Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Regering keurde op 30 november 2016 het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) goed. Dit BRV is de strategische langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en de opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het witboek moet binnenkort resulteren in het eigenlijke Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Momenteel worden de adviezen ingewonnen. Op termijn is het de bedoeling dat ook alle lokale besturen een Beleidsplan Ruimte gaan maken om de ruimtelijke visie op hun lokaal niveau uit te werken.
Sommige steden zijn proactief te werk gegaan. In plaats van te werken aan de vervanging van hun ruimtelijk structuurplan, zijn ze reeds gestart met het opmaken van een ruimtelijk beleidsplan, een plan dat ze kunnen hanteren als basisvisie voor het ruimtelijk beleid dat ze willen voeren in de komende jaren. Hiermee lopen zij als early adopters vooruit op de verandering in het ruimtelijk beleid en de wetgeving die hiervoor op komst is.
Minister, aangezien op dit moment enkel het voorontwerp van decreet is goedgekeurd en de eventuele uitvoeringsbesluiten nog niet zijn bepaald – we zitten nog in de fase van het witboek – , wil ik u enkele vragen stellen. Welke voorwaarden worden opgelegd aan de gemeenten om hun ruimtelijk beleidsplan officieel te laten goedkeuren als ruimtelijk beleidsplan, voor zover die gemeenten vlugger of te vlug klaar zouden zijn? Zijn er naast de inhoudelijke en procedurele elementen, zoals opgenomen in het voorontwerp van decreet, nog bijkomende aanbevelingen voor de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Landuyt, bedankt voor uw enthousiasme over de nieuwe visie over ruimte die in het witboek is goedgekeurd. Heel wat provincies en gemeenten staan te trappelen om dat in de praktijk waar te maken. Ik juich dat uiteraard alleen maar toe, en zal dat zeker niet in de weg staan.
Ik weet dat Brugge in dat geval is – het siert u bijzonder dat die ambitie daar leeft –, maar bijvoorbeeld ook de stad Geel heeft die ambitie. Er zijn ook twee van de vijf provincies die graag voor of na het zomerreces van 2017 een voorlopige vaststelling van een beleidsplan ruimte zouden beslissen.
Dat is alleen maar toe te juichen en het sluit perfect aan bij de visie van de Vlaamse overheid. Ik heb dan ook met mijn diensten afgesproken om prioritair werk te maken van het uitvoeringsbesluit over de vaststellingsprocedure van ruimtelijke beleidsplannen, zodat de inwerkingtreding van de decretale grondslag er tijdig is en er ook duidelijkheid is over de concrete procedure.
U vraagt welke voorwaarden er zullen zijn voor gemeenten om het nieuw ruimtelijk beleidsplan te laten goedkeuren. Het voorontwerp van decreet bevat geen goedkeuringstoezicht op de vaststelling van gemeentelijke plannen. Er bestaat wel een mogelijkheid voor provincie en gewest om een soort voorbehoud te formuleren ter gelegenheid van de definitieve vaststelling. Ik verwijs naar het voorontwerp van decreet en de bijbehorende memorie die online te vinden zijn op de website www.ruimtelijkeordening.be.
We zullen de gelegenheid hebben om dit hier te bespreken wanneer het in het parlement aan bod komt. Dat is voor heel binnenkort als de Vlaamse Regering dit definitief zal hebben goedgekeurd.
Wat de vereiste inhoud betreft, verwijs ik naar de voorgestelde decretale bepalingen. Een beleidsplan ruimte bestaat uit een visie en beleidskaders. Wat die inhouden, is omschreven in het decreet en uitgelegd in de memorie van toelichting. Gemeenten en provincies die nu werken aan voorontwerpen van beleidsplannen, kunnen zich daarop oriënteren, ook al is het nog niet definitief goedgekeurd door de regering en het parlement. De procedure is daarin vervat.
In afwachting van de inwerkingtreding – uiteraard onder voorbehoud van eventuele wijzigingen die hier of door de regering worden aangebracht – en in afwachting van het uitvoeringsbesluit, is het toch al vrij duidelijk waaraan een gemeente zich best houdt. De gemeenteraad moet een princiepsbeslissing nemen tot opmaak. Het publiek moet op meerdere momenten worden geconsulteerd. Dat betekent dat een gemeente niet kan volstaan met louter het klassieke openbaar onderzoek te organiseren. De logica is dat voorafgaand aan de voorlopige vaststelling de bevolking ook al is geïnformeerd en bevraagd over basisprincipes enzovoort.
