Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ABS-voorzitter Hendrik Vandamme maakt in zijn editoriaal van Drietand een kruis over de einddoelstelling van MAP 5 (Mestactieplan).
Minister, in de plenaire vergadering van 19 oktober van vorig jaar maakte ik me eigenlijk ook zorgen over de stilstand in de verbetering van onze oppervlakte- en grondwaterkwaliteit , maar u antwoordde toen dat relevante conclusies pas mogelijk zouden zijn aan de hand van de resultaten van het MAP-meetnet voor het winterjaar 2016-2017.
U sprak toen wel geruststellende woorden. U zei: ‘Volgend jaar zullen we de resultaten, de vruchten kunnen plukken.’
Maar nu schrijft Hendrik Vandamme dat ‘we nu al weten dat we de doelstelling in MAP 5 van maximum 5 procent MAP-meetpuntenoverschrijding niet kunnen halen. Die 5 procent was van bij de aanvang een utopie, dat weet iedereen met gezond verstand, ook de regelgever.’
De ABS-voorzitter geeft ons meteen ook de meest recente resultaten mee. Hij zegt: ‘Momenteel komen we uit op een kleine 20 procent van de meetpunten die nog niet goed zijn.’ Dat is intussen, als ik de pers lees, ook bevestigd, minister.
Als dat klopt – en het klopt blijkbaar –, dan weten we dat het eindresultaat in juni 2017 ook niet beter zal zijn en dus eigenlijk een soort status quo zou geven, zoals dat de voorbije drie jaar ook min of meer het geval was.
Ik begrijp de frustratie van de ABS-voorzitter, maar er is nu eenmaal de Europese regelgeving. En die regelgeving, dat weten we allemaal, houdt niet alleen rekening met ecologische aspecten, maar ook met economische.
Minister, klopt het dat een kleine 20 procent van de meetpunten volgens de laatste metingen de norm overschrijdt? Als ik de pers lees, dan is het geen kleine 20 procent maar een grote 20 procent.
Wanneer levert u het Mestbankrapport over het winterjaar 2015-2016 op? Het Vlaams Infocentrum Land- en Tuinbouw (VILT) heeft gisteren al een aantal gegevens gepubliceerd, maar ik neem aan dat we op het definitieve overzicht nog even moeten wachten.
Blijft u erbij dat MAP 5 de verwachtingen zal inlossen, zoals u mij op 19 oktober 2016 in de plenaire vergadering of meer garandeerde? U klonk toen vrij optimistisch. Ik weet niet of dat optimisme er nog is.
Het Mestdecreet bepaalt dat u zo nodig tussentijds kunt ingrijpen als u ziet dat de resultaten niet worden gehaald. Bent u dat van plan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, op basis van de resultaten waarover ik nu beschik, lijkt het halen van de doelstelling van maximaal 5 procent meetpunten met een overschrijding van de nitraatnorm, moeilijk te realiseren in 2018.
Ik blijf ervan overtuigd dat in MAP 5 goede keuzes zijn gemaakt. De focus ligt op een gebiedsgerichte benadering met een actieprogramma dat ook door de Europese Commissie is goedgekeurd. Het uitgangspunt van MAP 5 was dat de voltallige land- en tuinbouwsector sterker werd geresponsabiliseerd en het engagement opnam om nutriëntenstromen te beheren volgens het kader van de regelgeving en de principes van oordeelkundige bemesting.
De controle door de Mestbank richt zich vooral op de bedrijven die buiten het wettelijke kader opereren – ik heb het dan over de zogenaamde cowboys – of onoordeelkundig met nutriënten omgaan. Via risicoanalyse worden jaarlijks ongeveer 750 bedrijven doorgelicht en uiteraard ook gesanctioneerd. Deze sancties omvatten naast bijkomende maatregelen ook boetes die tot 5 keer hoger liggen dan in de vorige MAP’s. Ook op het vlak van nitraatresidu worden proportioneel met de ernst van de overschrijding zwaardere maatregelenpakketten opgelegd, die ingrijpen op de bedrijfsvoering van de betrokken land- en tuinbouwers. Inherent aan deze instrumenten is dat bij onvoldoende individuele verbetering trapsgewijs toenemende beperkingen worden opgelegd. Er is dus ongetwijfeld nog een effect van maatregelen van MAP 5 dat zal doorwerken in de komende winterjaren.
