Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over het verkeersindicatorenrapport 2016 van het Vlaams Verkeerscentrum
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we hebben recent de verkeersindicatoren gekregen van het Vlaams Verkeerscentrum: een jaarlijks zeer lezenswaardig en zeer uitgebreid rapport over de evolutie van het verkeer op onze snelwegen. 2016 blijkt weer een recordjaar te zijn wat de filezwaarte betreft. In het rapport wordt ingezoomd op de regio Antwerpen en meer bepaald op de avondfiles.
Maar er zijn ook andere indicaties zoals de filebarometer van Touring Mobilis waarin ook een filerecord werd ontwaard in 2016 en waar men files optekende op plaatsen en tijdstippen waar er voordien geen files waren.
Uit het nieuwe Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen blijkt dat de mensen blijven grijpen naar de wagen en dat het aandeel van het openbaar vervoer in het globale verplaatsingsgedrag gemiddeld is gedaald.
Minister, ziet u een verband tussen het dalende aandeel van het openbaar vervoer en de fiets in de modal split zoals bleek uit het nieuwe Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen enerzijds en de cijfers en evoluties uit het jongste jaarrapport van het Vlaams Verkeerscentrum anderzijds?
Welke concrete perspectieven ziet u om de filezwaarte te verminderen en in te zetten op een modal shift naar duurzame vervoersmodi?
De heer Keulen heeft het woord.
De heer Vandenbroucke heeft de problematiek goed geschetst. Er is inderdaad nog een file bijgekomen die een structureel karakter blijkt te hebben, met name op de E313, tussen Tessenderlo en Lummen.
Opvallend is dat het Vlaams Verkeerscentrum stelt dat sinds april 2016 de toename van het vrachtverkeer is gestagneerd. Sinds de invoering van de kilometerheffing voor vrachtwagens is hun aandeel status quo gebleven tot lichtjes gedaald op de autosnelwegen. Enkel op zaterdagen is het vrachtverkeer op de autosnelwegen toegenomen. Dat is wel een nieuw gegeven.
Het rapport van het Vlaams Verkeerscentrum baseert zich op indicatoren. Hebt u een analyse waarom er minder vrachtverkeer is op de snelwegen sinds april 2016? Is de invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens de enige mogelijkheid?
Mijn tweede vraag ging eigenlijk over de evaluatie van de kilometerheffing, maar die is gepland voor juli. Die vraag is dan ook zonder voorwerp.
Samen met de publicatie van het rapport stelde u dat er recordinvesteringen komen in infrastructuur en alternatieven voor de wagen. De opsomming van alle investeringen oogt zeer mooi, maar het ultieme doel moet zijn om de eenzame automobilist in zijn wagen te verleiden tot een alternatief. Gaat u daar nog acties over opzetten? Of verwacht u dat grote investeringen automatisch zullen leiden tot een gedragsverandering bij de Vlaming?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil hier niet het debat overdoen dat we in de plenaire vergadering hebben gevoerd, maar het is natuurlijk wel frappant dat 53 procent van de verplaatsingen wordt afgelegd met de wagen. Los daarvan is er ook een stijging ten opzichte van 8 jaar geleden van het aantal verplaatsingen met bijna 5 procent. We leggen ook 6 procent meer kilometers met de wagen. Het kantelmoment voor het gebruik van de wagen ligt op 600 meter, en dat is ongelofelijk laag.
Die tendens gaat ook ten koste van andere vervoersmiddelen. De fiets boekt een verlies van 2,8 procent, De Lijnbus een verlies van 0,8 procent en het aandeel van de trein blijft status quo. Een lichtpuntje: wanneer het specifiek gaat over het woon-werkverkeer, zien we wel een verbetering. Wanneer de nood hoog is, worden alternatieven toch sneller overwogen. De wagen wordt duidelijk minder populair. Bij diegenen die als chauffeur naar het werk gaan, wordt een daling van 1 procent opgetekend, bij diegenen die als passagier in een auto meerijden, is er een daling van iets meer dan 2 procent. Het openbaar vervoer blijft status quo, maar de fiets boekt een opvallende stijging van bijna 3 procent. Ook het aandeel voetgangers stijgt naar 7,2 procent. Voor korte trajecten tot 5 kilometer stijgt het aandeel van de fiets naar 34 procent. Dat is hoopgevend.
Wat de vraag betreft of er een significant verschil bestaat tussen de resultaten over modal shift uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 5.1 en de informatie uit het indicatorenrapport van het verkeerscentrum, wil ik erop wijzen dat het ene gebaseerd is op autosnelwegen. Die nuance ging een beetje verloren in de communicatie. Het ging enkel over de filevorming op de autosnelwegen.
