Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Het Steunpunt Wonen maakte de resultaten van zijn studie over de verdelingsanalyse van woonsubsidies in Vlaanderen voor 2013 bekend. Hoewel deze studie geen rekening houdt met de beleidsinitiatieven die u sinds uw aantreden als minister hebt genomen, blijft ze wel interessant.
Uit de studie blijkt dat binnen het budget Wonen meer dan de helft van de middelen, 54 procent, gaat naar de sociale huurmarkt, terwijl die sociale huurmarkt slechts 6,7 procent van de totale Vlaamse woonmarkt betekent. Die middelen worden zeer sterk herverdelend ingezet. Sociale leningen waren nog eens goed voor 12 procent van het budget.
Voor de huurwoningen bij sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) is er tussen 2008 en 2013 een stijging van de woonsubsidie in de huurprijs, die bovendien het sterkst is bij de laagste inkomens. Gemiddeld bedraagt die ondersteuning in 2013 al 260 euro. Bij het laagste inkomenskwintiel loopt dat zelfs op tot 352 euro. Tussen 2008 en 2013 is de sterkste stijging ook in dat inkomenskwintiel te vinden. Wat de gezinssamenstelling betreft, zijn het de eenoudergezinnen die bij de SHM’s de sterkste ondersteuning krijgen. Gemiddeld dekte deze woonsubsidie in 2013 47,8 procent van de reële huurprijs.
Ook bij huursubsidies zien we een vergelijkbaar beeld. Gemiddeld dekt de huursubsidie 42,3 procent van de reële huurprijs. Bij de huurpremie is dat 31,4 procent.
Minister, hoe evalueert u de verdeling van de middelen binnen het woonbeleid tussen huurders, verhuurders en eigenaars?
U hebt bij de afgelopen begrotingscontrole in extra middelen voorzien voor de SVK’s. Is het al duidelijk op welke manier u deze extra middelen zult verdelen?
Ten slotte, kunt u al zeggen op welke manier u rekening zult houden met de recente evoluties en noden op de Vlaamse woningmarkt bij het aanpassen van de huurprijsberekening van sociale huurwoningen?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Anseeuw, ik ben blij dat u zelf verwijst naar uw vraag over de sociale leningen. U had die eerder ingediend, en ik heb die verleden week inderdaad beantwoord. Sta me toe om niet te herhalen wat ik verleden week heb geantwoord. Uw eerste vraag is bij dezen dus beantwoord.
U vraagt hoe ik de verdeling van de middelen binnen het woonbeleid tussen de huurders, verhuurders en de eigenaars evalueer. U hebt inderdaad gerefereerd aan een studie – de zoveelste, dus ik herhaal mijn suggestie van daarnet – over de verdeling van de woonsubsidies. Op zich is dat een heel interessante studie om te bekijken of de woonsubsidies rechtvaardig worden verdeeld binnen elk segment.
Mijnheer Anseeuw, de studie handelt over de niet-fiscale en de fiscale subsidies. Die studie is nog besteld door mijn voorganger. Het is heel jammer dat enkel de uitgavenbegroting van de Vlaamse overheid in dat kader is meegenomen en niet de inkomstenzijde. Waarom zeg ik dat? Er wordt enkel gekeken naar wat wij als overheid spenderen en investeren in fiscale of niet-fiscale subsidies. Tegelijkertijd wordt er niet gekeken naar wat wij als Vlaamse overheid ontvangen in het kader van woonbeleid. Ik heb het dan over registratierechten, onroerende voorheffing enzovoort. Dat is toch ook een belangrijke poot. Als je een studie voert over het al dan niet rechtvaardig inzetten van middelen, is het toch ook belangrijk om te weten welke inkomsten de overheid heeft die voortvloeien uit dat beleid. Ik vind het jammer dat de inkomstenzijde niet is meegenomen, maar het maakte geen deel uit van de onderzoeksopdracht. Het ligt dus niet aan de onderzoekers, maar is door mijn voorganger heel expliciet zo besteld in het verleden.