Hetzelfde principe geldt voor de raadpleging van de Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO). Er wordt aanbevolen om het op voorhand te doen. Wat het overleg betreft tussen de bestuursniveaus is de logica dat men de provinciale en gewestelijke bevoegde administraties uitnodigt voor een vooroverleg. Tegen het moment dat een voorlopige vaststelling zich aandient, moet de decretale grondslag in principe voorhanden zijn. Dit is een stap die men inderdaad niet kan zetten zonder een rechtsgrond. Laat dat duidelijk zijn. Je kunt wel al met de voorbereidingen starten.
Wat de fase betreft die voorafgaat aan de voorlopige vaststelling, zal het uitvoeringsbesluit allicht niet zeer veel toevoegen aan de decretale bepalingen. Maar dat is nog wat voorbarig.
U vroeg me of ik naast de inhoudelijke en procedurele elementen nog andere aanbevelingen heb. Het lijkt me interessant om de memorie te lezen voor wat de milieueffectbeoordeling van ruimtelijke beleidsplannen betreft. In de memorie wordt uitgelegd dat een zogenaamde strategische MER in een aantal gevallen verplicht is, maar hoe dan ook aan te raden. Een strategische MER levert nuttige informatie aan die kan worden gebruikt in de RUP’s. De gedetailleerde uitleg staat in de memorie van toelichting die principieel door de Vlaamse Regering is goedgekeurd maar onder voorbehoud van wat ik net heb gezegd.
Ik ben graag bereid verder te begeleiden en te bekijken hoever we kunnen gaan.
De heer Landuyt heeft het woord.
Minister, ik dank u uw antwoord. Ik heb deze vraag niet gesteld met het oog op Brugge. Dan was ze onontvankelijk verklaard.
Als ik het goed heb begrepen, zullen wij als decreetgever erover moeten waken dat de overgangsmaatregelen dermate worden geformuleerd dat die gemeenten die al in het nieuwe proces zitten en een beetje in snelheid zijn gepakt, kunnen worden opgenomen, voor zover zij de maatregelen hebben nageleefd. Het grootste probleem blijft de zware procedure van het opstellen van een MER. Ik denk dat daar op het terrein nog wat onduidelijkheid over bestaat, daar wordt enkel in de memorie van toelichting naar verwezen. Ik pleit voor meer duidelijkheid op het terrein.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijnheer Landuyt, ik dank u voor uw pertinente vragen. Ik heb zelf ook een pertinente vraag in dit verhaal. Los van het feit dat de gemeenten die plannen kunnen opmaken, zal het BRV kunnen voorzien in schrappingen van stukken uit ruimtelijke structuurplannen. Die ruimtelijke structuurplannen zijn nu net de basis van bestaande ruimtelijke uitvoeringsplannen. Hoe zal dat procedureel verlopen? Zal de gemeenteraad worden geraadpleegd? Het lijkt me toch minstens noodzakelijk dat de gemeenteraad advies kan geven, eventueel zelfs bindend, over de schrapping van stukken uit ruimtelijke structuurplannen die de basis vormen van RUP’s.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, wat gebeurt er in het kader van het BRV met de afbakening van groot- en kleinstedelijke gebieden? Zullen die op termijn ook worden gewijzigd? Wat als er tegenspraak is tussen het BRV, de gemeentelijke beleidsplannen en de afbakening van groot- en kleinstedelijk gebied?
Minister Schauvliege heeft het woord.
We zullen hier nog uitgebreid op terugkomen bij de bespreking van de decretale aanpassingen. Het is niet zo dat het BRV rechtstreeks een aantal bepalingen zal schrappen in ruimtelijke planningen. De bestaande RUP’s kunnen in principe behouden blijven tot ze worden gewijzigd op basis van de nieuwe procedure. Natuurlijk moeten we voorzien in goede overgangsmaatregelen. Dat is ook opgenomen in de voorliggende bepalingen. We praten hier eigenlijk over iets dat nog moet worden besproken in het parlement. Ik stel voor dat we de discussie op dat moment voeren. De boodschap is echter duidelijk: men kan perfect nu al starten om op basis van die nieuwe planning te werken. Maar voor men definitieve juridische stappen zet, moet er een definitief kader zijn.
De heer Landuyt heeft het woord.
Op het terrein is het belangrijk te weten dat, voor zover men zich heeft gehouden aan de spelregels zoals die in de te verwachten tekst staan, niet het volledige proces moet worden overgedaan om te bewijzen dat alle regels zijn nageleefd. Ik kan me voorstellen dat er gemeenten zijn die al perfect het nieuwe circuit hebben doorlopen. Ik begrijp dat er naast de ultieme juridische bevestiging in de gemeenteraad ook een rechtsgrond moet zijn. Die rechtsgrond kan echter worden gemaakt door een bijzondere formulering in de overgangsmaatregel. Het zou spijtig zijn voor de vele ambtenaren op het werkveld dat zij dit zomaar moeten herbeginnen. Dat krijgt men niet verkocht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.