Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Op 10 juni 2016 voerden de bediendevakbonden, de Landelijke Bediendencentrale (LBC) en de Bond der Bedienden, Technici en Kaderleden (BBTK), actie waarbij zij pleitten voor drie zaken die betrekking hebben op het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicapt (VAPH). Zij pleitten ervoor om de sector bijeen te houden, met gelijke kwaliteitseisen voor alle personen met een handicap en met gelijke personeelsstatuten voor alle werknemers en om betere personeelsnormen af te dwingen die bovendien correct gefinancierd zijn. Daarnaast mag de persoonsvolgende financiering niet leiden tot afbouw van de zorg of van de personeelsstatuten.
De actie ging vooral in tegen de beslissing van de overheid om niet-vergunde zorgaanbieders, in mensentaal de ouderprojecten, een rol te laten spelen in de sector. Het vragen van kwaliteitseisen en het opkomen voor het niet afbouwen van de zorg zijn allebei meer dan terecht.
Voor de toekomst van de persoonsvolgende financiering zijn echter een aantal zaken essentieel: de keuzevrijheid van de manier waarop mensen hun budget inzetten, de mogelijkheid om niet-vergunde zorg in te kopen en de mogelijkheid om niet enkel verzorgend maar ook ander personeel zoals thuiszorg in te zetten. Het is essentieel dat de persoon met een beperking zelf zijn of haar hulp inkoopt op de manier die hij of zij wenst.
Minister, u verklaarde dat u een bemiddelaar zou inzetten voor de dialoog. Kunt u meer inzicht geven in het bemiddelingsproces? Wie wordt daarbij betrokken en wie doet de aanvraag?
Wat is uw visie op de eisen van de vakbonden?
Zult u sociaal ondernemerschap en de benodigde creativiteit die hierbij komt kijken, blijvend ondersteunen om de wachtlijsten te verkorten?
Zult u toelaten dat onder meer de niet-vergunde zorgaanbieders kunnen aanwerven volgens functies en vaardigheden van het personeel, eerder dan zich aan een te strikte regelgeving van samenstelling van het personeelskader te houden?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb intussen inderdaad een bemiddelaar aangesteld die nu contact opneemt met alle partijen om tot een vergelijk te komen. Om dit proces alle kansen te geven, wordt deze bemiddeling in alle discretie uitgevoerd.
Ik wil onderstrepen dat ook de vakorganisaties de omslag naar persoonsvolgende financiering aanmoedigen en onderschrijven. We delen daarbij de zorg om een kwaliteitsvolle dienstverlening ten aanzien van de gebruiker. Die gedeelde zorg moet worden omgezet in een akkoord tussen werkgevers en werknemers.
In 2011 werd een protocolakkoord ondertekend dat voorzag in de uitbreiding van het personeelsbestand van de gehandicaptenzorg met vijfhonderd eenheden om de zware zorglasten beter te kunnen dragen. Dat akkoord voorzag ook in een systeem voor de inzet van het personeel. Dat protocolakkoord dat door werknemers en werkgevers is ondertekend, moet worden uitgevoerd. Intussen is het financieringssysteem wel fundamenteel gewijzigd. Men moet nagaan hoe in die gewijzigde context uitvoering kan worden gegeven aan dat akkoord.
Het ontwerpbesluit, dat nu terug is van de Raad van State, heeft inderdaad voorzien in twee mogelijkheden om collectief personen met een handicap op te vangen zonder dat een VAPH-vergunning vereist is. Een van die mogelijkheden is dat van de zogenaamde ouderinitiatieven. Indien ouders een wooninitiatief opzetten, kunnen ze tot vijftien personen ondersteunen. De vraag is nu welke sociale wetgeving van dwingend recht van toepassing is op die vzw’s en hun personeel. We hebben die vraag nu gesteld aan de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO). We gaan dus zien wat het advies is van die bevoegde administratie over de loon- en arbeidsvoorwaarden die van toepassingen zijn bij die initiatieven.
De persoonsvolgende financiering kenmerkt zich onder meer door het in handen van de gebruikers geven van de regie van de zorg en door flexibiliteit, zodat gebruikers volgens hun noden een zorgpakket kunnen samenstellen. Dit betekent natuurlijk dat sociaal ondernemers moeten kunnen inspelen op die wisselende noden. Ze moeten dus een personeelsbeleid kunnen voeren dat dat ook mogelijk maakt.
De regelgeving van het VAPH is de jongste jaren natuurlijk ook al in belangrijke mate in die richting geëvolueerd. Door de methodiek van de personeelspunten bij de multifunctionele centra (MFC) en bij het flexibel aanbod meerderjarigen (FAM) is er enerzijds wel een degelijke en kostendekkende financiering, maar hebben de zorgaanbieders anderzijds ruimte om het personeel te kiezen dat ze prioritair nodig hebben om aan de gestelde zorgvragen te kunnen voldoen.
