Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, VDIP-teams, voor Vroege Detectie en Interventie bij Psychiatrische stoornissen, richten zich op relatief jonge mensen van 14 tot 35 jaar die een eerste psychose doormaakten of van wie de omgeving vermoedt dat ze een hoog risico lopen op het ontwikkelen van een psychose. Vaak zijn het mensen die hulp mijden, en daardoor een verhoogd risico op suïcide hebben, maar ook andere gezondheidsgevolgen hebben. Huisartsen, collega’s, familie, leerkrachten, CLB-medewerkers enzovoort kunnen bij de VDIP-teams hun vermoeden melden en de teams zorgen voor een vroegtijdige interventie en maken opsporing mogelijk. Op die manier kan er worden gezorgd voor een zo snel en toegankelijk mogelijke opvang in de omgeving en kan er indien nodig een behandeling worden opgestart.
De jaarlijkse financiering van deze teams is ingekanteld in de enveloppenfinanciering van de cgg’s, de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Er zijn momenteel meerdere VDIP-teams in Vlaanderen en Brussel, maar nog niet overal. Het Actieplan Geestelijke Gezondheid zet in op vroegdetectie en interventie, in het bijzonder bij kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Dat is absoluut noodzakelijk en een goede zaak. Aangezien 75 procent van de psychische problemen voor het 25e levensjaar start, is het ongelooflijk belangrijk deze doelgroep bij vroegdetectie te betrekken.
Toen ik in de kranten las dat u 600.000 euro vrijmaakt om de werking van deze teams te versterken en uit te breiden, vond ik dat goed nieuws. Vandaag is het een dag van complimentjes, en ik hoop dat ik er ook eentje kan geven. Ik ben in de begrotingsbesprekingen op zoek gegaan naar de post waarop de 600.000 euro staat ingeschreven, maar ik vond die op het eerste gezicht niet terug. Voor mij geen probleem, indien u het budget vindt en met de begrotingscontrole in gang zet. Of misschien heb ik erover gekeken, maar het is wel belangrijk dat die 600.000 euro extra middelen zijn en niet gewoon een verschuiving binnen de cgg’s waardoor die dan op andere domeinen minder slagkracht hebben. Deze centra zijn sinds 2011 ook al niet meer versterkt en zitten al ver over hun limieten.
Mijn eerste vraag is dan ook: gaat het om een nieuw budget of een verschuiving van middelen?
Mijn tweede vraag gaat over de verhouding tussen de cgg’s en de teams en overlegplatformen. Momenteel zijn de cgg’s de kernspelers. Blijft dat zo, blijven zij de koepel of ziet u een andere structuur?
Een derde vraag gaat over het Actieplan Geestelijke Gezondheid. Onlangs gaf u aan dat de regering een eerste lezing van het actieplan achter de rug heeft en dat u nu wacht op advies, zodat de regering een definitieve of aangepast versie kan goedkeuren. Tegelijk merken we dat het actieplan in uitvoering is. Waar zit het actieplan dus? Hebt u alle adviezen ontvangen en zal de regering binnenkort het actieplan formeel starten? Of zal het nog een tijdje duren en zet u intussen al wel de uitvoering ervan in gang?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Vooraleer ik dieper inga op de vraag, wil ik graag even het kader schetsen.
Op 30 maart 2015 hebben we de ‘Gids naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’ mee ondertekend. Deze gids is uitgewerkt op basis van alle relevante adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, de Hoge Gezondheidsraad, binnenlandse en buitenlandse goede praktijken en in overleg met alle overheden, sectoren, beroepsgroepen, de Wereldgezondheidsorganisatie enzovoort. In de gids is een Nationaal Plan voor een nieuw geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren 2015-2020 opgenomen. Met actie 22 daarvan gaan we voor het “ondersteunen van intersectoraal samenwerken in de gezondheids- en welzijnszorg bij de ontwikkeling en organisatie van gerichte vroeginterventie naar kinderen en jongeren met psychische problemen”.
De uitwerking van deze actie behoort tot de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten. In de interkabinettenwerkgroep (IKW) ‘taskforce ggz’ werken we momenteel een gemeenschappelijke visie en het algemeen kader uit waarbinnen actie 22 door de bevoegde overheden kan worden gerealiseerd. Met die inspirerende leidraad hoopt de IKW, voor ons dus de ‘taskforce ggz’, een afgestemde en zo uniform mogelijke geestelijke gezondheidszorg voor alle kinderen en jongeren in België te realiseren, waarbij weliswaar steeds met regionale specificiteiten rekening wordt gehouden. De bevoegde overheden moeten dan de inhoud van de tekst concretiseren in templates, werkteksten enzovoort.