De niet-fiscale subsidies bij de huurder hebben betrekking op de sociale huur en de huurtegemoetkomingen, bijvoorbeeld de huurpremie en de huursubsidie. U kunt straks voor de aanwezigen misschien het verschil uitleggen. Bij de eigenaar-bewoner gaat het over de bijzondere sociale lening, de renovatiepremie en de verbeterings- en aanpassingspremie (VAP). De fiscale subsidies gaan onder andere over de vermindering van de registratierechten. Het gaat dus niet over de registratierechten op zich, want ik heb u daarnet al meegegeven dat die niet zijn meegenomen in de studie. Maar als men recht heeft op een vermindering van de registratierechten, wordt dat beschouwd als een fiscale subsidie. Ook het verlaagde btw-tarief bij renovatiewerken en de vermindering van de onroerende voorheffing bij de eigenaar-bewoner worden gerekend onder de categorie fiscale subsidies.
Mijnheer Anseeuw, het is absoluut niet eenvoudig om de woonsubsidies tussen de huurders, de eigenaar-verhuurders en de eigenaar-bewoners te vergelijken. Waarom is dat moeilijk? Ik herhaal wat ik daarnet heb gezegd. Er wordt geen rekening gehouden met de fiscale inkomsten die de overheid heeft op basis van eigendomsverwerving en dergelijke.
De studie heeft ook onderzocht of de middelen die worden ingezet, ook worden besteed aan wie het eigenlijk echt nodig heeft. Op basis van uw vraag acht ik het nodig hier een aantal conclusies toe te lichten. De subsidies in de sociale huursector komen terecht bij de lagere inkomensgroepen, en de sociale huursector zorgt voor een relatief grote groep Vlaamse huishoudens wel degelijk voor betaalbaar en kwaliteitsvol wonen. Dat is natuurlijk goed, omdat het nu eenmaal de bedoeling is van sociaal wonen.
De inkomensverdeling van de subsidies voor de huurders maakt duidelijk dat de huursubsidie en huurpremie nog selectiever is dan de sociale huisvesting op zich. 90 procent van het subsidiebedrag komt terecht bij de meest behoeftigen. Dat is natuurlijk goed. Het toont aan dat het systeem zoals het vandaag bestaat, eigenlijk goed functioneert en in elkaar zit.
Uit de studie blijkt dat de niet-fiscale subsidies voor eigenaar-bewoners gericht worden ingezet. Dat is uiteraard ook een goede zaak. Als gevolg van de striktere inkomensvoorwaarden komen de verbeterings- en aanpassingspremies relatief meer terecht in de laagste twee kwintielen. De renovatiepremie kent dan weer het grootste bereik in het middelste inkomenskwintiel. Met de laagste twee kwintielen bedoel ik dus eigenlijk de 40 procent mensen die het meest behoeftig zijn.
De analyse van de fiscale woonsubsidies geven een heel ander beeld. De fiscale subsidies komen in veel sterkere mate terecht in het hogere inkomenskwintiel. Van alle woonsubsidies heeft de hypotheekaftrek – dus het oude systeem en de woonbonus vóór de recente wijzigingen – de grootste impact. Ook dat lijkt mij logisch.
Het is belangrijk om mee te geven dat die studie is gevoerd op een moment dat de woonbonus nog niet hervormd was, en dus eigenlijk gebaseerd is op het oude systeem.
U vroeg naar de SVK’s, de extra middelen die worden uitgetrokken in het kader van de begroting, en of ik al duidelijkheid kan geven over op welke manier die extra middelen zullen worden ingezet. Ik ben een groot voorstander van het SVK-model, ook in het verleden. Ik heb altijd gezegd: onbekend is onbemind. We moeten er veel meer in steken, niet alleen financieel, maar ook op het vlak van promotie. Recente cijfers tonen dat woningen in het beheer van een SVK beginnen te stijgen. Dat is een goede zaak. Jammer genoeg is vooral Oost-Vlaanderen nog een behoorlijk blinde vlek. We werken daar echter aan. Ik hoop dat het goed is dat we ook wat SVK’s betreft meer financiële middelen hebben uitgetrokken. Ik hoop dat u mij daarin steunt. Wat u betreft, twijfel ik daar niet aan, mijnheer Anseeuw.
Ik ben dus een groot voorstander van het SVK-model. Dat is mijn persoonlijke appreciatie. Los daarvan, objectief en neutraal bekeken, heeft het heel veel voordelen. Zo hebben de verhuurders een huurinkomstenzekerheid, kunnen ze allerlei premies krijgen, enzovoort. Anno 2016 is dat belangrijk in Vlaanderen. Behoorlijk wat verhuurders kampen met achterstal en dergelijke. Via een SVK heeft men dat allemaal niet meer.
