Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over het dispuut tussen de Vlaamse reders en de Vlaamse Visveiling
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de stad Oostende heeft de Vlaamse Visveiling gedagvaard omdat die onlangs een schadevergoeding van 106.000 euro weigerde te betalen omdat ze de voorbije jaren te weinig vis aanvoerde via de vismijn in Oostende. In de overeenkomst tussen de stad Oostende en de Vlaamse Visveiling is bepaald dat minstens 45 procent van het volledig jaarlijkse volume van verse vis en week- en schaaldieren die door de Belgische vloot aangevoerd wordt, moet geveild worden in Oostende. Uit de cijfers blijkt dat slechts een percentage van 34,40 procent wordt gehaald.
Daarenboven liggen de reders aan de kust regelmatig overhoop met de Vlaamse Visveiling. Afgelopen jaren waren er conflicten rond de kwaliteit van de aangevoerde vis, de organisatie van de veiling en de lage prijzen. Deze keer hebben nogal wat vissers ontdekt dat Nederlandse veilingen, zoals die in Urk, goedkoper zijn en minder administratieve lasten met zich meebrengen. Gevolg is dat een aantal visserijschepen hun waren in Nederland gaan afzetten in plaats van in Oostende. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn.
Minister, u hebt als gevolg van dit probleem, dat u goed kent, eind vorig jaar een bemiddelaar aangesteld. Dat is trouwens een goede zaak.
Bent u op de hoogte van het feit dat enkele Belgische reders hun waren afzetten in Nederlandse veilingen? Welke acties zult u ondernemen om deze reders te overtuigen hun waren opnieuw te laten veilen in de Vlaamse visveiling?
De bemiddelaar is intussen aangesteld. Heeft hij al een actieplan klaar om het probleem aan te pakken? De situatie is erg precair. We mogen zeker geen tijd verliezen. Welke acties gaat hij ondernemen? Op welke manier zult u dat als minister opvolgen en evalueren?
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, ik zal me vooral focussen op het dispuut tussen de Vlaamse reders en de Vlaamse visveilingen. Dat heerst er sinds enkele maanden. We hebben het er in de plenaire vergadering nog over gehad, er zijn vragen over gesteld. Heel wat reders wijken uit naar Urk.
De Vlaamse visveilingen hebben u een brief hieromtrent gestuurd en u hebt dan een bemiddelaar aangesteld in de persoon van Frans Coussement, iemand met een zeer grote beleidservaring.
Het is van groot belang dat dit conflict snel opgelost wordt. Uiteindelijk genieten onze vissers Vlaamse steun en moet het streven zijn dat een substantieel deel van onze visvangst in Vlaamse havens geveild kan worden, zodat er een economische meerwaarde kan worden gecreëerd in onze regio en de kustregio in het bijzonder.
Wat is de stand van zaken van de bemiddelingsopdracht van de heer Coussement in het conflict tussen de reders en de Vlaamse Visveiling? Welke acties heeft hij inmiddels ondernomen? Wat zijn de belangrijkste knelpunten? Tegen wanneer wordt gemikt op een oplossing? In welke mate zijn de gevolgen van de acties van de reders inmiddels merkbaar op de omzet van de Vlaamse visveilingen?
Hebt u een plan B achter de hand indien zou blijken dat de bemiddelingsopdracht van de heer Coussement geen akkoord oplevert?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het klopt dat enkele reders een gedeelte van hun vis aanvoeren in Nederlandse havens. Dat is echter niet nieuw, dat gebeurde vroeger ook al. Jaarlijks wordt een deel van de vis in vreemde havens aangevoerd. In 2015 werd 4112 ton vis in buitenlandse havens aangevoerd, tegenover 18.377 ton in Belgische havens. Ter vergelijking: in 2013 werd 6434 ton in vreemde havens aangevoerd, tegenover 16.359 in eigen havens.
