Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Om de integratie te bevorderen, krijgen anderstalige leerlingen extra begeleiding in de scholen. Daarvoor bestaat het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN). Het onthaalonderwijs heeft de intentie om leerlingen die nog niet lang in Vlaanderen wonen en die het Nederlands niet of onvoldoende machtig zijn op te vangen en hun zo snel mogelijk de onderwijstaal bij te brengen. Het onthaalonderwijs moet het voor deze leerlingen mogelijk maken om hun onderwijsloopbaan in het regulier onderwijs met succes voort te zetten. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) rapporteert maandelijks statistisch over de evolutie van het aantal anderstalige nieuwkomers in het onderwijs.
Met het oog op de evaluatie en de monitoring van OKAN is het belangrijk om op te volgen hoeveel leerlingen die OKAN volgden, doorstroomden naar het regulier onderwijs. Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat bijna 20 procent van de leerlingen in OKAN uit het Nederlandstalig onderwijs stroomt. Zowel in het schooljaar 2014-2015 als in het schooljaar 2015-2016 was het 20 procent.
Het onderzoek naar de impact van het onthaalonderwijs op de schoolloopbanen van anderstalige nieuwkomers en op de school- en leerlingenkenmerken die deze schoolloopbanen beïnvloeden, zal tevens interessant zijn in het kader van de evaluatie van OKAN en de drie bezorgdheden die bleken uit het doorlichtingsverslag van de inspectie, waaronder de vraag naar de efficiënte inzet van reguliere uren voor het onthaalonderwijs en de verdeling van de uren-leraar voor vervolgcoaching. Minister, in de plenaire vergadering van 20 april 2016 en in de commissie Onderwijs van 16 juni 2016 kondigde u aan dat het onderzoek in september 2016 opgeleverd zou worden.
Minister, bent u bereid om verder te onderzoeken waar de leerlingen die uitstromen uit het Nederlandstalig onderwijs terechtkomen?
Welke maatregelen wilt u verder nemen om de doorstroom naar het reguliere onderwijs te optimaliseren? 20 procent is toch niet weinig.
Welke maatregelen hebt u genomen en welke overweegt u nog te nemen om ervoor te zorgen dat de uren voor het onthaalonderwijs effectief worden benut en dat er een efficiënte verdeling van de vervolgcoaching tot stand komt? Ik weet dat er na de bevraging in de plenaire vergadering een persbericht kwam dat er meer vervolgcoaches werden aangeduid. Maar hoe is die verdeling dan geweest? Er waren toen immers vragen over de efficiënte verdeling.
Hebt u zicht op het verschil tussen de werking van OKAN-basisonderwijs en OKAN-secundair onderwijs en het effect daarvan op de kwaliteit van de integratie?
Hoe evalueert u het rendement van het onthaalonderwijs en de budgetten die daar tegenover staan?
Wanneer zal het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek (OPBWO) naar het onthaalonderwijs opgeleverd worden?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb bij mijn administratie voor de laatste vijf schooljaren het percentage OKAN-leerlingen opgevraagd dat het schooljaar na OKAN in het secundair onderwijs niet meer terug te vinden was in het Vlaams leerplichtonderwijs. Tussen 2011-2012 en 2013-2014 daalde het percentage niet-teruggevonden OKAN-leerlingen van zo’n 25 naar zo’n 20 procent. Sindsdien blijft dit percentage ongeveer stabiel. We zitten nu aan 19,9 procent. Het was in 2013-2014 20,3 procent, dat verschil kun je niet significant noemen.
De kans is groot dat gewezen OKAN-leerlingen die uitstromen uit het Nederlandstalig onderwijs terug naar het buitenland zijn vertrokken. Aangezien de OKAN-leerlingen over zeer diverse nationaliteiten beschikken, is de kans niet denkbeeldig dat zij naar verschillende andere landen zijn getrokken. Het is niet haalbaar om van al deze landen met betrekking tot de individuele leerlingen gegevens te verkrijgen over de manier waarop die hun onderwijsloopbaan voortzetten.