Er zijn natuurlijk ook voordelen voor de huurders. Zo krijgt men automatisch een huursubsidie wanneer men een woning huurt via een SVK.
Mijnheer Anseeuw, ik kan u meegeven wat mijn intenties zijn, waaraan ik 10 miljoen euro extra zal spenderen. Ik moet daar wel aan toevoegen dat ik dat allemaal nog moet voorleggen aan mijn collega’s van de Vlaamse Regering. In het verleden verwachtten we van de SVK’s dat ze altijd 10 procent van de subsidies zouden voorfinancieren. Dat heeft natuurlijk een impact op de reserves van de desbetreffende SVK’s. Een van mijn betrachtingen is om dat extra geld in ieder geval daarvoor in te zetten, zodat ze niet meer 10 procent moeten voorfinancieren. Wat ook een van mijn bekommernissen is, is dat we jaarlijks aan de SVK’s een hogere subsidie per woning zouden moeten geven, zodat ze nog meer kunnen inzetten op een beter onderhoud van die woning en dergelijke meer. Dat is immers toch wel een van de pijnpunten die naar boven zijn gekomen in diverse overlegmomenten die we hebben gehad met de sector van de SVK’s. Ik wil die bekommernis delen met mijn collega’s in de Vlaamse Regering, en hopelijk kan ik hen overtuigen.
Natuurlijk zullen we de SVK’s in het mate van het mogelijke vrij laten om zelf te beoordelen waaraan ze het best de financiële middelen kunnen spenderen, maar het zou bijvoorbeeld ook nuttig kunnen zijn om nog meer middelen in te zetten voor prospectie, het op zoek gaan naar geschikte woningen, zodat nog meer woningen bij de SVK’s in beheer kunnen worden gebracht.
Dan was er de vraag of ik rekening zal houden met de recente evoluties en de noden op de Vlaamse woningmarkt bij het aanpassen van de huurprijsberekening. We staan momenteel voor de zeer grote uitdaging om het sociaal woonpatrimonium verhuurd door de sociale huisvestingsmaatschappijen energiezuinig te maken. U weet dat we een heel verouderd patrimonium hebben en dat het altijd een van mijn betrachtingen is geweest om dat verouderde sociaal huurpatrimonium energetisch te renoveren. Ter zake kunnen we momenteel voor 2015 al wel recordcijfers voorleggen. De dag van vandaag is het nog altijd in veel gevallen zo dat de sociale huurder dikwijls meer betaalt aan huurlasten, voor de energiefactuur en dergelijke meer, dan aan eigenlijke huur, en dat is toch wel een klein beetje de wereld op zijn kop. Sociale huurders worden verondersteld de meest behoeftige, de zwakkere mensen in onze maatschappij te zijn. Ik denk we hierdoor ook die mensen kunnen helpen.
Ik heb absoluut niet de intentie om de huurprijsberekening fundamenteel te gaan wijzigen. Ik wil wel in de nabije toekomst bij de huurprijsberekening van sociale huurwoningen ook rekening houden met bijvoorbeeld de energieprestatie en de renovatie van woningen. Als wordt gerenoveerd, dan wil dat zeggen dat de Vlaamse overheid ook heel veel middelen investeert. Er bestaat nu al zoiets als een energiecorrectie. Dat hoef ik dus niet in te voeren in de regelgeving. Dat betekent dat, als men een woning in die mate renoveert, de huurprijs eventueel een klein beetje kan stijgen, met dien verstande dat het nooit de bedoeling kan zijn dat het een nuloperatie wordt. Dat wil ik toch wel aanstippen. Het is niet omdat de huurder een lagere energiefactuur krijgt, dat we per definitie dat bedrag van de verlaging moeten opnemen in de verhoging van de huurprijs. Dan is het immers natuurlijk voor niemand een winst, behalve voor de sociale huisvestingsmaatschappij. Het kan niet de bedoeling zijn om de huurder op die manier te treffen.