U vraagt naar de omzetcijfers van de Vlaamse Visveiling in 2016. Die gaven aan dat er effectief een impact was. Intussen is de toestand wat genormaliseerd doordat men nu in zuidelijker wateren vist en dus gemakkelijker naar de veiling in Zeebrugge kan.
Misschien toch ook even toelichten dat de vangstgebieden toch ook een impact hebben op de afzet in onze havens. Een deel van onze vangstgebieden ligt in het oosten, zelfs tot tegen Denemarken. Vissersvaartuigen moeten dan de veilingen van Nederland voorbijvaren om naar een Belgische haven te komen. Een gedeelte van de schol die ze vangen wordt daarna ook aan Nederlandse verwerkers verkocht. Vanuit de westelijke wateren, de zeeën rond Groot-Brittannië, Ierland en Frankrijk zijn de havens van Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort dan weer het dichtst.
Vanaf september-oktober werd gedurende een drietal maanden opmerkelijk meer vis in Nederland geleverd. Dat was ook de periode waar vooral in het oosten werd gevist. Daarbovenop kwam dan ook het dispuut met de Vlaamse Visveiling, wat dus een bijkomende reden was om naar Nederland te gaan.
Zoals ik hier al eerder heb meegegeven, is de Vlaamse Visveiling, met vestigingen in Oostende en Zeebrugge, een zelfstandige onderneming. Zij hebben op 1 oktober een wijziging doorgevoerd in hun bedrijfsvoering voor wat betreft de implementatie van de verplichtingen die worden opgelegd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Voor alle duidelijkheid, ook in Nederlandse veilingen gelden strenge regels rond voedselveiligheid.
Ik ga niet te gronde ingaan op de diverse discussiepunten, maar het gaat hier over zelfstandige bedrijven die structureel geen binding hebben met elkaar, maar die in de afzetketen van vis eigenlijk aan elkaar gebonden zijn. Er moeten dus tussen beide partijen afspraken gemaakt worden waarbij voor elk van de partijen – veilingen en reders – een win-winsituatie gerealiseerd wordt. Men zou dus tot een soort protocol moeten komen waarin een aantal afspraken tussen reders en veilingen worden vastgelegd. Afspraken en communicatie zijn sleutelbegrippen voor een oplossing.
Gezien het belang voor de hele visserijsector en mijn streven naar maximalisering van de toegevoegde waarde van de ons toegekende visquota, heb ik inderdaad een bemiddelaar aangesteld om een vergelijk te vinden tussen beide partijen. Hij heeft intussen de partijen aan tafel gebracht en een gespreksagenda opgesteld met thema’s waarover men zal overleggen. Deze thema’s worden één voor één aangepakt. Maar we stellen vast dat beide partijen hun tijd nemen en zichzelf ook geen tijdslimiet hebben opgelegd. Beide partijen hebben aan de bemiddelaar gezegd dat ze tot een vergelijk willen komen en ze zijn het eens over de gespreksagenda. Ze nemen ook met een positieve ingesteldheid – dat is belangrijk – deel aan het overleg, dus ik heb er vertrouwen in dat dit kan lukken. Vandaar dat ik vandaag nog niet denk aan een plan B. We moeten de bemiddeling verder alle kansen geven.
Nogmaals, dit is geen overheidskwestie. We zijn zo goed geweest om een bemiddelaar aan te stellen, maar eigenlijk zijn het private bedrijven die met elkaar in conflict liggen. Wegens het belang van onze visserijsector hebben we toch die bemiddelaar aangesteld.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitvoerige uitleg, minister. Het stelt me gerust dat die bemiddelaar aan het werk is. Het gaat om twee privébedrijven, dat heb ik goed begrepen, maar ik vind het ook belangrijk dat u in het belang van onze visserijsector de vinger aan de pols houdt, dat u regelmatig overlegt met de bemiddelaar en de actoren, mocht er iets de verkeerde richting uitgaan, dan kunt u bijsturen. Zoals de heer Vanderjeugd zei, dit probleem moet zo snel mogelijk worden opgelost, onze visserij loopt schade op bij elk moment dat het dispuut blijft bestaan.
