Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de luchtkwaliteit nabij de luchthaven van Antwerpen
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Minister, een aantal maanden geleden stelde ik in een schriftelijke vraag vast dat er een gebrek aan meetpunten is voor geluid en ultrafijnstof afkomstig van vliegverkeer in het westelijke deel van Vlaams-Brabant. U antwoordde toen dat er geen plannen zijn om vaste meetpunten in dit gebied te installeren en dat u er vooralsnog ook geen mobiele meetpunten wenst te plaatsen. De plaatsing van mobiele meetpunten in het westelijke deel van Vlaams-Brabant zou voor u enkel een optie zijn indien het patroon van incidentele landingen op baan 07L een structureel gegeven wordt.
Uit cijfers van Brussels Airport Traffic Control (BATC) voor 2015 en 2016 blijkt evenwel dat, hoewel de andere banen van de luchthaven veel meer worden gebruikt, men toch op een structurele wijze gebruikmaakt van de landingsbaan 07L. Uit een antwoord van de ombudsdienst van Belgocontrol blijkt ook dat het westen van Vlaams-Brabant regelmatig wordt overvlogen en dat dit bovendien in de toekomst nog zal vermeerderen. Ik beweer absoluut niet dat dit tot overmatige lasten leidt voor de gemeenten in kwestie, maar met het oog op een billijke spreiding van de lasten en lusten van de luchthaven, lijkt het niet meer dan logisch om een en ander objectief vast te leggen. Gelet op de plannen van federaal minister Bellot inzake de federale Vliegwet, is het bovendien noodzakelijk om over de juiste cijfers te beschikken.
De meeste mondelinge vragen die in deze commissie worden gesteld, betreffen de gemeenten uit de Noordrand of die ten oosten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Maar er is dus ook impact van de vliegtuigbewegingen van de nationale luchthaven op de gemeenten langs de andere zijde van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Minister, hoe meet men de geluidsoverlast en het ultrafijnstof afkomstig van het vliegverkeer in het westelijke deel van Vlaams-Brabant?
Bent u van mening dat de vliegtuigbewegingen op Zaventem ook impact kunnen hebben op de leefkwaliteit in de westelijke rand van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en dat het monitoren van parameters dus een essentieel onderdeel kan zijn om beleid te kunnen voeren? Zult u, gelet op de cijfers van BATC en een antwoord van de ombudsdienst van Belgocontrol, overwegen om mobiele meetpunten in te zetten in het westelijke deel van Vlaams-Brabant om het geluid en het ultrafijn stof van het vliegverkeer in kaart te brengen?
Mevrouw Pira heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vraag gaat over de Antwerpse luchthaven en meer bepaald de luchtkwaliteit. Een tijdje geleden is er een luchtkwaliteitsonderzoek gebeurd door Antwerpse burgers. Ongeveer tweeduizend mensen namen daaraan deel. Daaruit zou blijken dat er geen noemenswaardige luchtverontreiniging rond de luchthaven van Deurne is.
Deze beweringen, die ook in een foldertje werden verspreid, werden ondertussen door een professor van de VUB tegengesproken. Wat was het geval? Dat luchtkwaliteitsonderzoek mat de stikstofdioxide. Dat is eigenlijk een indicator voor wegverkeer, terwijl het ultrafijn stof eerder de indicator is voor de luchtkwaliteit rond de luchthavens.
Uit een studie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) blijkt dat de aanwezigheid van een luchthaven en luchthavenactiviteiten een significante bijdrage leveren aan de hoeveelheid ultrafijn stof. De bijdrage neemt af met de afstand tot de luchthaven, maar de effecten zijn meetbaar tot op minstens 7 kilometer van de luchthaven. Er is dus duidelijk een verband tussen het aantal vliegbewegingen, de windrichting en de fijnstofconcentratie die op een bepaald punt in de omgeving van de luchthaven wordt waargenomen. Rond de luchthaven van Deurne zijn tot nog toe geen uitgebreide metingen voor ultrafijn stof gebeurd.