De cgg’s met een VDIP-team krijgen daarvoor momenteel in het totaal een jaarlijks budget van 800.000 euro. Dat budget werd vroeger projectmatig toegekend in het kader van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie, maar is sinds 2016 onderdeel van de reguliere financiering van de cgg’s.
Daarnaast is het mogelijk dat regionale partners in samenwerking met een cgg ook een bijdrage leveren. We willen 600.000 euro extra inzetten om over heel Vlaanderen een programma vroegdetectie en -interventie uit te rollen, dat weliswaar ruimere taken zal omvatten dan het oorspronkelijke VDIP-project. Het gaat wel degelijk om een extra investering, niet om een verschuiving in de financiering van de cgg’s.
De bestaande VDIP-teams zijn in de cgg verankerd. We zullen de goede praktijken die vandaag bestaan, valideren en erop voortbouwen. De VDIP-teams hebben de voorbije jaren een stevige methodiek en netwerk met partners uitgebouwd en zijn een belangrijk vertrekpunt voor een programma rond vroegdetectie en -interventie.
Maar onze intentie bij het uitwerken van het programma gaat ruimer dan de huidige werking van de VDIP-teams. Er bestaan in Vlaanderen momenteel bijvoorbeeld ook projecten rond vroeginterventie bij verslavingsproblematieken. We willen alle huidige projecten rond vroegdetectie en -interventie op elkaar afstemmen en de bestaande expertise en ervaringen meenemen in de realisatie van het programma.
Daarenboven wordt de leeftijdsrange voor dit programma duidelijk afgebakend. Ongeveer 50 procent van de psychische stoornissen bij volwassenen ontstaat immers voor de leeftijd van 14 jaar en 75 procent van de psychische problemen ontstaat voor het 25ste levensjaar. Het programma vroegdetectie en -interventie zal zich dan ook richten naar kinderen, jongeren en jongvolwassenen met de eerste voorboden van een mogelijke psychische of psychiatrische problematiek. Er gaat bijzondere aandacht naar psychose, suïcide, eetstoornissen en verslaving en dat wordt in het programma vertaald naar specifieke acties en interventies.
We vinden het daarnaast belangrijk om rekening te houden met de regionale eigenheid. Naar analogie met de andere programma’s in de implementatie van het nieuw geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren zullen we een template ontwikkelen waarin we verduidelijken welke doelstelling we voor ogen hebben en binnen welk kader, zowel qua beleidsvisie als budgettair, die in elk netwerk moet worden uitgewerkt. Het is de bedoeling dat in elk netwerk samen met alle relevante partners wordt besproken hoe een programma vroegdetectie en -interventie concreet invulling krijgt in die specifieke regio. Er zal regionaal geanticipeerd moeten worden op vragen zoals: wie is er nu al actief rond vroegdetectie en -interventie en welke samenwerkingsverbanden bestaat er al op dit vlak? Welke partners missen we nog en willen we ook in de toekomst betrekken? Welke goede praktijken zijn er in onze regio voorhanden en willen we versterken? Welke accenten moeten we leggen of verder uitwerken om aan het kader van de overheid te voldoen? Hoe zal het bijkomende budget worden ingezet? Enzovoort.
Het is belangrijk om te benadrukken dat we deze template momenteel nog aan het uitwerken zijn. De intentie daartoe staat wel duidelijk in het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid en zal in 2017 worden uitgevoerd. We zullen de huidige budgettaire ruimte maximaal benutten.
Daarenboven willen we maximaal aansluiting vinden bij het preventieve gezondheidsbeleid. Vroegdetectie en een aantal modules van vroeginterventie worden vaak opgenomen buiten de sector van de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Ook dat beleid willen we versterken en beter uitbouwen. Daarbij denken we bijvoorbeeld ook aan de intergemeentelijke preventiewerkers die soms in cofinanciering worden tewerkgesteld. Het spreekt voor zich dat de cgg’s vanuit hun opdracht als gespecialiseerde, ambulante geestelijke gezondheidszorgpartner een belangrijke partner zijn. We vinden het evenwel ook essentieel dat het programma wordt uitgerold binnen bestaande regionale netwerken geestelijke gezondheid kinderen en jongeren. Een intersectorale, globale en geïntegreerde visie is het uitgangspunt. Heel wat partners kunnen en moeten immers een steentje bijdragen tot de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren.