Ik wil ook rekening houden met het inkomen van de bewoner door het aanrekenen van een solidariteitstoeslag als de inkomensgrens wordt overschreden. Het lijkt me belangrijk om ook dat mee te nemen. Ook is er de rationele bezetting door het aanrekenen van een onderbezettingsvergoeding. Dat is al heel veel aan bod gekomen, in het kader van het debat over tijdelijke contracten en dergelijke meer. Ik meen dus dat ik daar niet dieper op in moet gaan.
Uit dat onderzoek blijkt ook dat de huurprijzen voor een SHM-woning al heel sterk worden gecorrigeerd op basis van het inkomen van de huurder. In dat kader is het toch ook wel belangrijk om erop te wijzen dat dat natuurlijk heel sterk verschilt van regio tot regio. Dat heeft gewoon te maken met de vraag in welke stad en welke gemeente welke mensen met welke profielen wonen. Mensen met een lager inkomen vind je meestal in de steden en de grootsteden, en daar zijn er dan natuurlijk ook veel minder huurinkomsten voor de SHM’s. Dat verschilt echter van regio tot regio. Dat lijkt me redelijk logisch, gelet op het feit dat de huurprijzen natuurlijk ook worden berekend op basis van de inkomens van de betrokken huurders.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Het lijkt me heel goed dat u heel concrete maatregelen zult voorleggen aan uw collega’s van de regering om de slagkracht en de financiële gezondheid van de SVK’s te ondersteunen. Dat lijkt me immers nodig om dat op een duurzame manier verder uit te bouwen en om hun verder kansen te geven om die rol van het ontsluiten van die private woonmarkt voor mensen die kwetsbaar zijn op onze woonmarkt, voluit te kunnen spelen.
Wat uw antwoord op mijn eerste vraag betreft, is uw opmerking dat er in die studie geen rekening is gehouden met de inkomstenzijde, natuurlijk helemaal terecht. Dat ligt inderdaad niet aan de onderzoekers, wel aan de onderzoeksopdracht zelf, natuurlijk. Toch lijkt het me nuttig te kunnen zijn om daar op een of andere manier toch een mouw aan te passen. Op basis van die studie kan immers de verkeerde perceptie worden gecreëerd over de verdeling van de middelen binnen het Vlaamse woonbeleid. Ook lijkt het me sowieso interessant om een totaalbeeld te hebben. Minister, ik wil niet pleiten voor nog een lawine aan nieuwe studies, maar ziet u een mogelijkheid om daar toch een mouw aan te passen, om toch een totaalbeeld te krijgen, om die inkomstenzijde ook mee in rekening te kunnen brengen, zodat er een correct beeld wordt gegeven over de verdeling van de middelen in het Vlaamse woonbeleid? Dat is niet alleen voor de perceptie, maar natuurlijk ook omdat het goed is om te weten hoe dat nu eigenlijk zit.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mijnheer Anseeuw, dit zijn heel interessante vragen, en het is ook wel een heel interessante studie. Minister, ook ik dank u voor uw omstandig antwoord.
De studies hebben natuurlijk tekortkomingen. We weten ook hoe dat is besteld en waarom. De toon van de studie is: probeer middelen van eigendomsverwerving over te hevelen naar de huursector. Wij gaan daar absoluut niet mee akkoord. Vandaag is 70 procent van de Vlamingen eigenaar. Wij vinden dat een goede zaak. Dat heeft mee tot de welvaart van Vlaanderen geleid. Het brengt een kostenplaatje van 1,6 miljard euro met zich mee voor 70 procent van de mensen. Maar vergelijk dat met de 400 miljoen euro voor de Vlaamse huursector. Dat heeft betrekking op 7 procent van de mensen. Dan vind ik dat we dat meer dan ooit moeten verdedigen. De Vlaming is nu eenmaal geboren met een baksteen in de maag. Mensen die gaan werken en een eigendom proberen te verwerven, doen heel hard hun best. Ze worden er bovendien veel op belast, want de registratierechten alleen al bedragen 2 miljard euro. Er moeten dus zeker geen middelen van eigendomsverwerving overgeheveld worden naar de huursector.
Uit de studie blijkt een zekere kostenefficiëntie. Het lijkt mij interessant voor de Vlaamse Regering om te kijken hoe we elke euro van die 400 miljoen euro die we aan de huursector spenderen, zo efficiënt mogelijk kunnen investeren, opdat we zo veel mogelijk mensen zouden kunnen helpen. Er zijn vandaag 150.000 sociale woningen. 94.000 mensen staan te wachten. Theoretisch hebben er 282.000 mensen recht op. Dan moet elke euro die we uitgeven, zeer efficiënt besteed worden.