Minister, luchtvervuiling is vandaag geen element in de milieuvergunning. Nochtans zijn, naast geluidsoverlast, hogere waarden van ultrafijn stof de belangrijkste component in gezondheidseffecten nabij luchthavens. Is het niet zinvol om de Vlaamse milieuwetgeving in die zin te actualiseren en de luchtkwaliteit als milieukwaliteitscriterium mee op te nemen in de vergunningsvoorwaarden? Aangezien er tot op heden nog geen betrouwbare metingen voor ultrafijn stof in de omgeving van de luchthaven van Deurne zijn gebeurd – ik denk trouwens in Oostende ook niet – maar mensen zich terecht afvragen of de aanwezigheid van de luchthaven een impact heeft op de luchtkwaliteit, is het dan niet zinvol om een uitgebreide meting voor ultrafijn stof rondom de luchthaven van Deurne en desgevallend ook Oostende uit te voeren? Bent u bereid een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, er zijn verschillende meetposten van verschillende diensten. Door het departement Leefmilieu, Natuur en Energie zijn er negen meetposten opgesteld. Twintig posten rond de luchthaven werden opgericht door de luchthavenuitbater. De meetposten staan strategisch opgesteld, veelal onder frequent overvlogen zones en binnen of nabij de geluidscontouren zoals berekend in de jaarlijks beschikbare geluidsbelastingskaarten. De resultaten van dit netwerk worden gebruikt voor informatiedoeleinden en voor de validatie van die jaarlijkse geluidscontouren.
Het klopt dat er recent, in de loop van augustus en september, vanuit de westelijke rand meer klachten waren over het vliegverkeer. Deze klachten kunnen in verband worden gebracht met renovatiewerken van baan 01/19 op de luchthaven. Dat gaat over de periode van 26 juli tot 25 september. In het preferentieel baangebruiksschema van de luchthaven wordt normaal geland op beide parallelle banen, namelijk baan 25L en baan 25R. Bij sterke noordoostenwind moet worden uitgeweken naar een alternatieve baan. Doorgaans is dit dwarsbaan 01, maar door de onbeschikbaarheid ervan tijdens de renovatiewerken aan baan 01/19, is uitgeweken naar baan 07L en in mindere mate naar baan 07R. Dit blijkt uit de statistieken van het baangebruik op de luchthaven.
Deze uitzonderlijke situatie is te wijten aan renovatiewerken en vormt geen aanleiding om opnieuw specifieke meetpunten op te richten. Gelet op de beschikbare capaciteit en middelen zou dit betekenen dat elders een meetpost zou moeten worden weggehaald. Het lijkt ons dus niet nodig om dat te doen.
Voor de parameter ultrafijn stof gebeuren er geen metingen in het westelijke deel van Vlaams-Brabant. De concentratie aan ultrafijn stof werd in 2015 wel in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij en Leefmilieu Brussel gedurende twee maanden gemeten op een meetplaats 5 kilometer ten zuidwesten van de luchthaven, met name in Evere. Uit deze studie blijkt dat de concentratie aan ultrafijn stof in Evere weinig verhoogd was, zelfs wanneer de wind uit de richting van de luchthaven van Zaventem kwam. Een verhoogd niveau werd wel waargenomen tot op 7 kilometer ten noordoosten van de luchthaven, met name in Kampenhout. Ook werd vastgesteld dat de bijdrage van de luchthavenactiviteiten aan ultrafijn stof afneemt met de afstand tot de luchthaven.
Beide vaststellingen samen geven aan dat de invloed van de luchthaven op ultrafijn stof beperkt is op meer dan 5 kilometer ten zuidwesten van de luchthaven, zoals in het westelijke deel van Vlaams-Brabant. Wegverkeer is algemeen de belangrijkste bron van ultrafijn stof, dat is dus de grootste boosdoener. Metingen in het westelijke deel van Vlaams-Brabant zullen dan ook eerder een beeld geven van de invloed van de belangrijke verkeersassen die daar zijn.
Wat de parameter fijn stof zelf betreft, toonde de studie aan dat de luchthaven niet bijdraagt tot verhoogde concentraties, zelfs niet op 500 meter van de luchthaven. Voor fijn stof worden gebiedsdekkende modelkaarten berekend op basis van het meetnet van de VMM. De nauwkeurigheid van deze modelkaarten en onderliggende berekeningen wordt als zeer goed beoordeeld, zodat bijkomende metingen van fijn stof in het westelijke deel van Vlaams-Brabant niet nodig zijn.
Ik verwijs naar de studiedag van gisteren over luchtkwaliteit, waar trouwens het Europees Milieuagentschap bevestigde – de collega’s die er waren, kunnen dat zeker beamen – dat de manier waarop wij meten, bijzonder professioneel is en bijzonder goed en gedetailleerd in vergelijking met vele andere regio’s en lidstaten.
Zoals ik hier reeds heb gezegd, is de beschikbare kennis om de gezondheidseffecten van ultrafijne stofdeeltjes in te schatten, op vandaag nog beperkt. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft geen advieswaarde voor de concentraties van ultrafijne stofdeeltjes. Wel wordt er op verschillende beleidsniveaus onderzoek verricht naar de gezondheidseffecten. Daarnaast zijn er momenteel ook geen luchtkwaliteitsnormen of richtinggevende kaders voorhanden. Dit maakt het zeer moeilijk om een milieukwaliteitsnorm op te nemen in de vergunningsvoorwaarden.