Ik besef echter, op basis van de VMM-resultaten – het is niet de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) maar de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) –, dat het geheel van de huidige maatregelen onvoldoende snel resultaten oplevert om de zeer scherpe waterkwaliteitsdoelstellingen te realiseren. Ik heb de opdracht gegeven om een grondige evaluatie uit te voeren als basis voor MAP 6. In deze evaluatie zullen ook de tussentijdse resultaten van de studie opgenomen worden.
Het is evenwel duidelijk dat het laaghangend fruit – de gemakkelijke oplossingen – geplukt is en dat er bijkomende maatregelen nodig zijn. De uitdaging is ook groot. Ik roep dan ook iedereen op, ook de land- en tuinbouwers, om zich voldoende bewust te zijn van de problematiek, en om zich te engageren om de regels en de code van goede landbouwpraktijken inzake bemesting nog beter ter harte te nemen. De resultaten van de controleacties van de Mestbank en de observaties bij begeleidingsacties door de dienst Bedrijfsadvies en het Coördinatiecentrum Voorlichting en Begeleiding duurzame Bemesting (CVBB), tonen aan dat zeker nog verbetering mogelijk is.
Dan is de vraag wat we nu gaan doen. Ik heb daarnet gezegd dat we MAP 6 uiteraard goed moeten voorbereiden, waarin inderdaad een aantal bijkomende maatregelen zullen moeten worden genomen. Ik ben ook van plan, op basis van de regelgeving die er is, om een aantal tussentijdse maatregelen te nemen die we op dit moment volop aan het bestuderen zijn. Op die manier kunnen we zorgen dat we sneller resultaat hebben. Een van de maatregelen die ik in ieder geval zou willen nemen, is om de strook langs waterlopen die niet mag worden bemest, ook uit te breiden tot de bewerking of de beplanting of bezaaiing. Dat lijkt me een maatregel die vrij snel een effect zou kunnen hebben en die we op dit moment bestuderen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, het bevestigt dat we het doel van maximum 5 procent meetpunten met nitraatoverschrijding tegen 2018 niet halen. 2018 is natuurlijk morgen. Het is wel zorgwekkend omdat we al lang weten dat we daar moeten geraken en Europa verwacht het ook van ons. En zo dicht bij de deadline, zitten we er nog ver boven, namelijk op 20 procent overschrijding. Dat is vier keer meer dan wat we eigenlijk geacht worden te hebben aan overschrijdingen. Ik kan dit alleen maar vaststellen en het bijzonder jammer vinden, want het is voor niemand goed – niet voor de Vlaamse overheid en uiteindelijk ook niet voor de landbouw zelf – als het probleem niet wordt opgelost.
Minister, u zegt twee dingen. U zegt dat u volop naar MAP 6 kijkt, waar waarschijnlijk strengere maatregelen moeten worden genomen. U zegt ook dat u toch al zult bijsturen op basis van MAP 5. U hebt het dan over de stroken, de afstand tot de waterlopen. We hebben er ook iets over kunnen lezen bij VILT. Wat bemesting betreft, wordt er gevraagd om 5 meter van de waterlopen te blijven. Er zijn verschillende waterloopcategorieën. Wat bodembewerking en gewasbescherming betreft, gaat dan om 1 meter. Misschien kunt u daar toch wat meer over zeggen? Ik dacht dat het decreet Integraal Waterbeleid spreekt over 5 meter buffer voor alle waterlopen.
Ministers, hoe ziet u dit concreet? Hoe kunnen we ervan uitgaan dat het een verbetering zou kunnen geven? Je zou evengoed, op basis van wat ik vluchtig lees bij VILT, bijna tot een ander resultaat kunnen komen. Zal dit dus geen versoepeling of een verslechtering met zich meebrengen? Misschien moet u daar toch wat meer uitleg over geven
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik citeer wat u zei toen we vorig jaar het rapport bespraken in het kader van MAP 5: “Het nieuwe Mestactieplan is hier na de mestperiode 2015 goedgekeurd. In de metingen die er nu aankomen – dus vanaf de winter –, zullen de resultaten van het nieuwe, verstrengde Mestactieplan zichtbaar zijn. Net daarom zal het nieuwe MAP, dat pas volgend jaar vruchten zal afwerpen, heel gebiedsgericht zijn. Het zet ook in op extra controle, betere handhaving enzovoort. We komen tot de resultaten die we voorop hebben gesteld; daar ben ik van overtuigd. Het zal van iedereen inspanningen vragen.”
