Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, hoewel de sociale verhuurkantoren (SVK’s) en de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) spelers zijn op verschillende deelmarkten, richten ze zich beide tot personen en huishoudens waarvoor een eigen woning onhaalbaar is en waarvoor de private huursector niet altijd een oplossing biedt. Het Steunpunt Wonen heeft recent een studie gefinaliseerd waarin de doelgroepen van SVK’s en SHM’s worden vergeleken. Naast het gegeven dat de wachtlijsten aangroeien, tonen de bevindingen overduidelijk aan dat de SVK’s achtergestelde groepen bereiken. Ze bereiken dankzij het gehanteerde puntensysteem de meest woonbehoeftigen. Ook is het zo dat huurders van SVK’s meer dan die van SHM’s via welzijnsorganisaties worden bereikt. Tegelijkertijd stelt het bereiken van de zwakste bewoners de SVK’s ook voor bijzondere uitdagingen, in die zin dat dit ook veel van de begeleiding vraagt.
Personen die een woning toegewezen krijgen bij het SVK kunnen steunen op individuele huurdersbegeleiding. Deze begeleiding is gericht op het verhogen van de kans dat de huurder zijn woning kan behouden en op het leren omgaan en handelen binnen zijn rechten en plichten als huurder.
Hoewel SVK’s proberen om de huurprijs zo laag mogelijk te houden, neemt dit niet weg dat het voor vele SVK-huurders een zoeken blijft om alle rekeningen betaald te krijgen. Een meerderheid van de huurders heeft enkel een vervangingsinkomen. Ik verwijs daarbij naar de problemen die in Gent aan de orde waren.
Een vergelijking tussen de SHM’s en de SVK’s naar verschillende groepen blijkt slechts in beperkte mate mogelijk te zijn, onder meer ten gevolge van andere toewijzingssystemen en registratie van kenmerken. Wel bleek uit de studie dat beide vormen een groot aandeel alleenstaande huurders, al dan niet met kinderen, hebben. Qua leeftijd vind je bij SHM’s vooral oudere huurders, terwijl bij SVK’s de jongere huurders meer vertegenwoordigd zijn.
Minister, welke zijn de belangrijkste conclusies die u trekt uit de studie van het Steunpunt Wonen waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen de doelgroep van SVK’s en SHM’s? Overweegt u op basis van de resultaten concrete maatregelen op het vlak van bijsturing van de huurdersbegeleiding? Wat zijn op dat vlak de belangrijkste bevindingen op het terrein en de meest urgente punten om aan te remediëren?
Minister, hoe zult u het groeiend aandeel van alleenstaande huurders, met en zonder kinderen, aanpakken? Overweegt u hiervoor ingrepen voor het aanmoedigen en faciliteren van moderne woonvormen binnen zowel SHM’s als SVK’s? Plant u eventueel een bijsturing via tijdelijke huurtoelagen naar Nederlands model of bent u bereid daar een studie over te bestellen? Wat kost deze maatregel in Vlaanderen en welke impact kan hij hebben op de Vlaamse woonmarkt?
Minister Homans heeft het woord.
Wat zijn de belangrijkste conclusies die ik trek? Dat is natuurlijk een heel subjectieve vraag, want ik kan andere conclusies trekken dan iemand anders, ik kan ook andere conclusies trekken dan de conclusies die de onderzoekers zouden hebben getrokken. Maar ik zal wel antwoorden op uw vragen.
Voorzitter, vandaag en ook vorige week waren er vragen over studies. Ik bemoei me niet – en dat mag ik ook niet – met de regeling der werkzaamheden van deze commissie, maar misschien zou het goed zijn dat als er studies worden opgeleverd, een gedachtewisseling over die studies kan plaatsvinden, eventueel met de onderzoekers. Dat lijkt me een interessante suggestie, maar ik laat het aan jullie over om daar straks of op een ander moment op in te gaan. Nu constant vragen om uitleg beantwoorden waarbij mijn interpretatie kan verschillen van de interpretatie van de onderzoekers … Misschien is het een goede suggestie om dit in de toekomst zo aan te pakken. Maar geen probleem, ik zal antwoorden op de vragen.
Mijn belangrijkste conclusie is dat de kandidaat-huurders van SVK-woningen een zwakker inkomensprofiel hebben dan kandidaat-huurders bij SHM's. De reden om zich in te schrijven bij een SVK is voor 30 procent van de kandidaat-huurders omdat ze meer dan 35 procent van hun inkomen aan de huur besteden. Voor 6 procent is dit te wijten aan het feit dat de betrokkene op het moment van inschrijving verblijft in een gevangenis of een instelling. Het is dus in het kader van de re-integratie dat men zich inschrijft op de wachtlijst van een SVK. Voor 6 procent is dit omdat het gezin woont in een woning die niet aangepast is aan gezinssamenstelling, dus te klein of te groot is.
Personen in precaire of dringende situaties hebben gemakkelijker toegang tot een SVK-woning dan tot een SHM-woning. Dat is logisch omdat de SVK’s met een puntensysteem werken, in tegenstelling tot de SHM's, zodat als men een acute woonnood kan aantonen, men heel veel punten krijgt en kan springen op de wachtlijst. Dat is op zich geen vreemde bevinding.