Ik begrijp niet goed waar de verwarring met de Overlegplatforms Geestelijke Gezondheid uit voortkomt. Met de Overlegplatforms hebben we afgesproken dat ze in de periode 2017-2018 volgende opdrachten zullen opnemen. Het uitbouwen van een externe ombudsfunctie, zoals vermeld in de wet op de patiëntenrechten voor de voorzieningen aangesloten bij het Overlegplatform. Het coördineren van de samenwerking, onder andere met betrekking tot participatie en ervaringsdeskundigheid, gezondheidspromotie en ziektepreventie, transitieleeftijd. Zich aanpassen aan het nieuw landschap geestelijke gezondheid. De Vlaamse Gemeenschap streeft hierbij naar coherentie en analogie tussen de verschillende netwerkcoördinatoren en de rol van de Overlegplatforms. Er is een document in opmaak om deze afstemming voor de bestaande netwerkcoördinatie geestelijke gezondheid kinderen en jongeren, volwassenen en internering te verduidelijken. Dat zijn allemaal aparte netwerken die we dringend met elkaar in overeenstemming moeten brengen.
Dit document is reeds ter goedkeuring voorgelegd aan de IKW ‘taskforce ggz’ en is bezorgd aan de overlegplatforms, de netwerkcoördinatoren en de koepelorganisaties. We streven naar een zo efficiënt en effectief mogelijke ondersteuning van samenwerkingsinitiatieven op het terrein en dus ook naar een optimale afstemming tussen bestaande coördinatiefuncties. Het is de bedoeling dat de netwerkcoördinatie kinderen en jongeren een ondersteunende en coördinerende rol speelt in het tot stand komen van een gedragen en intersectorale invulling van het programma vroegdetectie en -interventie binnen elke netwerk.
Het actieplan omvat heel wat acties, sommige met het oog op uitvoering op korte termijn, andere zijn eerder gericht op nieuw beleid op iets langere termijn. Vele zaken bouwen voort op lopende beleidslijnen, bijvoorbeeld de situering in het programma vroegdetectie en -interventie binnen de gids naar een nieuw geestelijke gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren. Nu het actieplan gelanceerd is, is een van de volgende taken een overzicht te maken van welke acties we op korte termijn gaan realiseren en via welke indicatoren we de implementatie van het actieplan zullen opvolgen. Dit is momenteel bezig. De timing van de verschillende acties staat nog niet vast, maar het kader is wel de huidige legislatuur 2017-2019 en we houden rekening met de gekende begroting 2017.
We zetten dus al voorbereidende stappen in het uitvoeren van sommige punten uit het actieplan. Het is immers nodig om via een zorgvuldig proces alle partners te betrekken en het actieplan met gedragenheid in het werkveld tot uitvoering te brengen. De timing zal besproken worden op het structureel overleg geestelijke gezondheid, waarop alle kernpartners aanwezig zullen zijn. De elementen die aansluiten bij de nieuwe gezondheidsdoelstelling ‘gezonder leven’ zullen hun eigen traject lopen, maar aansluiten op wat er verder in het actieplan Geestelijke Gezondheid zal worden gerealiseerd. Deze voorbereidende stappen beletten niet dat we het advies van de SAR afwachten om tot effectieve uitvoering van het actieplan over te gaan. Dit advies kan ook nog leiden tot bijsturingen aan het actieplan. We verwachten het advies in de volgende maand. De SAR is druk bezig met het finaliseren ervan.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kijk uit naar het definitieve plan, zodat we er hier in het parlement aan de slag mee kunnen. Ik begrijp wel dat er daaruit verschillende vragen komen naar de verschillende taken en verhoudingen. Het is goed dat er nu een verduidelijkende nota is, maar er wordt heel veel over samenwerking, coördinatie en coördinatie van de samenwerking gesproken in het actieplan. Dat roept vragen op. Toen ik het actieplan las, vroeg ik me ook af hoe de structuur eruitziet, hoe alles in elkaar past en wie waar de regie over heeft. Ik begrijp dat die vragen leven. Dat hoeft geen kritiek te zijn, maar het is wel belangrijk dat die zaken duidelijk zijn en dat alle spelers hun rol kennen en zich erkennen in de rol die hun wordt toebedeeld.