Hoe kunnen we de doorstroom naar het regulier onderwijs optimaliseren? Sinds 1 september 2016 zijn de middelen fors verhoogd voor de begeleiding, ondersteuning en opvolging – dat is dus de vervolgschoolcoaching – van leerlingen die doorstromen van het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers naar het vervolgonderwijs. Ook de berekeningswijze is gewijzigd: elke contactschool van een scholengemeenschap en elke school met OKAN buiten een scholengemeenschap ontvangt vanaf dit schooljaar 0,9 uren-leraar vervolgschoolcoaching per regelmatige leerling in OKAN. Deze uren-leraar worden berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen in OKAN op de laatste lesdag van februari van het voorgaande schooljaar. Daardoor zijn er in september 2016 176 extra vervolgschoolcoaches gestart. In 2017 voorzien we in 9,2 miljoen euro voor de vervolgschoolcoaches, net omdat deze Vlaamse Regering absoluut wil inzetten op de integratie van jongeren na het OKAN-jaar in een regulier schooltraject.
U weet dat vroeger de middelen voor de vervolgschoolcoaches werden toegekend aan de school waar de leerlingen het OKAN-jaar hadden gelopen. Dat had soms tot gevolg dat je OKAN-jaar liep in een school in gemeente A, en dan verhuisde je, en de school bleef de middelen krijgen voor de vervolgschoolcoaching, terwijl de leerling elders was. Dat is natuurlijk bijzonder vervelend voor de nieuwe school waar de leerling aankomt. Dat is nu op punt gezet, we hebben daar de best mogelijke maatregel genomen. Maar de budgetten zijn daardoor ook wel gestegen.
Met de verhoogde middelen komt er nu ook ruimte om in te zetten op expertise-opbouw en -overdracht in het vervolgonderwijs – ruimte die er voordien niet was. Na analyse van de resultaten zal ik nagaan in hoeverre we bijkomende maatregelen moeten nemen. Er is een onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek ‘Cartografie en analyse van het onthaalonderwijs voor minderjarige anderstalige nieuwkomers (OKANS)’. Ik kom hier straks nog op terug. Het is wel belangrijk om te weten dat de datacollectie van dit onderzoek plaatsvond voor en aan het begin van de periode van de grote toestroom van vluchtelingen. Met bijvoorbeeld de verhoging van het aantal vervolgschoolcoaches werd geen rekening gehouden. Niet alle maatregelen die we extra hebben genomen, zullen in dat onderzoek zitten. Mogelijk is met een aantal maatregelen al tegemoetgekomen aan knelpunten die in het onderzoek zouden zijn vastgesteld.
Wat overwegen wij nog? U hebt mij ongeveer een jaar geleden een gelijkaardige vraag gesteld. Dat was een actuele vraag op 20 april 2016 over de doorlichting van het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. In mijn antwoord heb ik er toen op gewezen dat ik de doorlichtingsresultaten met de scholen zou bespreken en dat we naar aanleiding van de resultaten van het OBPWO-onderzoek zouden bekijken of een inperking van de vrije aanwending noodzakelijk zou zijn.
Wat de efficiënte verdeling van de uren-leraar voor vervolgschoolcoaching betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op de vorige vraag.
In het basisonderwijs hebben de scholen een grote autonomie in de wijze waarop ze het onthaalonderwijs organiseren. De scholen kunnen hun leerlingengroepen immers zelf indelen. Zo kunnen de scholen ervoor kiezen om de anderstalige nieuwkomers op te nemen in een reeds bestaande klas of kunnen ze een aparte leerlingengroep met de anderstalige nieuwkomers maken of ze kunnen beide mogelijkheden combineren. De meeste basisscholen kiezen voor het semi-geïntegreerde model in een reguliere klas.