We zijn dus een jaar verder. Ik besef natuurlijk ook, net als u, dat het effect niet op één jaar kan worden bereikt. Maar als je de rekenkundige reeks neemt vanaf het jaar 2014-2015 – toen was het 20,7 procent – dan behalen we nu bijna hetzelfde procent als vier jaar geleden. Zoals u zegt, is het laaghangend fruit geplukt.
Zoals de heer Vandaele zegt, hebben we pas vandaag via VILT het rapport kunnen inzien. We kunnen dus nog niet tot in detail gaan, maar het gaat over dezelfde gebieden met dezelfde problemen. Er zijn zeer weinig verschuivingen van meetpunten waar het nu beter is of van nieuwe meetpunten waar het slechter is. De verschillen zijn zeer klein. Het zijn dezelfde bekkens – Leie, Maas, IJzer en Bovenschelde – die ongeveer dezelfde cijfers halen. Zelfs het Leiebekken haalt hogere cijfers dan vier jaar geleden. De drempelwaarde van 50 milligram nitraat per liter blijft overschreden worden.
Ik vraag me dan af wat de effecten zijn van het gebiedsgericht werken. Wat zijn de effecten van het bedrijfsgericht optreden met de maatregelen die er zijn, als er vandaag – het spijt me dat ik het moet zeggen – bijna geen resultaten zijn?
Minister, u verklaart vandaag in VILT dat u actie wilt ondernemen rond de bufferstroken en rond de 1 meter die langs waterlopen ligt. Er is een West-Vlaamse campagne ‘Bluuft e bitje van de beke’, die inzet op diezelfde afstand die u als maatregel naar voren schuift en die gebaseerd is op de wettelijke normen.
Mij is het dus niet duidelijk of uw voorstel op zich een verbetering kan zijn of zelfs een status quo is ten opzichte van de huidige situatie. In ieder geval, minister, denk ik dat er toch krachtiger maatregelen zullen moeten worden genomen, willen we niet uitkomen bij wat de heer Vandamme van het Algemeen Boerensyndicaat zegt: “Iedereen weet eigenlijk dat we de doelstellingen van MAP 5 toch nooit zullen bereiken.” Het klinkt als ‘eigenlijk weten we dat stilzwijgend en gaan we er ook allemaal mee akkoord’.
Sorry, maar dat kunnen we in een Europese context niet zomaar aanvaarden. Ik denk dus dat we krachtiger maatregelen moeten nemen, graag in overleg met de landbouwsector, want ik weet ook dat het voor hen niet gemakkelijk is. Graag dus in overleg met de landbouwsector, en met duidelijke maatregelen om de Europese doelstellingen te bereiken of minstens te benaderen.
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik lees in hetzelfde artikel ook dat het hoofd van de Vlaamse Landmaatschappij, de heer Toon Denys, waarschuwt voor defaitisme. Hij zegt dat er nog heel wat mogelijkheden zijn om vooruitgang te boeken. Hij wijst ook op de inspanningen die zijn gebeurd door het CVBB, de voorlichting die ze doen en het initiatief in de sector, ondersteund door de overheid, in het kader van de MAP-man. Wanneer hij spreekt over een aantal elementen die volgens hem nog kunnen leiden tot een verbetering van de resultaten, dan vraag ik, minister, wat daar allemaal mee wordt bedoeld, naast bijvoorbeeld uw initiatief om die 1 meter in te voeren als bufferzone?
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik wil nog even herinneren aan wat u vorig jaar, toen we al vragen stelden over MAP 5 en over de resultaten, zei dat we moesten wachten tot na de meetcampagne die er nu aankomt, en dat u hoopte op verbetering. Ik ga ook letterlijk citeren. U zei toen iets als: “Bij een nieuw MAP zien we telkens een knik, en zodra het in werking treedt, zien we een stagnatie.” Is het probleem niet een beetje dat, als ik naar dezelfde cijferreeks kijk sinds 2014-2015 van MAP 4 en MAP 5, MAP 5 die knik helemaal niet heeft, dat de reductie in het aantal overschrijdingen er helemaal niet is? Het is dus dringend tijd niet alleen om vast te stellen dat we niet aan die 5 procent geraken, maar ook dat, simpel gezegd, het effect van MAP 5 eigenlijk nul is, zelfs geen stap dichter bij die 5 procent overschrijdingen is. Misschien zelfs integendeel, want op basis van de cijfers die we intussen hebben, zitten we al boven de overschrijdingen van 2015-2016.