Daarnaast is het ook zo dat te veel variabelen tegelijk de filezwaarte bepalen. We kennen vandaag een filezwaarte die het dubbele bedraagt van die in 2011. Volgens de prognoses van het Planbureau zal dat niet afnemen, wel integendeel, men verwacht daar nog een serieuze stijging.
Een van de perspectieven is investeren. Voor de periode 2017 tot 2019 gaat het over een budgettaire massa van 5,8 miljard euro. Dat is nog nooit gezien. Het betreft natuurlijk een en-enverhaal: er wordt dus zowel in weginfrastructuur geïnvesteerd – 2,7 miljard euro – als in de alternatieven voor de weg en voor de wagen. Er komt ook een gevoelige toename van de budgetten voor fietsinvesteringen. We zullen in de periode van 2017 tot 2019, 816 miljoen euro kunnen investeren.
Voor het openbaar vervoer, dus voor De Lijn, maar bijvoorbeeld ook voor de waterweg, als alternatief voor de logistieke processen, hebben we een stijging van het budget met 17 miljoen euro. Dat is toch niet onaanzienlijk.
Het wegennet hoort daar dus ook bij. Uit het rapport van het Verkeerscentrum blijkt duidelijk dat de belangrijkste oorzaak de verzadigingsgraad van het wegennet is, maar dat daarnaast ook hinderongevallen meespelen. Als je 80 procent capaciteitsbenutting van wegen hebt, dan zorgt elk incident en accident onmiddellijk voor een zeer grote filevorming. Ook dat is een beetje het probleem dat we hebben op onze wegen, namelijk de toename, historisch gezien, van het aantal opritten en afritten. Ik heb nu de ondankbare taak om op veel plaatsen opritten en afritten te sluiten, net om dat aantal incidenten en accidenten te verminderen, bijvoorbeeld op de A12. Dat wekt heel grote ergernis bij velen, maar anderzijds is het in functie van zowel de doorstroming als de verkeersveiligheid ook absoluut nodig. Ik denk dat we er op de A12 alleen zes gesloten hebben. Maar dat heeft wel een impact op de doorstroming.
Diezelfde logica zit vervat in wat we plannen op de ring rond Brussel. Ik weet niet hoeveel er nu zijn op heel dat stuk van de aansluiting van de E40 op de ring rond Brussel in Groot-Bijgaarden tot de aansluiting op de E40 in Woluwe, maar daar gaan we maar vier opritten en afritten overhouden. Ik durf er geen cijfer op te plakken, maar vandaag zijn het er een veelvoud. Het is dus vooral om het aantal incidenten en accidenten en het aantal weefbewegingen drastisch te verminderen.
Ik denk dat die historische investeringsbudgetten op zich niet voldoende zullen zijn en dat we nog meer naar een mentale shift zullen moeten gaan. We kunnen dat een boost geven met maatregelen zoals het Fietsbeleidsplan, het Pendelfonds, maar ook de introductie van de kilometerheffing voor personenwagens, wat mijns inziens een belastingverlaging kan zijn, die daarenboven ook nog eens mobiliteitsturend kan werken en die mensen kan belonen wanneer ze zich verplaatsen buiten de file, en die het goederentransport kan belonen wanneer dat zich veel meer buiten de file en buiten de spits gaat begeven.
We zijn daar bezig met de betrokken studies. Ik geloof erin, maar we zullen dat niet kunnen realiseren over één nacht ijs. Er zal nog wel wat studiewerk nodig zijn, maar dat is tenminste een perspectief.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. U hebt een aantal terechte infrastructurele knelpunten punctueel opgenoemd. Het is op zich wel goed dat daar ingegrepen wordt, maar ik denk dat dat niet meer dan op microniveau wat soelaas zal brengen, en de vraag is dan hoe lang. Ik denk dat op microniveau het en-enverhaal op zijn absolute limieten aan het botsen is. De enige manier om onze mobiliteit weer vlot te trekken, is de dominantie van onze automobiliteit af te bouwen en die om te zetten in alternatieven, enerzijds door een aantal verplaatsingen op zich te verminderen, maar ook door de wijze waarop we dat doen. Ik hoop dat de investeringen die u al hebt aangekondigd in de alternatieven, hun vruchten zullen afwerpen.
Ik zie ook een lichtpuntje in wat ik vandaag heb gelezen in een krant. De Federale Regering gaat onderzoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we in plaats van mensen in auto’s te betalen, hen effectief in euro’s kunnen betalen. Ik denk dat dat een zeer goede stap zal zijn. Alles hangt er natuurlijk van af op welke manier men dat zal implementeren. Dit is niet aan uw adres, en het is voor alle duidelijkheid geen oproep om het uw bevoegdheid te laten zijn, maar als men daarnaar streeft, moet men op federaal niveau ook wel durven te investeren in de alternatieven. En dan blijf ik het onbegrijpelijk vinden dat in het land met de langste files van Europa we al tweeënhalf jaar zonder investeringsplan voor het spoor zitten. Dat is de absolute ruggengraat van ons openbaar vervoer. Dat is onbegrijpelijk.