Het is een goede zaak dat de 600.000 extra erbovenop komt. Ik denk niet dat we daarmee alle noden van vroegdetectie en vroege behandeling hebben aangepakt, maar het is een belangrijke stap en een belangrijk signaal dat er prioriteit aan wordt gegeven. Ik kijk ernaar uit dat dit op korte termijn in uitrol gaat.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In de vraagstelling wordt verwezen naar huisartsen, collega’s, familie en CLB-medewerkers die melding aan die teams kunnen maken bij een vermoeden. In de praktijk merk ik zelf dat zeer veel van die doorverwijzers niet goed zijn geïnformeerd over het bestaan van die teams. Hoe worden die mensen geïnformeerd over het bestaan van die teams? Hoe kunnen ze die best contacteren? Ik stel immers vast dat die boodschap niet goed is doorgedrongen bij artsen. We trekken daar middelen voor uit en het is dan ook belangrijk om die toehoorders goed te informeren.
De heer Bertels heeft het woord.
Bij de uitrol van het actieplan kunnen we erachter staan dat er verduidelijking van de verschillende rollen nodig en nuttig is. Preventie en vroegdetectie van psychische problemen bij kinderen en jongvolwassenen is een kernpunt van het actieplan ggz. Daar moeten we op inzetten. De VDIP-teams zijn daar een belangrijke speler in.
Het is goed dat er 600.000 euro extra aan wordt toegekend. De bedoeling is om het breder uit te smeren over heel Vlaanderen. Is die 600.000 euro berekend op de behoefte om de VDIP-teams en de bredere werking uit te rollen over heel Vlaanderen? Of is dit een budgettair bedrag waarbij niet zeker is dat de uitrol over heel Vlaanderen kan gebeuren?
Vanuit mijn eigen ervaring sluit ik me graag aan bij wat mevrouw Saeys zei. De outreachende teams van de 107-projecten, die nu min of meer ingeburgerd geraken, zullen natuurlijk maar tussenkomen als de detectie al is gebeurd. Ik vraag net als mevrouw Saeys om de eerstelijnsgezondheidswerkers, de mensen die heel dicht bij de gezinnen staan, extra te sensibiliseren want een keer dat de problematiek ernstig ophanden is, zitten we met een heel chronische problematiek die gezinnen voor soms tientallen jaren opzadelt met heel belangrijke zorgen. Soms blijft dat levenslang een groot probleem voor de ouders, de persoon zelf uiteraard en zijn beperkte omgeving. Ik hou een pleidooi om daar meer op in te zetten. Hiermee sluiten we ook weer aan op de discussie in de plenaire vergadering van vorige week over eerstelijnspsychologische ondersteuning. In tweede orde komt dan natuurlijk de professionele hulp van psychiatrische verpleegkundigen, van mensen die heel erg vertrouwd zijn met de problematiek. Het is een heel zware problematiek.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is uitdrukkelijk de bedoeling om met die middelen voor vroegdetectie ook in te zetten op het versterken van de actoren in de eerste lijn. Huisartsen vertrouwdheid geven met en het voorzien in facilitering en toegang tot wat meer gespecialiseerde vormen van hulp, zal daar zeker in zitten. Sensibilisering zit mee in de redenering dat als die middelen worden ingezet, ze ook moeten dienen om de eerste lijn wat beter te ondersteunen en te interveniëren met een beetje expertise die vanuit dit soort initiatieven kan worden versterkt. U hebt hopelijk kunnen merken in het uitvoerige document van de eerstelijnsconferentie dat de vraag leeft om de geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn beter te structureren.
Mijnheer Bertels, het is een budgettair bedrag dat moet bijdragen tot een betere verspreiding over Vlaanderen van deze mogelijkheden.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil daar wel ondertiteling bij geven: “Helaas, mijnheer Bertels, het is niet genoeg voor heel Vlaanderen.” Maar toch, ik wil hier niet de zuurpruim uithangen. Het is positief dat die middelen er zijn, maar we beseffen allemaal dat dit onvoldoende is om alle noden te lenigen. Het is een stapje in de goede richting, dus laat ons dat positief onthalen.
Ik hoop dat zowel u als uw collega’s binnen de meerderheid bij de opmaak van de begroting de urgentie van de extra ondersteuning van geestelijke gezondheidszorg inzien zodat we bij de volgende begrotingscontrole ook budget hebben om uitvoering te geven aan het actieplan ggz zodat we geen actuele vragen moeten krijgen over wat u gaat doen waarop u dan zult antwoorden dat u moet werken binnen het budget dat u is toegekend. We beseffen met z’n allen dat het budget voor geestelijke gezondheidszorg momenteel te laag is. Als we dat verhogen, zal dat zeer relevant en zinvol worden ingezet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.