kader verder uit te werken. Dat kader zal ook moeten aangeven hoe we in de middelen voorzien en welke duidelijke opdracht we de hogescholen en universiteiten daaromtrent geven. Hoe dan ook zal het allemaal nog meer dan vandaag passen in een inclusief verhaal, want anders dan in het leerplichtonderwijs is er geen ‘gewoon’ en ‘buitengewoon’ hoger onderwijs, alles is hoger onderwijs. Iedereen moet zijn weg vinden binnen het reguliere aanbod, dat is een goede zaak, en heeft daarbij recht op redelijke aanpassingen.
Collega Soens, u weet dat we al stappen hebben gezet. U drong er indertijd op aan dat de registratie uniform zou gebeuren. Ik heb gezegd dat men maar middelen extra krijgt – ik denk ongeveer een miljoen euro – als men zich engageert om samen een register te maken voor jongeren met een beperking. Men heeft zich geëngageerd. Het is geen verplichting. Dat alles maakt dat de aandacht voor de kansen die we moeten geven aan jongeren met een beperking om hoger onderwijs te volgen, groter wordt.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. De overstap naar het hoger onderwijs is voor iedereen een grote stap, maar voor kwetsbare studenten, studenten met een handicap of een functiebeperking, is die nog altijd groter. U sprak over de 47 miljoen euro voor de studentenvoorzieningen, maar dat is natuurlijk niet enkel voor studenten met een functiebeperking. Studentenvoorzieningen of studiebegeleidingsdiensten kunnen die specifieke ondersteuning voor studenten met een functiebeperking vandaag minder of bijna niet in het takenpakket opnemen omdat die nu al onder druk staat.
U zei dat de middelen die nu naar gon gaan, ook naar het hoger onderwijs zullen gaan. Als ik me niet vergis, gaat het om ongeveer 4 miljoen euro. Worden die middelen gekleurd? Gaat dat in de grote pot van het hoger onderwijs, of wordt er gevraagd om dat specifiek naar ondersteuning van studenten met een handicap te laten gaan?
Tot slot, het gaat hier natuurlijk om een bredere thematiek, zijnde het recht op onderwijs, het recht op werk. Dat is er ook voor studenten met een functiebeperking in het hoger onderwijs. Het zou goed zijn dat het verschil dat nu bestaat tussen hogeschoolstudenten met een handicap en universiteitsstudenten met een handicap helemaal weggewerkt wordt.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Ik wil nog eens het SIHO in de kijker zetten, omdat dat heel wat dingen doet voor studenten om hen op hun gemak te stellen. Op de opendeurdagen die er nu zijn, zie je dat heel wat hogescholen en universiteiten tijd steken in het ervoor zorgen dat studenten met een beperking zich thuis voelen. De jongeren zijn nu aan het nadenken of ze gaan studeren aan een hogeschool en eventueel waar.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw De Meulemeester, dank u wel voor uw aanvullende opmerking. Dat is helemaal juist.
Collega Soens, vorig jaar hebben we 2,5 miljoen euro toegevoegd aan stuvo. U hebt uw rol te spelen en we delen ook dezelfde bezorgdheid, maar ik vind wel dat onze hogeronderwijsinstellingen voluit hun rol moeten spelen.
Moeten we die middelen nu weer heel strikt gaan kleuren? Ik krijg elke dag vragen om middelen te kleuren, maar ik heb ook de taak om vertrouwen te geven aan de instellingen. Ik vind het de verdomde plicht van onze hogeronderwijsinstellingen om met de budgetten en met de stuvo-middelen die er zijn, inspanningen te leveren voor wat ze moeten doen. Ik heb er geen probleem mee om decretaal te verankeren dat de middelen ook voor functiebeperkingen moeten dienen, maar alles kleuren is voor mij moeilijk. De redelijke aanpassingen, ik denk 4 miljoen euro, kunnen we zeker toevoegen, dat is geen enkel probleem. Maar voor mij moet het deel uitmaken van de filosofie van elke hogeschool en elke universiteit in Vlaanderen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Het is natuurlijk de discussie over middelen al dan niet kleuren. Die 4 miljoen euro gaat nu specifiek naar studenten met een handicap, studenten met een functiebeperking. Als dat in een grote pot verdwijnt, dan vrees ik – ik hoop dat mijn vrees onterecht is – dat die middelen niet alleen meer ten goede zullen komen aan studenten die het absoluut nodig hebben. Dat zou ik heel spijtig vinden omdat net die studenten heel erg hard op die extra hulp rekenen.
Ik weet dat ik eigenlijk het woord niet meer mag nemen, maar wat u nu zegt, treft me. Ik hoop echt dat u dat niet hoeft te vrezen. Ik vind het een ramp als we dat moeten vrezen. Ofwel menen we het met het vertrouwen in onze hogeronderwijsinstellingen, ofwel niet. Maar dit is zo elementair, collega Soens. Ik deel uw ambitie, maar ik vind het compleet onterecht. Ik zal het opnemen met de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR). Dat zou geen vrees mogen zijn. Eigenlijk zou je er moeten van uitgaan dat men meer dan dat specifieke budget inzet, vrijwillig, om net een kansenbeleid te voeren. Ik ga dat niet kleuren. Dat zal ook deel uitmaken van het globale kwaliteitszorgbeleid van de instellingen. Ik ga wel uw zorg bespreken, want ik vind het erg dat u dat denkt te moeten vrezen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik hoop dat mijn vrees onterecht is, maar ik zie heel veel noden, niet alleen voor studenten met een handicap, niet alleen voor studenten met een functiebeperking, maar voor heel veel kansengroepen. Het budget is beperkt, dat weten we allemaal. Ik hoop alleen dat de ene groep niet uit de boot zou vallen omdat er gekleurde middelen waren die in de grote pot verdwijnen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.