Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Op dinsdag 4 oktober las ik in de krant Het Belang van Limburg dat u in extra budget voorziet voor de Vlaamse Stichting voor Verkeerskunde (VSV) om zogenaamde ‘verkeersweken’ te organiseren. Dat is een programma van verkeerseducatie op maat van elke graad, in het secundair onderwijs. Volgens die krant was dat zelfs op aangeven van mevrouw Christiaens, die hier achter mij heeft plaatsgenomen. Een grote verrassing is het natuurlijk ook niet, want u had op 28 april 2016 in deze commissie te kennen gegeven dat ingevolge het feit dat de federale politie daarmee zou ophouden, u het noodzakelijk vond om die vorm van verkeerseducatie te behouden en u dat wou overnemen vanuit Vlaanderen. Dat hebt u dus gedaan. U hebt een budget van 511.000 euro ter beschikking gesteld voor de VSV, die daarmee zes professionele lesgevers, twee startbaners en vijf vrijwilligers kan inschakelen.
Het grote verschil met de periode waarin de federale politie verkeersweken organiseerde, is evenwel dat scholen – of zijn het eerder politiezones of gemeenten; misschien kunt u daar wat verduidelijking in brengen – in de toekomst zullen moeten betalen. Het budget van 511.000 euro volstaat namelijk niet om de kosten te dekken. Die bedragen namelijk 601.000 euro. De VSV hoopt 90.000 euro inkomsten te halen uit de middelen die de scholen betalen die dat aanbod wensen te boeken.
Ik moet u niet vertellen dat onze scholen in Vlaanderen op dit moment niet kampen met een overschot aan werkingsmiddelen, gezien een aantal opgelegde besparingstrajecten. Eerlijk gezegd verbaast het me een beetje dat u dat aanbod betalend hebt gemaakt, gelet op het belang dat u zelf herhaaldelijk hebt gegeven aan verkeerseducatie. In het verkeersveiligheidsplan schrijft u dat er een versterkte aandacht moet komen voor verkeerseducatie in scholen. U hebt begin dit jaar ook gecommuniceerd dat verkeerseducatie het best wordt opgenomen in de eindtermen van het secundair onderwijs. U stelde toen ook dat verkeerslessen tot op vandaag ‘stiefmoederlijk’ behandeld worden. Met andere woorden, het aanbod van de VSV is niet bepaald een overbodige luxe.
Ik verwijs ook graag naar een enquête van de VSV. Daaruit blijkt dat 85 procent van de leerkrachten in het secundair onderwijs verkeerseducatie even belangrijk vinden als taal- en wiskundelessen, maar dat velen onder hen zich zelf niet voldoende voorbereid achten om die lessen te geven. Dat is nog een argument om dat aanbod van de VSV als zeer belangrijk te oormerken.
Gelet op het belang dat u hecht aan verkeersveiligheid, vraag ik me af of die 90.000 euro om de volledige kost te dekken en om het aanbod kosteloos te maken voor scholen, niet ergens in uw begroting kan worden gevonden. Zo wist u mij te melden, in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, dat op 1 juli 2016 nog 2,2 miljoen euro beschikbaar is in het Verkeersveiligheidsfonds.
Daarom, minister, volgende vragen: waarom hebt u er niet voor geopteerd om 601.000 euro vrij te maken in uw budget, zodat secundaire scholen kosteloos gebruik kunnen maken van het verkeerseducatief aanbod van de VSV? Bent u alsnog bereid om nog in extra middelen – 90.000 euro – te voorzien, bijvoorbeeld uit het Verkeersveiligheidsfonds? In welke mate acht u het aanbod van verkeerslessen dat de VSV zal aanbieden, noodzakelijk om de stiefmoederlijke behandeling van verkeerseducatie te doorbreken?
Minister Weyts heeft het woord.
Na overleg met de VSV zijn we tot het concept gekomen dat u beschrijft. Ik moet het wel een beetje rechtzetten. De 1000 euro waarvan sprake kan perfect gedeeld worden. Het is eigenlijk de kostprijs per gemeente. Wanneer verschillende scholen binnen een gemeente inschrijven op de verkeersweken, kan die kostprijs gedeeld worden door tot vier scholen, afhankelijk van de grootte van de school.
Ik deel niet de visie met betrekking tot de gratispolitiek. Dat vertaalt zich ook in andere debatten. De ervaring leert ons, trouwens ook met hetgeen voorheen door de cel educatie en preventie van de federale politie werd aangeboden, dat dit de betrokkenheid naar aangeboden initiatieven niet ten goede komt.
