Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
In juni heeft De Ambrassade, een organisatie voor jeugdwerking, een toekomstcongres gehouden over kinderen en jongeren. Een van de speerpunten was dat kinderen meer fysieke ruimte nodig hebben. De aandacht van dat jeugdwerk voor het beleidsdomein Ruimte vind ik bijzonder interessant, bijzonder hoopgevend. Het toont ook aan dat we een trendbreuk moeten maken met het verleden, waar we op Vlaams niveau altijd zeer sec, bijna autistisch-monofunctioneel omgingen met wat we bestemden en dat we daardoor kansen verloren lieten gaan om zeer efficiënt om te gaan met de ruimte die ons dierbaar is, die beschikbaar en vrij schaars is. In die zin moeten we op het vlak van ruimtelijke ordening meer het model van de ‘shared economies’ toepassen. In dat model kunnen we door maximaal te verweven zo veel mogelijk efficiëntie realiseren in de benutting van onze ruimte, waardoor we minder ruimte zullen innemen. Die monofunctionele ruimteplanning heeft immers heel wat problemen opgeleverd: de scheiding van wonen en werken is een van de oorzaken van de vele files, op industrieterreinen hebben we propere bedrijven die zonevreemd zijn op milieubelastende sites, enzovoort.
Minister, in die zin vond ik het interessant om net vóór het reces nog even uw mening te vragen over de elf aandachtspunten die gelanceerd werden.
Hoe denkt u zelf die verweving te realiseren, want ik weet dat u daarvan een supporter bent?
Op welke manier zal dat vertaald worden in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)? Wordt hiervoor een specifiek beleidskader uitgewerkt?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik ben het helemaal eens met de analyse van De Ambrassade en nog meer met de oplossingen die worden voorgesteld. Dat ligt ook in de lijn van de plannen van Vlaanderen met het nieuwe Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. We hebben dat debat ook al gevoerd in de plenaire vergadering. De tekst ligt ondertussen ook op tafel en we hopen dat die kan worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering.
U vraagt ook hoe ik het concreet zal aanpakken. Dat kan op twee manieren. De eerste manier is de sectorale regelgeving. Wat we op dat vlak kunnen doen, doen we nu al. Ik verwijs naar het feit dat we zorgen voor de toegankelijkheid van de natuur en dat we ook in de zomer onze zomerspeelbossen organiseren. Dat zijn eigenlijk plaatsen die normaal gezien niet toegankelijk zijn omdat het om waardevolle natuur en bossen gaat, maar die we openzetten op het ogenblik dat jeugdbewegingen en -verenigingen daar op kamp zijn, zodat ze daar kunnen spelen. Dat is een voorbeeld van de manier waarop we dat nu al in de praktijk in de sectorale regelgeving kunnen laten doorwerken. We doen dat bijvoorbeeld ook met de reeds bestaande proefprojecten rond bedrijventerreinen, waar we vanuit het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie hebben gesteld dat het werken aan speelplekken en biodiversiteit op bedrijventerreinen mogelijk moet zijn. Dat proefproject levert al mooie resultaten op.
De tweede manier heeft te maken met de plannen. Dat is de ambitie die we willen formuleren in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, waarmee we het ruimtelijk rendement willen verhogen en ook de leefkwaliteit willen vergroten. In de tekst die op de tafel ligt, staan heel wat voorstellen die we hier zeker zullen kunnen bespreken zodra de tekst door de Vlaamse Regering is goedgekeurd.
Eigenlijk hebben ook lokale besturen op dit ogenblik al heel veel instrumenten in handen om daarin te sturen. Een lokaal bestuur kan nu al, wanneer het vergunningen geeft of verkavelingen goedkeurt, heel wat verplichtingen opleggen inzake groennorm, speelruimte en dergelijke meer. We zien dat dit meer en meer aan terrein wint. Wanneer parkeergelegenheid aan grote distributiecentra wordt goedgekeurd, zien we ook meer en meer dat lokale besturen opleggen dat die ruimte in het weekend gedeeld moet worden en dat er een skatepark moeten kunnen worden aangelegd. Dat zijn allemaal mogelijkheden die nu al bestaan en die lokale besturen ten volle kunnen gebruiken. We hebben trouwens een voorbeeldboek ter beschikking gesteld van onze lokale besturen om die ruimte ook speel- en gebruiksvriendelijker in te richten.
Een ander voorbeeld zijn de wedstrijden of projecten die we georganiseerd hebben om de speelruimte zowel in scholen als rond jeugdterreinen avontuurlijker in te richten zodat ze ook buiten de schooluren gebruikt kunnen worden.
De ruime context en de instrumenten of de mogelijkheden zullen ook worden opgenomen in het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, waarover we zeker van gedachten zullen kunnen wisselen zodra het is goedgekeurd.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik denk dat we inderdaad op dezelfde lijn zitten en dat er veel potentieel is voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Minister, u hebt gezegd dat de lokale besturen specifiek een aantal zaken zullen opleggen. Ziet u het als een optie om verticaliteit, meervoudig ruimtegebruik en verweving te verplichten bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden of industriezones? Is dat ook iets dat u wilt meenemen in het BRV?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik zal niet vooruitlopen op beslissingen die de Vlaamse Regering neemt inzake het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Ik kan u wel zeggen dat in de voorstellen die op tafel liggen, een aantal van die instrumenten vervat zijn. Er zit onder andere een voorstel in rond een groennorm. De verdichting of het verticaliseren zoals u het noemt, zit ook doorspekt in de teksten.
Maar nogmaals, ik ga hier niet in detail vooruitlopen op die besprekingen binnen de Vlaamse Regering, want ik weet natuurlijk niet welke tekst voor politieke bespreking zal voorliggen. Daar moeten we dus nog op wachten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.