Minister, ik ben ook sterk voorstander van het SVK-model. Er is zeker nog veel werk aan de winkel wat de financiële gezondheid betreft. Maar ik hoor ook veel mensen die vertellen dat ze een SVK contacteren om een woning te verhuren, omdat er veel voordelen aan verbonden zijn, maar dat men gewoon niet komt kijken. Men is precies niet geïnteresseerd in de woning. Ik denk dat we dat aanbod nog sterk zouden kunnen uitbreiden, als de SVK’s zelf de mensen die zich aandienen, wat meer zouden kunnen verleiden tot een contract en als ze op zijn minst zouden ingaan op een oproep voor iets dat te huur staat.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, ik ben het met u en de heer Anseeuw eens dat men beter ook de inkomstenzijde had meegenomen om de studie op een volledige manier te maken. Misschien komt dat met de suggestie van de heer Anseeuw nog goed.
Ik onderschrijf ook uw opmerking dat we de SVK’s nog meer moeten promoten. Ziet u dan nog een rol weggelegd voor de vastgoedmakelaars, of een eventuele samenwerking met de vastgoedmakelaars?
U weet dat ik nogal inzet op kleiner wonen. Ik heb de ervaring dat als mensen met een studio naar een SVK bellen, er effectief SVK’s zijn die kleine studio’s zelfs niet komen bekijken, zelfs een studio die perfect kant-en-klaar gerenoveerd is en perfect in orde is, perfect voor iemand die alleenstaand is. Men neemt die niet in aanmerking. Ik denk dat men daar, zeker gezien de vele alleenstaanden, meer voor moet openstaan. Daar wil ik uw aandacht voor vragen, minister, dat men in de toekomst ook klein wonen toestaat bij de SVK’s.
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, we onderschrijven allemaal dat de SVK’s een duwtje in de rug nodig hadden. Dat hebben we met deze regering ook gedaan. We hebben extra middelen vrijgemaakt.
Het is inderdaad de bedoeling om SVK’s meer te promoten, mevrouw De Vroe. Dat heb ik in mijn initiële antwoord al gezegd. Een samenwerking met vastgoedmakelaars en dergelijke sluit ik niet uit. Ik vind dat zelfs een heel interessante suggestie. Ik wil wel meegeven dat een SVK-woning een bepaald en specifiek segment van de huurmarkt vormt. Maar ik sluit het zeker niet uit. Ik zal uw suggestie zeker meenemen.
Alle voorbeelden die hier zijn gegeven van het niet goed functioneren van de SVK’s, hebben er net toe geleid dat we meer middelen aan die desbetreffende SVK’s gaan geven. Als er wordt gezegd dat ze niet eens langskomen, heeft dat er ook mee te maken dat er een onderfinanciering was. We hebben dat nu rechtgezet en gaan ervan uit dat de SVK-markt met die 10 miljoen euro extra ook veel beter zal functioneren. Als u volgend jaar nog dezelfde klachten hebt, mag u mij die gerust overmaken, want dat zou betekenen dat die 10 miljoen euro niet goed gespendeerd is.
We zijn het er allemaal over eens dat het heel jammer is dat de inkomstenzijde niet is meegenomen in deze studie. Dat is echt een gebrek. U vraagt of ik dat eventueel zal ondervangen met een nieuwe studie. We hebben een nieuw Steunpunt Wonen. We zijn een meerjarenplanning aan het opmaken van welke studies dat nieuwe steunpunt moet uitvoeren. Ik zal de suggestie van de collega’s Anseeuw en De Vroe meenemen om dat in de meerjarenplanning van het nieuwe Steunpunt Wonen te stoppen, want het feit dat de inkomstenzijde niet is meegenomen, is echt wel een lacune.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik ben bijzonder tevreden met uw antwoord en met het feit dat u onze suggestie ter harte wilt nemen om eindelijk een totaalbeeld op de Vlaamse woonmarkt mogelijk te maken. Ik kijk uit naar de verdere evoluties en ik zal ze graag opvolgen, want ik ben heel erg geïnteresseerd in de resultaten ervan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.