Ik wil dus toch heel hard aandringen om hier in de commissie er eens een heel duidelijk gesprek over te hebben. Als men bij de VLM denkt dat er nog een geweldige vooruitgang mogelijk is, moet men die eens komen toelichten, en misschien ook eens uitleggen waarom die er tot nu toe nog niet is. Men belooft ieder jaar opnieuw die veranderingen; men belooft ieder jaar opnieuw verbeteringen, maar eigenlijk is de waarheid dat we sinds 2014 gewoon ter plaatse trappelen en dat MAP 5 ons geen millimeter verbetering heeft gebracht ten opzichte van MAP 4, ondanks uw – en ik neem aan, welgemeend en welbedoeld – optimisme daarover. Op dit ogenblik werkt niet. Het is dus hoog tijd om te discussiëren over bijsturen als we zelfs maar in de buurt willen komen van de Europese doelstellingen en verplichtingen. Het is niet om de heer Dochy weer te pesten, maar als we er niet geraken, gaat het opnieuw geld kosten, want we hebben verplichtingen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik wil even refereren aan het tot stand komen van MAP 5. Enerzijds hebben we de lat toen heel hoog gelegd. Het ambitieniveau was heel hoog. Anderzijds is er ook een heel lange voorgeschiedenis.
We moeten ook een onderscheid maken tussen het oppervlaktewater, waar we de doelstelling van maximaal 5 procent overschrijding niet zullen halen, en het grondwater, waarvoor we wel positieve cijfers hebben. Opnieuw, de ambitie was heel hoog, en die moet ook zo blijven, maar er is toch ook een positieve tendens vast te stellen.
Minister, u gaat een tussentijdse evaluatie doen en eventueel tussentijdse maatregelen nemen. Het is goed om daarover nog eens in overleg te gaan met de landbouwsector en de VLM om na te gaan welke concrete maatregelen mogelijk zijn. Nogmaals, we moeten ons er heel goed van bewust zijn dat de doelstellingen die we hadden vooropgesteld bij MAP 5, al zeer hoog lagen, en als er al enige verbetering is, mogen we dat ook onderstrepen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat niemand ontkent dat, als je de evolutie bekijkt – en ik heb een aantal grafieken bij van de voorbije jaren –, er inderdaad een daling is, en dat uit het rapport blijkt dat de knik die we hadden verwacht met MAP 5, er niet is. Als we beginnen aan een evaluatie van MAP 5 en aan de voorbereiding van MAP 6, dan lijkt het me wel bijzonder belangrijk dat we aan de Europese Commissie kunnen tonen dat er bijkomende inspanningen zijn gebeurd om de resultaten te verbeteren. Daarom vind ik, op basis van wat we decretaal hebben afgesproken, dat we moeten nagaan welke maatregelen we bijkomend kunnen nemen om sneller resultaten te hebben. Dat is inderdaad in het belang van iedereen: van de landbouwsector, van het leefmilieu en van MAP 6 dat eraan komt.
Wat is het voorstel dat ik zou willen doen? Het is een voorstel, want het is uiteraard nog niet goedgekeurd, en de praktische uitwerking zal nog voorwerp uitmaken van heel wat overleg. Er zijn eigenlijk twee soorten regelgevingen voor waterlopen. Er zijn bepalingen in het decreet Integraal Waterbeleid en er zijn bepalingen in het Mestdecreet. Wat staat er in het Mestdecreet? Er is een bemestingsverbod van 5 meter ten opzichte van bevaarbare waterlopen en onbevaarbare waterlopen categorie 1, 2 en 3. Wat staat er in het decreet Integraal Waterbeleid? Er is een verbod van bodembewerking van 1 meter ten opzichte van alle waterlichamen; een verbod van pesticidegebruik van 1 meter ten opzichte van alle waterlopen; een verbod van bemesting van 5 meter ten opzichte van waterlopen. Wat in het Mestdecreet staat, kan worden gehandhaafd door de VLM.