Zoals gezegd, zullen we zowel de vergunde zorgaanbieders als de twee mogelijke initiatiefnemers die zonder vergunning collectieve opvang kunnen organiseren, natuurlijk de mogelijkheid moeten geven om dat te doen. Dat zal echter ook moeten gebeuren – en dat is het evenwicht – binnen een kader dat op het vlak van sociaal recht en arbeidsvoorwaarden voldoende rechtszekerheid biedt voor de werknemers, en ook voldoende kwaliteitsgaranties kan bieden. Uit de eerste contacten van de bemiddelaar heb ik begrepen dat zowel de vertegenwoordigers van de werknemers als die van de werkgevers absoluut bereid zijn te zoeken naar een evenwichtig vergelijk. Zoals gezegd, is er de vraag onder welk stelsel de niet-vergunde aanbieders zullen vallen. Dat is de vraag die we ook aan de bevoegde federale dienst hebben gesteld. De andere mogelijkheid om te kunnen ondersteunen zonder een VAPH-vergunning te hebben, bestaat erin dat men een vergunde of erkende initiatiefnemer is uit een andere sector van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Dan zit je meteen toch al in een context van toepasselijke cao’s en normering. Die situatie lijkt me dus iets anders dan die van de groep van initiatieven van ouders.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Die kwaliteit is natuurlijk een moeilijk iets. De vakbonden stelden dat de kwaliteit aan diploma’s wordt afgemeten. Ik heb daar echter toch veel vragen bij. Als ik kijk naar de concentrische cirkels van de mensen waarop men een beroep moet doen, dan zijn daar heel veel mensen bij die geen diploma hebben, maar waarvan we niet kunnen zeggen dat ze geen kwaliteit bieden. Kijk maar naar de vele vrijwilligers in de voorzieningen, naar de kampen die worden georganiseerd voor mensen. Dat gebeurt allemaal met vrijwilligers en ik denk dat die allemaal heel kwaliteitsvol zijn. Moet het bieden van kwaliteit per se worden afgemeten aan diploma’s? Hetzelfde geldt voor de ouders zelf. Die hebben natuurlijk ook geen diploma gekregen bij de geboorte, maar ze bieden natuurlijk ook heel veel kwaliteit aan hun kinderen. Ik heb er dus moeite mee dat de vakbonden dat aspect van de kwaliteit enkel en alleen gaan afmeten aan diploma’s en dat ze ook niet kijken naar de talenten van de mensen. Dat lijkt me toch wel heel belangrijk. We moeten toch mee in overweging blijven nemen dat men ook mensen kan aanwerven op basis van hun kwaliteiten. Als we te veel normen gaan opleggen, dan denk ik dat het ook heel moeilijk gaat zijn voor de kleine initiatieven, of voor de initiatieven die de ouders zelf nemen. Als ze aan alle normen moeten voldoen, dan zullen volgens mij de budgetten veel te klein zijn. Mij lijkt het niet meer dan logisch dat het vervoer net zo goed kan worden gedaan door, bijvoorbeeld, de klusjesman en niet noodzakelijk door de opvoedster van dienst. Ik denk dus dat er in de toekomst nog wat ruimte moet blijven wat heel die normering betreft, dat we daar toch niet te strikt naar mogen kijken.
Wat de voorwaarden van betaling betreft, ben ik het er natuurlijk mee eens dat er, zoals bij de assistenten, wordt gekeken naar paritair comité 319. Dat lijkt me wel iets dat we inderdaad kunnen vastleggen. Het lijkt me enorm belangrijk dat de mensen toch altijd nog zelf kunnen kiezen hoe ze die zorg willen invullen, ook qua personeel. We gaan immers vraaggestuurd werken. Elke groep is anders, en dus is ook het personeel voor elke groep anders. Ik hoop dat daar in de toekomst voldoende oog voor zal zijn, dat er niet te veel strikt wordt genormeerd voor elke doelgroep of groep. Er is ook het oogpunt van de gebruikers. U had het over de bemiddelaar. Ik hoop dat die bemiddelaar ook eens eventueel de gebruikers laat horen, dat het niet enkel en alleen de werkgevers zijn, maar dat ook de gebruikers hun stem mogen laten horen. We gaan er immers toch van uit dat zij de regie in handen gaan nemen, dat dit alles vraaggestuurd zal worden. Die groep mogen we dus absoluut ook niet vergeten in al die onderhandelingen bij de bemiddelaar.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik deel een aantal zorgen, maar het zal toch de kunst zijn om een akkoord te maken. Dat zal het belangrijkste zijn.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Als de punten inderdaad worden meegenomen naar heel het overleg, dan zullen we zien wat daaruit komt. Ik hoop echter dat de gebruiker centraal blijft staan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.