Dat men elkaar niet onder druk wil zetten om tot een goede oplossing te komen, kan ik zeker begrijpen, liever een goed gesprek dat iets langer duurt en een goed resultaat dan dat het rap-rap-rap gaat en nadien als een kaartenhuisje ineenstuikt. Ik wil er toch op aandringen dat het overleg hard wordt opgevoerd zodat er heel snel een oplossing komt. Dat is alleen maar in het belang van onze visserij. Van heel dichtbij opvolgen is toch wel de boodschap.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Minister, de cijfers zal ik straks in het verslag lezen, want het ging tamelijk snel. Er is een tijdelijke impact geweest die nu wel verbetert, maar het is een tijdsgebonden gegeven dat ze nu in bepaalde wateren gaan vissen. Als het dispuut niet is opgelost, zal dat opnieuw een impact hebben, meer dan vandaag.
Het is zeer duidelijk wat de bedoeling is van de bemiddelaar. Het is goed dat iedereen aan tafel is gekomen met een duidelijke agenda en dat er een akkoord is. Ik onthoud dat beide partijen tot een vergelijk willen komen. Het is belangrijk dat het snel wordt opgelost, maar er zal goodwill nodig zijn om tot een vergelijk te komen. Je kunt ze moeilijk de arm omwringen.
Minister, ik onthoud ook dat u niet onmiddellijk een plan B hebt. Er wordt niet gedacht aan een verplichting om hier aan te landen. Dat zou van toepassing kunnen zijn, mocht er geen akkoord komen. Ik volg u volledig. Het zou nu niet verstandig zijn al uitspraken te doen terwijl die bemiddelingspoging nog bezig is. We moeten hun alle tijd geven om er op de lange termijn degelijk uit te komen.
De heer Dochy heeft het woord.
Bij de bespreking van de begroting in de plenaire vergadering was er een klein misverstand. De collega’s van de N-VA hebben toen wellicht niet goed begrepen waarover het ging. Het is een belangrijk thema en het is goed dat het wordt aangepakt. Het aanstellen van een bemiddelaar is heel belangrijk en hij zal ongetwijfeld goed werk leveren.
Minister, is er vandaag of in het verleden aanvoer geweest van Nederlandse reders op de Belgische veilingen? Indien ja, over welke grootteorde gaat dat dan? Indien niet, is daar een specifieke reden voor? Misschien bestaat er in Nederland een regeling die de Nederlandse reders ertoe aanzet om hun vis in Nederland aan te landen. Misschien kunnen we in deze zaak leren van onze noorderburen. Maar alles moet in overleg gebeuren met onze Vlaamse reders en de visveiling.
Er is altijd al aangeland, ook in Nederland. Hoe kunnen we een niet-financiële stimulans geven om onze vissers zoveel mogelijk in de Belgische havens te laten aanlanden? Los van economische redenen, begrijp ik dat wie in de zuidelijke wateren vist, veeleer aanlandt in Belgische havens, en wie oostelijker vist, sneller in Nederland aanlandt. Als dat extremere proporties aanneemt, moeten we toch bekijken of we daar iets kunnen aan doen.
Er is nu een dispuut en dat is nooit goed. Dus moet dat worden opgelost. Ik ben dan ook zeer blij, minister, dat u een bemiddelaar aanstelt, ook al zijn het zelfstandige bedrijven. De doelstelling om te komen tot een soort afsprakennota, een samenwerkingsovereenkomst of een protocol is nobel. Ik noteer dat beide bedrijven openstaan om met een positieve ingesteldheid te zoeken naar oplossingen. Dat er een bepaalde agenda is, wijst erop dat er met de nodige spoed aan wordt voortgewerkt. We moeten dat een kans op slagen geven, maar ook nauwgezet opvolgen. Ondertussen moeten we kijken hoe we de vissers er zoveel mogelijk toe kunnen aanzetten hier aan te landen. Dat is positief voor heel onze regio.
