Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Tobback heeft het woord.
Wat het vorige punt betreft, wil ik nog zeggen dat als we de jacht willen opvolgen, zo heb ik vandaag begrepen, we die drones veeleer boven iemands tuin zullen moeten laten vliegen dan boven natuurgebieden. Het is dus misschien op die manier op te lossen.
Minister, ik heb mijn vraag ingediend naar aanleiding van de rode lijst van broedvogels in Vlaanderen, waaruit blijkt dat, zeker wanneer het gaat over weidevogelsoorten, de resultaten voor Vlaanderen dramatisch zijn en dat in het algemeen een aantal soorten – ik heb in mijn vraagstelling het voorbeeld van de ringmus gegeven – in de laatste tien jaar met meer dan 90 procent achteruit zijn gegaan in Vlaanderen. De lijst wordt steeds langer. We zijn kampioen in het aantal bedreigde en ernstig bedreigde soorten. En jammer genoeg lopen we nogal achterop in de evolutie van het aantal soorten dat niet in gevaar is.
Vooral weidevogelsoorten worden in het bijzonder bedreigd door intensieve landbouw en intensief landbouwgebruik van de grond. Zij zijn in een zeer precaire situatie in Vlaanderen. Daarom leek het mij ook nuttig om even een evaluatie te maken. Ik heb het opgehangen aan het feit dat de adviesverlening van het Agentschap voor Natuur en Bos door de jaren heen ook wel geëvolueerd is, maar op zich is dat niet het voornaamste element in de discussie. Er is blijkbaar toch iets mis met de manier waarop we de koppeling maken tussen aan de ene kant vergunningsbeleid in landbouwgebied en voor landbouwactiviteit en aan de andere kant onze engagementen voor het beschermen van een aantal kwetsbare vogelsoorten, en in het bijzonder weidevogels.
Er is de afgelopen jaren inderdaad een evolutie in het adviesbeleid van ANB, waarbij men alleen maar meer strikt toeziet op natuurelementen, en niet meer op de brede toetsing van aan de ene kant vogelbescherming en aan de andere kant de landbouwpraktijk. Is daar een evaluatie van gemaakt? Is het de bedoeling om dat te doen?
De verantwoordelijkheid wordt nu toch autonomer uitgeoefend door lokale overheden, want zij zijn meestal de vergunningverlener. Is er daar een monitoring van? Is er een monitoring op het vlak van de beheersovereenkomsten, wanneer het gaat over de bescherming van weidevogelsoorten? Is er een bewustzijn bij de minister, het kabinet en het beleid dat de alsmaar intensiverende landbouwpraktijken toch wel stilaan bijzonder negatieve effecten hebben op een aantal specifieke diersoorten en bedreigde diersoorten in Vlaanderen?
We hebben wel een aantal engagementen rond standstill van soorten ten opzichte van Europa. We zijn die op dit moment allesbehalve aan het halen. Zijn er maatregelen die in overweging worden genomen om die wel te halen? Want op dit moment komen we in de verste verte niet in de buurt.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega, de evolutie van de fauna en flora in het platteland is natuurlijk van heel veel zaken afhankelijk. Dat is niet zomaar één aspect. Het gaat niet louter terug tot alleen het advies met betrekking tot bepaalde vergunningsplichtige activiteiten van één overheidsdienst. De effecten van de vergunningsverlening op de evolutie van fauna en flora in het landelijke gebied is dus niet zo gemakkelijk eenduidig te monitoren en te omschrijven, zodat de evaluatie niet zo evident is. Daarenboven geeft de focus die het Agentschap voor Natuur en Bos legt in de adviesverlening, ook uitvoering aan de taken van het agentschap zelf.
De beheersovereenkomsten voor akker- en weidevogels bestaan uit maatregelen waarvan de meeste al hun nut hebben bewezen. De maatregelen zijn ontworpen op basis van kennis in binnen- en buitenland en ook terreinproeven. Wintervoedselmaatregelen zorgen voor een betere overwintering en ook fitte akkervogels in het voorjaar. Buitenlands onderzoek toont aan dat dergelijke wintervoedselveldjes voor heel wat akkervogelsoorten ook echt extra voedsel bieden. Bovendien worden op dergelijke veldjes soms zeldzame wintergasten waargenomen, bijvoorbeeld de witkopgors. Waarnemingen in het veld van bijvoorbeeld de VLM-bedrijfsplanner (Vlaamse Landmaatschappij) onderschrijven die waarnemingen. Voor weidevogels is het duidelijk dat het uitstellen van de maaidatum of het tijdelijk beperken van de veebezetting op geschikte percelen, meer kans biedt op succesvolle broedgevallen.
Om de relatie tussen beheersovereenkomst, het uitgevoerde beheer en de respons van soorten aan te tonen, wordt er sinds 2010 een meer structurele monitoring uitgevoerd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Algemeen lijken akkervogels sneller te reageren op maatregelen dan weidevogels. Voor de broedvogels die voorkomen in landbouwgebied, is het niet allemaal kommer en kwel, schrijft het INBO letterlijk. In heel wat akkerbouwgebieden is een opmerkelijk herstel van de geelgors merkbaar, wat mogelijk toe te schrijven is aan de beheersmaatregelen van landbouwers. De recente cijfers wijzen zelfs op een toename van de geelgors met meer dan 40 procent over de laatste tien jaar. Ik citeer dan het INBO zelf.
