Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag van 28 september 2016 over het littlecherryvirus stelde u dat het virus een plantenziekte is en dat het beleid inzake de bestrijding van planten- en dierenziekten een bevoegdheid van de federale overheid is. Een collega van het federale parlement, Ine Somers, heeft daar dan ook een aantal vragen over gesteld aan minister Borsus, en hij antwoordde dat het littlecherryvirus niet geldt als een quarantaineorganisme en dat er bijgevolg geen bestrijdingsmaatregelen worden genomen door de federale overheid. Hij verwees in zijn antwoord wel naar de respectieve gewesten om desgevallend maatregelen te nemen. Inmiddels wordt er wel al overal van uitgegaan dat het littlecherryvirus niet meer uit te roeien is in België.
Kunt u in het kader van het Integrated Pest Management (IPM) toch beheersmaatregelen nemen om het littlecherryvirus onder controle te houden? Zo ja, welke maatregelen hebt u intussen genomen of welke zult u eventueel nemen? Hebt u in dit kader al overleg gehad met de betrokken sectoren, de fruit- en sierteelt, om het littlecherryvirus te bestrijden?
Uit antwoorden op mijn vorige vragen bleek dat het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) de voorgaande jaren in opdracht van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu stalen onderzocht heeft op het littlecherryvirus. Is dat ook voor 2016 gebeurd? Zo ja, hoeveel en welk aandeel van de stalen was positief?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Peeters, het littlecherryvirus wordt in het Nederlands ook wel het kleinvruchtigheidsvirus genoemd. Dat ligt niet zo gemakkelijk in de mond, maar het klinkt wel iets Vlaamser. Dat virus infecteert bomen en sierplanten. Besmette kerselaars geven in sommige jaren kersen die tot twee keer kleiner zijn dan tijdens normale jaren, die niet donker kleuren en vrij smaakloos zijn. Voor onze kersentelers kan dat dus een heel ernstig commercieel verlies veroorzaken.
Zoals u weet, is het beleid op het vlak van de bestrijding van dieren- en plantenziekten een federale bevoegdheid, van collega Willy Borsus. Specifiek wat het littlecherryvirus betreft, oordeelt hij dat het geen zin heeft om het virus op de lijst van quarantaineorganismen te plaatsen, omdat het al ruim verspreid is op Belgisch grondgebied. Aangezien er vandaag dus geen federaal bestrijdingsbeleid bestaat, is de beste manier om het virus onder controle te houden, het oordeelkundig aankopen en planten van nieuw virusvrij materiaal, niet enkel door onze professionele fruitkwekers, maar ook door particulieren en groendiensten. Ik heb het dan uiteraard over de aankoop van nieuwe kersenbomen, maar evengoed over sierplanten, die ook drager kunnen zijn. Dat zal de problemen niet alleen oplossen, want gezond en nieuw plantmateriaal kan later uiteraard ook besmet worden.
U vraagt of ik beheersmaatregelen zal uitvaardigen in het kader van de geïntegreerde gewasbescherming. Dat is niet aan de orde, omdat het littlecherryvirus een virusziekte is waartegen geen gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden ingezet. Zodra een boom of plant besmet is, kun je de ziekte niet meer bestrijden. IPM verplicht onze professionele telers wel om gecertificeerd virusvrij materiaal aan te planten. En als er geen gecertificeerd plantmateriaal beschikbaar is, mag ook niet-gecertificeerd materiaal worden aangekocht, op voorwaarde dat er een controle op gebeurt.
In dat kader wordt de kersentelers aanbevolen om aangetaste planten en bomen zo snel mogelijk te verwijderen om verdere aantasting tegen te gaan. Het heeft geen zin om gezonde bomen aan te planten als hun wortels in contact zullen komen met besmette bomen.
In tegenstelling tot professionele fruittelers zijn particulieren en lokale besturen niet gebonden door dit principe, maar als men het Haspengouwse patrimonium aan kersenboomgaarden in stand wil houden, dan heeft iedereen er belang bij om mee te werken aan het onder controle houden van de verspreiding.
Mijn diensten hebben regelmatig overleg met de sector over de problematiek, onder meer via het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en het praktijkcentrum fruit. Daarbij worden kennisgebaseerde praktijkmaatregelen besproken.