Met het vragen van een beperkte bijdrage slaan we trouwens een goede weg in. De scholen moeten inderdaad immers een uitermate beperkte kost dragen ten opzichte van de werkelijke kost. Ik heb daarvoor inderdaad 511.000 euro uitgetrokken, wat heel veel is.
Men heeft zich in hoofde van de VSV bij het ontwikkelen van de Verkeersweken, gebaseerd op een bestaand concept van de Mobibus. Daarbij speelde een gelijkaardige logica: men betaalt vooraf een bedrag van 750 euro per week. Dat project werd met groot succes uitgerold. Het was zelfs in die mate een succes dat de kalender voor de Mobibus nu al volzet is voor de komende jaren. Voor de gevraagde 1000 euro krijgt men ook heel wat in de plaats. Men krijgt meer in de plaats dan voorheen.
Een team van VSV-lesgevers komt gedurende een week ter plaatse en geeft workshops aan alle graden in de school. Elke graad krijgt drie workshops, georganiseerd in een doorschuifsysteem. Per lesdag wordt er in één graad lesgegeven, en vervolgens schuift men door. De VSV brengt ook alle nodige didactische materialen mee. Er zijn verschillende workshops. Zo kunnen er per schooldag zes klassen van een twintigtal leerlingen deelnemen.
Het is trouwens niet slecht om ook even terug te kijken: met het wegvallen van de Cel Educatie en Preventie (CEP) zijn we creatief aan de slag gegaan om de leemte te vullen. Een zuivere copy-paste van wat in het verleden liep, zou betekenen dat we zomaar even 25 voltijds equivalenten, politieagenten, zouden moeten vervangen. Het is inderdaad een keuze geweest om dat niet te doen, gelet op onder meer de budgettaire consequenties. Wat we nu kunnen presenteren, is uiteindelijk iets zeer werkbaars, waarbij we misschien een betere output kunnen bieden met iets meer budgettaire input.
Wat uw tweede vraag betreft, verwijs ik naar mijn antwoord in de commissievergadering van 29 september op de vraag van de heer De Clercq, waar ik een lans brak om verkeerseducatie in het middelbaar onderwijs als vakgebonden eindterm op te nemen. Als ik daarover vragen krijg vanuit het parlement, kaats ik de bal natuurlijk terug, omdat dat initiatief volledig in handen ligt van het parlement zelf.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Ik twijfel er niet aan dat de VSV de scholen waar voor hun geld zal bieden. Ik heb er alle vertrouwen in dat de VSV, gelet op de opgebouwde reputatie en expertise, die Verkeersweken zeer goed in elkaar zal steken. Het is inderdaad geen onoverkomelijk grote kost, maar als we met zijn allen vinden dat verkeerseducatie zo essentieel is dat het in de eindtermen moet worden opgenomen, moeten we er zeker van zijn dat alle leerlingen in Vlaanderen een beroep kunnen doen op dat pakket, zeker als dat pakket zo’n grote meerwaarde heeft. Dan kan ik alleen maar hopen dat die kosten op geen enkele manier en voor geen enkele leerling ooit in de toekomst een drempel vormen. Maar goed, ik verwijs ook naar andere debatten. We verschillen daarover inderdaad enigszins van visie.
Ik heb een bijkomende vraag. Uit uw antwoord in april bleek dat er destijds vier tot vijf mensen per provincie ter beschikking werden gesteld door de federale politie. Dan komt men toch aan een klein twintigtal mensen die in Vlaanderen verkeerslessen geven. Ik zie dat de VSV het zal doen met dertien mensen, waarvan vijf professionele lesgevers. Gaan zij efficiënter werken dan de federale politie deed? Of voorziet u dat minder scholen dan in het verleden moeten worden begeleid? Of denkt u dat vijf lesgevers met ondersteuning van vijf vrijwilligers en drie startbaners echt voldoende is om diezelfde capaciteit te kunnen bolwerken?
De heer De Clercq heeft het woord.
Minister, het is juist wat u zegt. We hebben het twee weken geleden ook gehad over het belang van verkeerseducatie. Ik herinner me een tussenkomst van mevrouw Fournier, van de heer Rzoska, van mevrouw Jans en mezelf. Iedereen had de ambitie om het ook in de eindtermen op te nemen. Het is heuglijk om te mogen vaststellen dat minister Crevits vanmorgen in de commissie heeft gesteld dat ze duidelijker omschreven eindtermen wil over verkeerseducatie in het secundair onderwijs. Het is vanmorgen letterlijk gezegd. Of ze al dan niet vakgebonden dienen te zijn zal in overleg met u, minister, worden bepaald, zei minister Crevits. Ik vind het een positief signaal.