Ik wil nog een klein puntje aanhalen, in navolging van wat collega Keulen heeft gezegd. Ik vind het een zeer belangrijke zin die op pagina 129 van het rapport staat, bij de vaststellingen van 2016, de trendbreuk voor het vrachtverkeer die men heeft vastgesteld, namelijk dat er zich een status quo tot lichte afname aftekent wat betreft het autosnelwegennet – want daar zijn de metingen gebeurd. Men schrijft daarover dat zich dat voordoet op werkdagen in alle maanden sinds de invoering van de kilometerheffing. Ik denk dat dat toch wel een niet onbelangrijke vingerwijzing is.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik wou de vraag stellen of uit het onderzoek ook echt blijkt dat dat dé factor is geweest die die stagnatie van dat vrachtverkeer heeft veroorzaakt, of dat er nog andere mogelijkheden zijn. Dat was eigenlijk mijn eerste vraag. Misschien weet u dat niet, maar is het zo dat de stagnatie van het vrachtverkeer op de autosnelwegen echt te wijten is aan die kilometerheffing voor vrachtwagens, of is dat maar één mogelijkheid? Als daar eventueel nog meer verduidelijking of specificatie over kan worden gegeven, had ik dat graag gehoord, minister.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik wil graag even inpikken op dat laatste. Ik had gisteren trouwens een actuele vraag ingediend rond de evaluatie van de kilometerheffing. De voorzitter van het parlement verwees mij naar de aansluitende vraag van de heer Keulen. De heer Keulen heeft ze vandaag niet gesteld, maar bij deze zal ik mijn vraag toch stellen, omdat ik wat vragen begin te krijgen over de timing, minister. Ik heb het nog eens opgezocht. Voor alle duidelijkheid: wij vinden het heel belangrijk dat er geëvalueerd wordt in het kader van mogelijke neveneffecten van de kilometerheffing en dat we niet zomaar blind en gevoelsmatig gaan zeggen: hier hebben we het gevoel dat er problemen zijn, en dus gaan we ingrijpen.
Minister, die evaluatie is voor ons heel belangrijk. In mei 2016 zei u het volgende: “In het najaar van 2016 is een gewestdekkende controlemeting gepland.” In oktober 2016 zei u daarover het volgende: “We hebben zelf officiële tellingen georganiseerd en die worden momenteel uitgevoerd.” In november 2016, tijdens de bespreking van de beleidsbrief, hebt u het volgende verklaard: “De metingen worden beëindigd voor april 2017.” Op 16 februari 2017 hebt u dan het volgende gesteld: “Deze telcampagne loopt van september 2016 tot begin mei 2017 en als de data er eenmaal zijn, zal het departement MOW die analyses prioritair uitvoeren met als oogpunt de oplevering van een definitief rapport in het najaar van 2017.”
Ik blijf het, voor alle duidelijkheid, een goede zaak vinden dat we eerst evalueren, maar ik begin wel wat ongeduldig te worden. Ik zie een verschuiving in de tellingen en de telresultaten. De verwerking van de telresultaten moet plots vijf maanden duren. Als burgemeester laat ik in mijn gemeente ook wel tellingen verrichten. Als naderhand een vergelijkende telling wordt gemaakt, zie ik de grafieken ’s anderendaags naast elkaar verschijnen. Ik wil er rekening mee houden dat calamiteiten, wegeniswerken en dergelijke mee in rekening moeten worden gebracht, maar ik vraag me af of het dan nog vijf maanden moet duren om de telresultaten te verwerken. Eigenlijk lopen we met de telresultaten immers ook al achterop op de oorspronkelijke planning.
Ik zou op dit vlak toch willen aandringen. Ik heb gemerkt dat op 13 juli 2017 een tussentijdse evaluatie wordt gepland. Dat is de reden waarom de heer Keulen die vraag niet heeft gesteld. Ik merk dat de datum achteruit begint te schuiven. Ik vraag me af wat de oorzaak is. Waarom wordt de evaluatiedatum achteruitgeschoven?
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, we zitten in ons land met een aantal uitdagingen. We hebben de loonkosthandicap. Dat probleem heb ik, ook in de Kamer van volksvertegenwoordigers, met de nodige ernst proberen weg te werken. Dat is belangrijk voor de competitiviteit van onze economie en onze concurrentiekracht. Het lijkt me echter terecht te stellen dat we ook met een ernstige filehandicap zitten.