Ik onderschrijf wel het belang van onderzoek naar gezondheidseffecten en Europese luchtkwaliteitsnormen. Ik denk daarbij aan het Steunpunt Milieu en Gezondheid dat ik vanaf dit jaar met eigen middelen voortzet – zo belangrijk vind ik dat – alsook de deelname van de VMM aan Europese onderzoeksprojecten inzake luchtkwaliteit. In de beleidsbrief hebt u gezien dat ik uitvoering geef aan metingen ter ondersteuning van de onderbouwing van het Europese luchtbeleid.
We blijven de situatie opvolgen, zowel wat betreft fijn stof als geluidshinder. Als blijkt dat het patroon van incidentele landingen blijft duren, dan moeten we daar conclusies uit trekken, dat spreekt voor zich. Omdat extra metingen van ultrafijn stof in het westelijke deel van Vlaams-Brabant weinig bijkomende informatie zouden opleveren, is het niet de bedoeling om daar in een mobiel meetpunt te voorzien. De studie naar ultrafijn stof rondom de luchthaven door de VITO en onze diensten is hier besproken. Daar zien we dezelfde resultaten als die van studies die in het buitenland zijn opgeleverd. Een bijkomende meetcampagne specifiek rond de luchthaven van Deurne lijkt me dan ook weinig bijkomende informatie te zullen opleveren, tenzij je daar al op voorhand bepaalde conclusies aan wenst te koppelen. Dat lijkt me weinig evident. De conclusies lopen gelijk met alle internationale metingen en studies. Die kennis is ook bekend.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, dank u voor het antwoord en de mooie opsomming en opdeling in hoe fijn stof en geluid momenteel in die regio worden gemeten. Ik ben het er volledig mee eens dat er minder aanleiding is om daar permanente meettoestellen te zetten. Nochtans zien we de cijfers die zijn binnengelopen van de periode dat er werken waren, tot en met augustus, maar ook in september en eigenlijk ook in mei.
Dan zie je toch wel dat er spectaculaire stijgingen zijn. Van gemiddeld een kleine 100 landingen gaat dat in mei tot 1593, dus bijna 1600 landingen, en in augustus tot 1598 landingen, dus ook bijna 1600 landingen. Dat zijn toch wel spectaculaire stijgingen, en dat over een gebied waarover eigenlijk weinig of nooit wordt gevlogen. In de onmiddellijke omgeving van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gebeurt dat al wel eens meer, maar in die verdere rand – en dan heb ik het over het diepere Pajottenland – is dat op die momenten toch wel plots een groot probleem geweest. In die context en ook wetend wat de federale Vliegwet kan opleveren, zou ik u toch wel aanraden om dat mee op te volgen, zoals u hebt beloofd. Als dat echt structureel gebruik zou worden, dan zien we die cijfers toch spectaculair stijgen. Dan komt het mee monitoren van de gezondheid, het geluid en het fijnstof toch ook wel in zicht. Ik dank u alvast voor het antwoord. We wachten uiteraard af wat er binnenkort gebeurt met de federale Vliegwet en wat daarvan de gevolgen voor die regio kunnen zijn.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, u zei dat u belang hecht aan het onderzoek naar de gezondheidseffecten van fijnstof. Nu heb ik niet goed begrepen waarom u geen onderzoek wilt doen naar de fijnstofneerslag in de omgeving van de luchthaven van Deurne. U antwoordde zo snel dat ik dat niet goed heb opgevangen.
Wat het geluid betreft, wil ik u wel zeggen dat uit het jaarverslag van 2015 blijkt dat de meettoestellen aan de luchthaven van Antwerpen een tijd buiten gebruik zijn geweest en dus geen relevante geluidsmetingen hebben opgeleverd. Er zijn natuurlijk wel computermodellen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Pira, ik zal het nog eens herhalen. We hebben een onderzoek gedaan rond de luchthaven Brussel-Nationaal. Wat dat onderzoek heeft opgeleverd, is ook wat onderzoek in andere Europese en andere luchthavens waar onderzoek is gebeurd, heeft opgeleverd. Ik zie dus niet in wat het doen van een onderzoek in Deurne nog meer zou kunnen opleveren. Dat zou middelen, energie en mensen vergen en weinig nieuws bijdragen. We weten wat de effecten zijn, en ik denk dat we beter onze mensen en middelen inzetten om iets te doen aan die specifieke gezondheidseffecten, om dat op te lossen, in plaats van metingen te doen terwijl we toch al op voorhand weten wat de resultaten zullen zijn. Daarom acht ik het niet opportuun om dat nu in Deurne ook te gaan opzetten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.