In het voltijds gewoon secundair onderwijs bestaat het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers enerzijds uit een onthaaljaar – dat georganiseerd wordt als een afzonderlijk structuuronderdeel – en waarvan het leerprogramma zeer sterk gericht is op het verwerven van het Nederlands en op integratie en inburgering. U weet dat VRT-journaliste Brigitte Vermeersch een maand les gegeven heeft in zo’n OKAN-klas. Het is zeer interessant om haar ervaringen te horen.
Met het oog hierop werden de ontwikkelingsdoelen ‘Nederlands voor nieuwkomers in de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers’ ontwikkeld. Anderzijds omvat het onthaalonderwijs ook ondersteuning, begeleiding en opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers en expertise-overdracht en -opbouw in het regulier secundair onderwijs met betrekking tot gewezen anderstalige nieuwkomers, dat is de vervolgschoolcoaching. Het zijn twee verschillende organisatiemodellen die elk aansluiten bij de structuur en de praktijk van het onderwijsniveau waarbij ze horen. Het organisatiemodel van het onthaalonderwijs is een van de aspecten die het voorwerp hebben gevormd van het OKANS-onderzoek. Het onderzoeksrapport heeft aanzienlijke vertraging opgelopen bij de datacollectie. Volgende week is er nog een finaal overleg met de onderzoekers. Daarna zal het onderzoek vrijgegeven worden en kan ik u de beleidsadviezen en de samenvatting die door het onderzoeksteam zijn opgesteld, bezorgen.
Ik heb mijn administratie gevraagd een uitvoerige reactie te geven op het onderzoek vanuit de praktijk die zij ervaren. Het is altijd goed om die twee zaken naast elkaar te leggen. Ik ben uiteraard ook bereid om te vragen aan het onderzoeksteam of zij de resultaten willen presenteren in de commissie Onderwijs. Het kan ook nuttig zijn dat onze OKAN-medewerkers daarbij zijn zodat we vanwege de administratie ook een reactie horen vanuit de schoolpraktijk.
Kortom, ik ben trots op ons OKAN-onderwijs en op de manier waarop scholen gereageerd hebben op de hele uitdaging inzake de vluchtelingenkinderen. Maar ik vind het zeker relevant dat als we kunnen bijsturen of verbeteren, we dat ook doen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
De reden waarom ik had gevraagd naar de uitstroom uit het regulier onderwijs en OKAN was omdat we met een te hoge ongekwalificeerde uitstroom zitten en er vaak wordt gezegd dat veel van die kinderen anderstalig zijn. Ik wou weten of er ook veel mensen uit het OKAN-onderwijs in die groep zitten. Blijkbaar valt dat moeilijk te definiëren. Mocht dat op één of andere manier gemeten kunnen worden zou dat wel interessant zijn.
In verband met de vervolgcoaches is het een goede zaak dat ook de verdeling daarvan of de wijze waarop ze worden ingezet, herzien is. Dat is inderdaad een zeer goed antwoord op de bezorgdheden die er waren in het veld.
Wat betreft de kwaliteit van de integratie, werken het basisonderwijs en het secundair onderwijs inderdaad op een andere manier. Ik wou weten of het ene meer succesvol was dan het andere. U zei dat het aangepast was aan de leeftijdsgroep: voor de jongere kinderen is het semi-geïntegreerd. Ze nemen alles nog op een spontanere manier op, en dat hoort bij de wijze waarop we de taalkennis ontwikkelen. Voor de anderen gebeurt dat meer apart. Welke vorm is de meest succesvolle, of heeft het enkel met de leeftijd te maken?
We hebben ook een uitbreiding naar de kleuters, die gericht is op alle anderstalige kleuters. Op welke manier wordt dit gemonitord?