Er is natuurlijk een heel belangrijk verschil, en dat is essentieel. Wat ik zou willen voorstellen, heeft ook een absolute winst. Het wordt een jaar eerder uitgevoerd, want als we moeten wachten om zo’n maatregel te nemen in het volgende MAP, zijn we weer jaren verder. Deze maatregel zou eigenlijk volgend jaar, als hij wordt goedgekeurd, kunnen doorgaan. Het surplus is ook dat de VLM de sanctionering en de controle kan uitvoeren. Het is essentieel dat het 1 meterverbod ook kan gebeuren langs alle afwatergrachten. In totaal gaat het om 6425 kilometer waterwegen of afwatergrachten. Er zou zo ook een betere handhaafbaarheid zijn van het 5 meterverbod langs bevaarbare waterlopen, doordat er een andere teelt moet staan dan op de rest van het perceel. In Nederland is het van toepassing, en men heeft er goede resultaten. Vandaar ook het voorstel om dat op die manier te doen.
Collega Caron, ik wil toch een kleine nuance maken. We hebben inderdaad gebiedsgericht gewerkt. U zegt in uw analyse dat het niet werkt, en u hebt gelijk. Neem bijvoorbeeld de IJzer: een streek die u bijzonder goed kent. In andere gebieden moeten we dat nuanceren, want daar hebben we wel resultaat. Er is een groot verschil tussen gebieden en de resultaten die er geboekt worden. Ik heb hier de analyses, en ik kan ze gerust bezorgen aan het secretariaat.
Een van de verbeterpunten die vermeld worden als conclusie in het Mestrapport is de bemestingsstrategie die beter kan. We moeten daar echt eens kijken naar de bemestingsadviezen die worden gegeven, want daar loopt het vaak fout. Andere verbeterpunten zijn de mestopslag van bedrijven, de mestverwerking, de correctere mestsamenstelling en het correct kunstmestgebruik. Dat laatste wordt vaak onderschat: men krijgt bepaalde resultaten die men misschien niet had verwacht.
Er ligt dus nog heel wat werk op de plank. De sectoren beseffen zelf ook dat er betere resultaten moeten zijn. Er zijn al heel wat inspanningen gebeurd, maar de resultaten vallen tegen. We moeten ervoor zorgen dat dit verandert.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, bij elk nieuw MAP dat tot stand komt, delen wij een beetje de scepsis van de milieubewegingen die zeggen dat dat weinig zal oplossen of niet ver genoeg gaat. Toch keuren wij die nieuwe MAP’s altijd goed omdat we erop vertrouwen dat het misschien toch zal lukken omdat u ons dat ook altijd verzekert. Ook bij MAP 5 was dat zo, maar alweer lukt het niet. Ik hoor mevrouw Peeters zeggen dat de ambitie ook zeer hoog lag. Dat is mogelijk, maar het feit dat er eigenlijk geen verbetering is wat de oppervlaktewaterkwaliteit betreft, kan eigenlijk alleen maar aangeven dat de ambitie niet hoog genoeg was.
Wat de opmerking van de heer Dochy betreft – hij citeert natuurlijk, het is niet zijn opmerking – over de baas van de Vlaamse Landmaatschappij die zegt dat er nog heel wat mogelijkheden zijn om vooruitgang te boeken, vraag ik me af waar we mee bezig zijn. We kreunen al jaren dat het niet vooruitgaat, en iedereen zegt dat het laaghangend fruit weg is en dat we niet mogen overdrijven met de inspanningen die we vragen, maar opeens zou er nog een grote marge van mogelijkheden zijn om toch nog tot een kwaliteitsverbetering te komen. Ik begrijp dit niet meteen.
Minister, er zit niets anders op dan verder te werken. We kunnen niet blijven herhalen dat het zal lukken wanneer het keer op keer niet lukt en wanneer de deadline er inderdaad is. Het gaat niet over zoveel jaren, het is nu. De heer Tobback heeft daarnet ook al gezegd dat wanneer er straks problemen zijn met en eventueel zelfs boetes van Europa komen, niemand maar dan ook niemand daar iets aan heeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.