U vroeg ook of het ILVO in 2016 de vraag heeft gekregen van de federale overheid om stalen te onderzoeken op de aanwezigheid van het virus. Het antwoord is neen. Het ILVO heeft vorig jaar in het kader van een eigen onderzoeksproject wel een tweehonderdtal stalen onderzocht waaruit bleek dat 26 procent besmet was. Maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat een kwart van onze kersenbomen besmet zou zijn, want het betroffen gerichte stalen waarbij er vaak al een vermoeden van besmetting bestond op basis van waargenomen symptomen.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat er momenteel niet echt beheersmaatregelen zijn, maar wel het advies om zo snel mogelijk de besmette bomen en/of hun wortels te verwijderen. We moeten dit in elk geval goed blijven opvolgen. Zeker is de streek van Haspengouw is het belangrijk dat dit virus wordt ingeperkt wanneer men daar kwalitatief fruit wil blijven aanbieden. Wanneer alleen de sector zelf maatregelen neemt en snel de besmette bomen verwijdert maar anderen dat niet doen, dan blijft het probleem bestaan. Dit probleem moet goed worden opgevolgd om een verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw Peeters, ik dank u voor het indienen van deze vraag. Uw charmes hebben blijkbaar meer effect op de voorzitter dan die van mij. Ik had in het verleden ook al geprobeerd een aantal vragen te stellen over dit virus, maar dat was toen een lokaal probleem.
Ik ben blij dat de vraag vandaag toch aan bod komt in de commissie. Het littlecherryvirus is inderdaad een probleem, in Haspengouw zelfs een enorm probleem, niet zozeer voor de professionele telers want die houden hun plantages goed in het oog, maar wel voor de particulieren. Een particulier die een mooie kersenboom heeft staan, ongeacht of die vruchten draagt, wil die niet uitdoen. Dat is vandaag het grote probleem. In Sint-Truiden worden daar GAS-boetes voor uitgeschreven. Wanneer bewezen is dat de bomen van een particulier het virus hebben en die eigenaar weigert die bomen uit te doen, kan hij daarvoor een GAS-boete krijgen.
Die hoogstamfruitbomen zijn veelbepalend voor de streek. Vaak worden zij gerooid en vervangen door pruimenbomen. Dat maakt dat er over enkele jaren geen hoogstamkersenbomen meer zullen zijn in Haspengouw. Dat is een groot probleem.
Mensen kunnen wel een staal binnenbrengen bij het proefcentrum fruit. Dat wordt dan gecontroleerd op het littlecherryvirus. Ook particulieren kunnen dat doen.
Minister, het ILVO zegt zelf dat het belangrijk is om een efficiënt en verplicht certificeringssysteem in te voeren over dat virusgetoetst plantmateriaal. Wordt daar werk van gemaakt? Of is dat voorlopig enkel aangewezen maar niet verplicht?
Om de lokale verspreiding tegen te gaan, moeten we zorgen voor een goede monitoring op de aanwezigheid van het virus. Momenteel is er geen algemene monitoring op een bepaald niveau. Hebt u aanwijzingen dat daar iets aan zou veranderen? Komt er van bovenuit een monitoring om het probleem volledig in kaart te kunnen brengen? Vandaag wordt het probleem vooral lokaal opgevolgd.
Die laatste vraag is inderdaad belangrijk. Moet er een meldingsplicht zijn wanneer men wordt geconfronteerd met aangetaste bomen, en zo ja, bij welke instantie moet dat gebeuren?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het gaat hier over een belangrijke problematiek die we goed opvolgen. Mijnheer Engelbosch, wat die gecertificeerde materialen betreft, zal ik navragen wat daar de stand van zaken is. Monitoring is echter een bevoegdheid van federaal minister van Landbouw, Willy Borsus. Ik ben wel bereid om bij het Proefcentrum voor Sierteelt te bekijken of we eventueel samen met het ILVO de beschikbare informatie kunnen clusteren om daar een beter zicht op te krijgen.
Ik zal ook nagaan of we samen met de provincie aan de bevolking duidelijk kunnen maken dat zij hun bomen kunnen laten testen. Ik zal mijn oor te luisteren leggen bij een aantal partners.
De verplichte melding is ook een bevoegdheid van federaal minister Borsus. Wij kunnen dat niet zomaar opleggen, maar het is wel belangrijk om te sensibiliseren.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de verdere opvolging die u belooft. Dat gesprek met de federale overheid en met de provincie lijkt me in dat opzicht ook belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.