Ik vraag dit naar aanleiding van een gesprek dat ik onlangs had met een kleuterjuf in Merksem die heel veel anderstalige kinderen in haar klas had, en die uit de lucht viel toen ik vertelde dat voor elke anderstalige nieuwe kleuter in extra middelen wordt voorzien. Ik heb uiteraard gezegd dat ze daarvoor contact moest opnemen met haar directeur. Ik stelde me dan wel de vraag hoe dit wordt gemonitord. De middelen waren heel duidelijk voor taal bedoeld, ik denk dus dat daar niet veel anders mee kan gebeuren. Ik stelde me toch de vraag hoe we monitoren en evalueren dat het op een juiste manier terechtkomt.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik zal zien wat ik op uw bijkomende vragen nog aan informatie kan geven. Wat werkt het best en wat niet? In het secundair onderwijs zou je kunnen overwegen om het te doen in dezelfde klasgroep. Dat kan misschien nog net in het eerste middelbaar, maar daarna kom je met zo’n uitwaaiering van studierichtingen dat dat onmogelijk is. We zien ook dat de niveaus van de kinderen zeer verscheiden zijn. In het lager onderwijs kun je dat nog enigszins opvangen. Maar als je in het secundair onderwijs een vijftienjarige hebt die niet heeft leren lezen of schrijven, of je hebt vijftienjarigen die een opleiding hebben gekregen in hun thuisland die even kwaliteitsvol is als de opleiding bij ons en die enkel nog de taal moeten aanleren, dan is dat een enorm verschil. Dat is geen waardeoordeel over capaciteiten van leerlingen, maar dat is gewoon een feitelijke vaststelling. Het is al een heel werk om te weten wat het niveau is van de leerlingen en hoe men ermee omgaat. De vervolgschoolcoaching is net bedoeld om die leerlingen goed te oriënteren doorheen hun verdere secundaireschoolcarrière.
Ik zal zien of we nog wat extra cijfers kunnen vinden, maar ik vrees dat dit vrij moeilijk zal zijn. Ik houd ook wel van de autonomie die scholen hebben om, afhankelijk van de schoolpopulatie, te kiezen voor het ene of het andere systeem, zeker in het lager onderwijs.
Wat betreft de vraag over het monitoren van de kleuters, hebben we gezegd dat een school voor elk anderstalig kleutertje 950 euro extra krijgt. De scholen moeten dat aanwenden voor taalinitiatie, en ze moeten daarover rapporteren. Er is wel soepelheid toegestaan in de manier waarop dat gebeurt om, in het kader van de operatie Tarra, geen overlast te creëren voor die 950 euro. Dat kan voor didactisch materiaal zijn, of voor allerhande zaken, maar de inspectie bekijkt dat sowieso.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik heb min of meer het engagement gehoord om te wachten op die studie en die hier uitvoerig te bespreken. Ik heb ook het wedervaren van de VRT-journaliste wat gevolgd. Ze had een Facebookpagina. Je kon er geregeld filmpjes bekijken en ze deelde er ervaringen. Je kunt heel goed zien dat heel wat leerkrachten met heel veel engagement, motivatie en betrokkenheid zeer veel inspanningen leveren. Ook de overheid heeft inderdaad extra geïnvesteerd met de vervolgcoaches en dergelijke. Langs de andere kant zien we dat wat de doorstroom van leerlingen uit het OKAN-onderwijs en het vervolg van hun schoolcarrière betreft, die groep oververtegenwoordigd is in alle statistieken als het gaat over schooluitval, terechtkomen in de B-stroom enzovoort.
Ik was benieuwd wanneer het onderzoek zou worden opgeleverd. U zegt dat dat in de nabije toekomst zal zijn. We zitten er inderdaad al een tijdje op te wachten. Dan denk ik dat het de moeite loont om in detail te bekijken of er eventueel zaken nog beter kunnen om de efficiëntie nog te verhogen en te zien hoe het komt dat die twee zaken niet lijken te matchen: de ongelooflijke inspanningen en de schoolcarrières. Naar mij wordt verteld door het veld, haperen die schoolcarrières nog enorm en zijn er nog heel wat moeilijkheden op het terrein. Laat ons het engagement aangaan om de studie zeker te bespreken en eventueel nog wat stemmen te horen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.