Minister, een deel van de verklaring is misschien te vinden in het feit dat in tegenstelling tot de groenten- en fruitsector, waar de coöperatieve veilingen in handen zijn van de producenten die dus ook de markt, de overheadkost en het marktmechanisme regelen, de Vlaamse Visveiling niet op dezelfde coöperatieve manier is georganiseerd. Daardoor kan het conflict tussen de reders en de veiling alleen maar toenemen.
Historisch hebben we een grote Vlaamse fusie gehad van de Vlaamse Visveiling. Ter illustratie daarvan het conflict over de plaats waar wordt aangeland, in Zeebrugge of Oostende, en de schadeclaims die de stad Oostende – terecht overigens – daarbij eiste. Daar zit een structureel probleem.
De Vlaamse vloot bestaat nog uit 78 schepen, waarvan het gros heel klein is. We zijn voor wat de vis betreft, een onbeduidende economische factor in Europa aan het worden. Dit wordt straks veeleer een heimweeverhaal dan een sterk economisch verhaal.
Los van de Nederlandse verhalen, mogen we niet vergeten dat de Vlaamse boten ook aanlanden in Noord-Frankrijk. Dat gebeurt in de as Calais-Duinkerke. Minister, mij wordt verteld dat de prijzen die reders op de buitenlandse veilingen krijgen veel gunstiger zijn dan bij ons. Is daar een verklaring voor? Wij hebben toch ook een vrij grote verwerkende nijverheid en een vrij grote vraag van de consument. Welke factoren bepalen het feit dat het inzake prijs niet aantrekkelijk is om in eigen land aan te landen?
Ik heb twee korte aanvullende vraagjes, minister. Kunnen de Vlaamse visveilingen zelf bijkomende initiatieven nemen? En is er een tijdslimiet voor de bemiddelaar?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, de cijfers van wat Nederlandse reders op onze veiling gebracht hebben, zal ik opvragen. De manier waarop de veiling in Nederland werkt, is wel anders dan bij ons. In Nederland gaat het niet om een private onderneming, maar om een soort coöperatie van reders, een beetje te vergelijken met wat er in de fruitsector gebeurt. Zij leggen aan hun leden ook de verplichting op om 80 procent of meer naar die veiling te brengen. Bij ons is dat niet zo, omdat het een private onderneming is.
Wij nemen wel al maatregelen. Wij zeggen vanuit de overheid dat als je als reder steun wilt krijgen, je een economische band met Vlaanderen moet aantonen. Daarbij moet je dus aangeven dat je voldoende aanlandt in Vlaanderen. Dat is het verste dat we kunnen gaan. Meer laat Europa ons niet toe, omdat we daar met een eengemaakte Europese markt zitten.
Pijsvergelijkingen zijn niet zo evident, collega Caron. Elke veiling heeft een eigen systeem van prijzen. Vaak zijn er ook toeslagen en dergelijke meer.
Zelf initiatieven kan uiteraard, collega De Meyer. We hebben niet echt een tijdslimiet bepaald, omdat we willen dat de bemiddelaar zijn werk kan doen. Maar ik sluit niet uit dat, als het niet vooruit zou gaan, we daar op een bepaald moment wel een tijdslimiet op zouden kunnen stellen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik wil nog even verduidelijken wat ik zei over een plan B. Begrijp me niet verkeerd: ik denk dat overleg de beste manier is. Ik weet niet of verplichte aanlanding mogelijk is. Maar als we naar een verplichting gaan, moeten we opletten dat we niet enkel in het voordeel van de visveiling pleiten. Het gaat inderdaad om een private onderneming. Op den duur zouden ze dan bij wijze van spreken een monopolie hebben, als ze dan ook nog verplicht worden om alleen bij hen aan te landen. We moeten er bij zulke pistes op letten dat het goed is voor beiden. Dat wou ik nog even meegeven ter verduidelijking.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.