Het onderzoek, uitgevoerd door het INBO, loopt verder. Normaal is dat tot 2018, maar we zullen dat sowieso verderzetten, zodat we ook de langetermijnevoluties kunnen vaststellen.
Voor het behoud van soorten heb ik overeenkomstig de prioriteiten een programma uitgewerkt voor de opmaak van soortenbeschermingsprogramma’s. Deze bevatten maatregelen voor die soorten die aanvullend op de inspanningen voor de Europese beschermde habitat nood hebben aan extra inspanningen om tot een gunstige staat van instandhouding te komen. Momenteel zijn er negen soortenbeschermingsprogramma’s goedgekeurd en zes in voorbereiding.
Op de meerjarenplanning van het ANB zijn momenteel 29 dergelijke programma’s gepland voor de periode 2015 tot 2021. De uitvoering van die noodzakelijke maatregelen wordt verzekerd via onder meer de verankering in beheersovereenkomsten, in het kader van de tweede pijler van het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar ook overheidsopdrachten, subsidies en dergelijke. Met het besluit voor het natuurbeheerplan zullen er ruime mogelijkheden ontstaan om het leefgebied van die soorten ook te verbeteren en dan vooral ook in het landelijk gebied.
De beheersovereenkomsten worden gericht ingezet voor specifieke soorten. Zo zijn er sinds dit jaar onder impuls van de goedgekeurde soortenbeschermingsprogramma’s nieuwe beheerpakketten voor de grauwe kiekendief en de hamster: twee soorten die bij uitstek het landelijke gebied nodig hebben. De eerste ‘vogelakkers’ volgens deze beheersovereenkomst worden dit voorjaar aangelegd in een kernzone waar wordt ingezet op de terugkeer van de grauwe kiekendief. Deze maatregelen komen ook andere soorten van het platteland ten goede. Daarnaast blijven bestaande beheersovereenkomsten voor akker- en weidevogels ingezet.
De verenigbaarheid van akkerbouw, groenteteelt en veehouderijactiviteiten met het behoud van biodiversiteit en van soorten, is een van de kerndoelstellingen van het GLB. Sinds 2015 zijn de Europese landbouwers verplicht om op hun akkers en graslanden drie ‘vergroeningsmaatregelen’ toe te passen: de teeltdiversificatie, het ecologisch aandachtsgebied en het blijvend grasland.
Het Natuurdecreet met zijn uitvoeringsbesluiten in combinatie met het Bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten bevat een hele set aan regels die ervoor moeten zorgen dat zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de natuur behouden blijft. Die set aan regels bevat een passieve pijler, waarbij een stelsel van verbods- en gebodsbepalingen wordt opgenomen, maar er zijn natuurlijk ook vergunningen en toetsen, die samen met de handhaving ervoor moeten zorgen dat de natuurwaarden behouden blijven, als een actieve pijler, in het kader waarvan actieve en op natuurbehoud gerichte maatregelen worden genomen. Hoewel Europees te beschermen natuur een belangrijke focus uitmaakt van het Vlaamse natuurbeleid, zijn het beleid en de rechtsregels die het kader vormen voor dat beleid, daartoe niet beperkt. Ook niet-Europees te beschermen natuur is en blijft duidelijk in beeld van de rechtsnormen.
Voor bepaalde natuurwaarden lukt het bereiken van het standstillbeginsel beter dan voor andere, en dat om uiteenlopende redenen. Het valt niet te ontkennen dat er voor bepaalde natuurwaarden nog een weg af te leggen is. Het bereiken van het standstillbeginsel vereist een blijvende inspanning om het bestaande instrumentarium te blijven toepassen. Ik ben me daar ten zeerste van bewust en ik blijf me daarvoor inzetten. Om de slagkracht van bestaande instrumenten te vergroten, heb ik recent initiatieven genomen om de instrumenten uit het Natuurdecreet open te stellen voor iedereen, waar ze vroeger voorbehouden waren voor terreinbeherende verenigingen. Wat betreft de Europees te beschermen soorten, volg ik de monitoringresultaten van nabij op. Uiteraard wordt er bijgestuurd wanneer dat nodig zou zijn.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord, minister.
Ik wil om te beginnen op dat laatste inpikken door te zeggen dat uit de studies blijkt dat het nodig is om bij te sturen. Ik betwist niet dat er een aantal positieve resultaten zijn en ik heb in mijn inleiding ook gezegd dat het mij niet specifiek en alleen maar gaat over het adviesbeleid van het ANB. Maar er blijkt wel nog altijd een probleem te zijn met het halen van onze ambities en met het beschermen van een aantal essentiële soorten en met de soortenrijkdom in Vlaanderen in het algemeen.
Ik noteer met veel genoegen dat er inderdaad op het vlak van akkervogels positieve resultaten zijn. Ik ga die niet betwisten. De term ‘vogelakkers’ was mij niet bekend maar klinkt mij boeiend in de oren. Vogelweiden klinken mij aangenamer, maar daar is nog altijd een probleem. Daar zijn de resultaten belange niet zo positief. Daar ligt nog een immense opdracht. Ik hoop dat het bijsturen van het vergunnings- of het ondersteuningsbeleid of wat dan ook, effect heeft. Er is nog bijzonder veel werk aan de winkel. Ik wil u oproepen om de hand aan te ploeg te slaan, al is dat hier een beetje een foute term. Begin eraan, minister. We lopen met de dag meer achterstand op. Sommige dingen gaan en komen niet meer terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.