Overweeg ik op basis van de resultaten concrete maatregelen op het vlak van bijsturing van de huurdersbegeleiding? De huurdersbegeleiding steekt momenteel goed in elkaar. Het is geregeld in artikel 29bis van het kaderbesluit Sociale Huur dat de sociale verhuurders, onder andere de SHM’s, bepaalde begeleidingstaken moeten uitvoeren. Ze krijgen hiervoor ook financiële middelen. Dat is belangrijk om aan te stippen. Indien die basisbegeleiding niet zou volstaan, kan er een beroep worden gedaan op andere actoren die zorgen voor gespecialiseerde omkadering van de huurder. Dat kan gaan om preventieve woonbegeleiding, om een begeleidingsovereenkomst zowel voor de nieuwe als de zittende huurder. Indien de zittende huurder problemen ondervindt, kan de verhuurder doorverwijzen naar het OCMW. Woonbegeleiding is eigenlijk een bevoegdheid van minister Vandeurzen, dus moeten we dit ook altijd aftoetsen met hem om het goed te laten functioneren. In artikel 29bis van het kaderbesluit Sociale Huur zijn de nodige maatregelen opgesomd.
Welke zijn op dat vlak de belangrijkste bevindingen op het terrein en de meest urgente punten om aan te remediëren? De evaluatie van begeleidingsovereenkomsten is goed en maakt ook deel uit van lopend onderzoek. De sector kan op die manier pijnpunten duiden en voorstellen ter remediering aanbrengen. Dat is nu in proces. Het is dus goed om de sector hierin te betrekken. We moeten natuurlijk overleggen met minister Vandeurzen. Dat is redelijk essentieel aangezien woonbegeleiding zijn bevoegdheid is.
Hoe zal ik het groeiende aandeel van alleenstaande huurders, met en zonder kinderen, aanpakken? Het groeiend aandeel alleenstaanden met en zonder kinderen komt inderdaad voor in de studie, maar is gewoon een feitelijke vaststelling. Dat heeft te maken met de demografische evolutie anno 2016 in Vlaanderen. Het is dus niet zo vreemd dat die evolutie zich ook manifesteert in de sector van de SHM’s en de SVK's.
Indien er een specifieke omkadering nodig is – we gaan bekijken wat die studie nog oplevert – zullen we dit moeten kunnen opvangen via de bestaande regelgeving. Dan gaat het alweer over artikel 29bis van het kaderbesluit Sociale Huur.
Sociale verhuurders, of dat dan een SHM of een SVK is, zijn momenteel al bij machte om deze problematiek te ondervangen.
Ik overweeg bepaalde ingrepen voor het faciliteren en aanmoedigen van moderne woonvormen binnen de SHM’s en de SVK’s. Het decreet houdende instelling van een proefomgeving voor experimentele woonvormen is in opmaak en voorziet in het lanceren van een projectoproep. Nog niet zo heel lang geleden heb ik een vraag van mevrouw Hostekint daarover beantwoord en heb ik dat ook aangekondigd. Wanneer een projectoproep wordt gelanceerd, is een van de mogelijkheden dat er een specifiek project komt dat gericht is op alleenstaanden met of zonder kinderen.
De ingediende projecten moeten wel voldoen aan bepaalde voorwaarden, waaronder ontvankelijkheids- en beoordelingsvoorwaarden. Verder moet het project een model voor gemeenschappelijk wonen of een model voor erfpacht- en opstalconstructies bevatten. De doelgroep moeten die mensen zijn die problemen ondervinden om aangepaste of betaalbare woningen te vinden. Tot slot moet het project vernieuwend zijn en moeilijk of niet realiseerbaar binnen de toepasselijke regelgeving die vandaag geldt. Dat zijn enkele van de voorwaarden waaraan projecten die worden ingediend in het kader van die projectoproep, moeten voldoen.
Ik voorzie niet in een bijsturing via tijdelijke huurtoelages naar Nederlands model en zal daar ook geen studie over bestellen. Het Nederlandse systeem is volgens mij geen goed model. In dat model zit een soort van middelentoets. Er wordt dus niet alleen bekeken of je al dan niet eigendom hebt, maar ook naar het vermogen bij de evaluatie om iemand al dan niet een tijdelijke huurtoelage te geven. Bij ons is dat onmogelijk, los van de opportuniteitsvraag in dezen, omdat er niet zoiets als een vermogenskadaster bestaat.
Momenteel besteden we wel heel veel geld aan zowel de huurpremie als de huursubsidie. Ik ga de verschillen tussen beide niet opnieuw uitleggen. Dat heb ik al tot vervelens toe gedaan. De huurpremie 2016, ingeschreven bij de begrotingsopmaak, bedraagt 14,5 miljoen euro, de huursubsidie 25,6 miljoen euro. Bij de begrotingscontrole 2016 is de huursubsidie erkend als een externe kostendrijver.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, uw suggestie om de studies tijdens de regeling van de werkzaamheden te bespreken en van gedachten te wisselen met de onderzoekers, vind ik heel interessant, maar u mag uzelf niet onderschatten. Uw mening als minister van Wonen is ook heel belangrijk, naast die van de onderzoekers. Uw mening is beleidsbepalend terwijl het onderzoek enkel moet leiden tot beleid of bijsturing vanuit het beleid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.