Minister, minister Crevits verwees uitdrukkelijk naar een onderhoud met u over deze thematiek. Hoe ziet u het verdere verloop hiervan? U hebt er een lans voor gebroken in het parlement. U bent er voorstander van en de twee ministers vinden elkaar. Hoe ziet u het verdere verloop?
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, het belang van verkeerseducatie wordt door iedereen onderschreven. Daarom hebben we het er in deze commissie ook al een aantal keren over gehad. De politie heeft beslist om de cel ‘educatie’ uit haar kerntaken te schrappen. Het gaat over 25 voltijdsen.
U hebt zelf in de commissie gesignaleerd – en ik heb u in de loop van de maand juni hierover een actuele vraag gesteld – dat de VSV die taak wel op zich zou kunnen nemen. Ik ben blij met de vraag van de heer Vandenbroucke zodat ik u kan feliciteren met uw beslissing om hiervoor toch extra middelen vrij te maken wat dan resulteert in extra lesgevers, extra professionele mensen en vrijwilligers, die verkeerseducatie op school kunnen gaan geven. In eerste instantie dacht de VSV te moeten werken met enkel vijftig vrijwilligers. Mijnheer Vandenbroucke, het gaat niet enkel over die dertien mensen die verkeerslessen zullen geven, want er waren al heel wat mensen die hiervoor konden worden ingeschakeld. Kan de VSV de rol van de politie om in alle scholen die vragende partij waren verkeerslessen te geven, overnemen? Als verkeerseducatie in de eindtermen wordt opgenomen, zal de vraag nog stijgen. De extra middelen die u hebt vrijgemaakt, zijn dus essentieel. Zowel ik als het middenveld zijn u daarvoor zeer dankbaar.
Het is goed dat u meer uitleg hebt gegeven over die 1000 euro per week. Het was me niet zo duidelijk, en het leek me ook veel. U hebt nu gezegd dat binnen dezelfde politiezone of gemeente die week kan worden gedeeld door verschillende scholen wat de kosten beduidend zal doen zakken. Geen 1000 euro dus, maar bijvoorbeeld 250 euro, wat me wel een haalbare kost lijkt.
De heer Van Miert heeft het woord.
Het klopt inderdaad dat het niet zo’n groot bedrag is, als je het op de totale begroting bekijkt, wat we extra zouden moeten investeren om het gratis te maken en de scholen en hun leerlingen gratis te laten deelnemen. 1000 euro is natuurlijk een substantieel bedrag maar als je het, zoals ook mevrouw Christiaens zegt, deelt door meerdere mogelijke gebruikers, is dat toch haalbaar.
Minister, wij volgen ook uw redenering dat als de overheid educatie aanbiedt en dat gratis doet, het niet altijd ten goede komt van de mensen die er gebruik van wensen te maken. Een kleine bijdrage verhoogt, naar onze mening, meestal toch wel het engagement. Er wordt een programma op maat voor de scholen uitgewerkt en daar staan ook heel wat kosten tegenover. Een kleine bijdrage mag dus wel, vindt onze fractie.
Wat als de vraag groter is? Er is wel een serieuze capaciteit. Hoe wordt er gewerkt? Er zijn drie regionale teams waarbij er een clustering is van Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Vlaams-Brabant en dan Limburg. Elke week heeft men in die drie regio’s theoretisch een capaciteit voor het bereiken van 1800 leerlingen per week. Als je 30 lesweken neemt, kun je meer dan 50.000 leerlingen bereiken. Als uit de realiteit blijkt dat de vraag veel groter is dan het aanbod – wat mij met deze cijfers niet meteen enige angst inboezemt –, dan kunnen we het altijd opnieuw bekijken.
Verkeerseducatie zit al wel vervat in de eindtermen, in vakoverschrijdende eindtermen. Er is wel de problematiek van het niet voldoend aflijnen en duiden van die eindtermen op vlak van verkeerseducatie. Idealiter vind ik dat het ook een vakgebonden eindterm zou moeten zijn. Het is het meest ideale scenario in de volle wetenschap dat er veel vragende partijen zijn voor allerhande disciplines maar hier gaat het toch over – en het is een cliché – een zaak van leven of dood. Het speelt wel mee in de beoordeling van de aanduiding van de prioriteiten als het gaat over de aanduiding van vakgebonden eindtermen.
Gelet op de gemiddelde grootte van een school, zou je kunnen zeggen dat die 1000 euro in de praktijk kan worden gedeeld door twee scholen. Kleinere scholen kunnen zelfs met drie of vier delen. Ik ga ervan uit dat als je per gemeente organiseert, je minstens de factuur moet kunnen halveren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.