Als we de cijfers van het Federaal Planbureau wat nader bekijken, blijkt dat een chauffeur gemiddeld 44 uur per jaar in de file staat. Op dat vlak zijn we koploper. Als we bekijken wat de stilstand kost, zien we dat het Federaal Planbureau heeft uitgestippeld dat de stijging tegen 2030 nog verder zal toenemen. De kostprijs van de congesties zal dan 2 procent van het bbp of 8 miljard euro bedragen.
Het is dan ook een goede zaak hier investeringen tegenover te stellen. Dat is relevant. Het gaat niet enkel om investeringen in wegen. We moeten ook in verleidelijke alternatieven voorzien. We moeten het fietsen verder stimuleren. Dat kan vrij snel gaan. De Vlaamse overheid en de steden en gemeenten hebben dat vaak in de hand. Ik denk hierbij ook aan het collectief vervoer. Indien we de bestaande handicap op het vlak van de files echt aanpakken, is het tijd om actie te ondernemen. We zullen een aantal keuzes moeten maken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst meedelen dat in juli 2017 een bespreking zal plaatsvinden. Ik wil niet te zeer vooruitlopen op de cijfergegevens en op de analyse van het vrachtverkeer op de autosnelwegen. Er is de mogelijkheid van een verplaatsing naar het onderliggend wegennet, maar er is vooral ook een verplaatsing, zoals we vorige keer hebben besproken, naar de alternatieven voor het vrachtverkeer in de vorm van grotere bestelwagens die minder dan 3,5 ton wegen. Op dat vlak is er ongetwijfeld een verschuiving. Dat zit dan niet in de cijfers over het vrachtverkeer.
Mijnheer Ceyssens, de opsomming in verband met de timing die u naar voren hebt gebracht, is volledig correct. Zoals eerder is meegedeeld, is de telling eind 2016 gestart. Eerst is een telling ex ante verricht. Vervolgens is eind 2016 een telling ex post gestart. Die telling loopt tot eind april of begin mei van dit jaar.
Vervolgens moeten die gegevens worden geanalyseerd. Daar is inderdaad veel tijd voor nodig. Er worden meer dan 300 categorietellingen gehanteerd. Daar is meer voor nodig dan voor een gewone telling.
Nadien moeten die gegevens worden verwerkt in functie van trends als de toename van al het verkeer. Dat moet eruit worden gezuiverd. Het is niet de bedoeling de brute cijfers te presenteren. We trachten dat uit te zuiveren. Wat de trends betreft, is er sowieso een algemene toename van het verkeer. Dat moet eruit worden gezuiverd. Die toename is niet dezelfde op alle tracés. Om die reden is het een complexe oefening. We moeten ook de effecten van tijdelijke aard uitzuiveren. Het gaat dan om wegwerkzaamheden of om alternatieven die zijn ontstaan. Ook de lokale verkeersstromen veranderen. Dat moeten we er allemaal uit filteren.
Zoals ik al heb verklaard, zal ik trachten die elementen maximaal naar voren te trekken, zodat we vroegtijdig al wat conclusies zouden kunnen trekken. Dat past ook in de geplande evaluatie. De vooropgestelde timing blijft vooralsnog behouden. Ik weet dat het een complexe oefening is. Dit vergt analyse en studie. Het stelt ons echter ook in staat om de oefening zeer correct uit te voeren.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Wat de vrachtwagens betreft, kunnen we natuurlijk de analyses afwachten. Hier staat echter wel degelijk dat een trend is vastgesteld. Er is sinds de invoering van de kilometerheffing een status quo of lichte afname van het vrachtverkeer op de autosnelwegen. Ik zie niet veel correlatiemogelijkheden, maar dit lijkt me toch een vingerwijzing. Ik plaats dit ook naast de meldingen van burgemeesters en dergelijke.
Ik stel vast dat het Waalse Gewest die meting al heeft verricht en al maatregelen heeft genomen. Het Waalse Gewest heeft aangekondigd dat er op bijkomende gewestwegen in het Waalse Gewest een tol komt. Daar is de evaluatie al gemaakt.
Ik denk dat het gewoon een vergissing is geweest om al die gewestwegen die oorspronkelijk in het betolde wegennet zaten – dat was gebaseerd op een rapport van Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) over sluipverkeer – daaruit te halen. Ik zal u uit uw lijden verlossen: ik heb een voorstel van decreet ingediend om dat terug te draaien. Ik kijk ernaar uit, voorzitter en minister, om dat voorstel van decreet zo snel mogelijk hier te bespreken, zodanig dat we ook snel maatregelen kunnen nemen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.