Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, op 1 januari 2017 worden de middelen voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp voor meerderjarige personen met een handicap persoonsvolgend. Dat houdt in dat tegen 1 januari 2017 de ondersteuning van alle gebruikers van handicapspecifieke zorg moet worden vertaald naar een budgetcategorie en een prioriteitengroep.
Parallel hieraan wordt op basis van de zorgzwaarte en geboden ondersteuning ook bepaald hoeveel zorggebonden middelen zijn gekoppeld aan elk individueel zorgpakket, waardoor de huidige zorgaanbieders zicht krijgen op hun nieuw aantal zorggebonden personeelspunten en werkingsmiddelen. Dat is een bijzonder belangrijke oefening in de transitie die we nu doormaken.
In het kader van die transitie dienden zorgaanbieders ten laatste tegen 24 mei zelf de vertaling te maken van het huidige ondersteuningsaanbod in ondersteuningsfuncties en frequenties, de zorgzwaarte van hun cliënten in te schatten en die gegevens over te maken aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Omdat deze ondersteuning kan variëren, werd gevraagd om de gemiddelde ondersteuning van de laatste twee jaar van elke cliënt in kaart te brengen.
Nu de deadline voor indiening van de inschalingsgegevens is verstreken, is het de taak van de multidisciplinaire teams (MDT) om deze inschalingsoefening te controleren. De controles starten, aldus de tijdlijn, in april en lopen tot augustus 2016. Het is erg belangrijk dat we die controles goed, gericht en streng doen.
Minister, wat is de stand van zaken van de inschalingsoefening? Welk percentage zorgaanbieders heeft de vertaling van hun huidig ondersteuningsaanbod tijdig bezorgd aan het VAPH? Hoe en wat zullen de MDT’s controleren? Zijn er bepaalde zorgvormen en zorgprofielen die meer gecontroleerd zullen worden? Zo ja, op basis van welke visie en argumentatie? Acht u de voorgeschreven periode voldoende om een gedegen en grondige controle te doen van de inschalingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Alle voorzieningen hebben hun gegevens doorgegeven aan het VAPH. Die worden momenteel gecheckt op volledigheid. Op korte termijn wordt dan een steekproef getrokken van de hele groep zorgvragers, waarna de MDT’s kunnen starten met de controle-inschalingen.
Ondertussen zal het VAPH ook een aantal analyses doorvoeren. Kunnen tendensen worden vastgesteld bij bepaalde type-voorzieningen? Zijn er sterke afwijkingen in frequentie van zorgaanbod ten opzichte van eerder doorgegeven registraties? Zijn er logische verklaringen te vinden voor verschillen tussen gelijkaardige voorzieningen?
Op 24 mei heeft 95,36 procent van de voorzieningen zijn basisbestand overgemaakt aan het VAPH. Op 27 mei waren alle basisbestanden binnengestuurd. De simulatietools met betrekking tot de persoonsvolgende convenanten waren volledig op 1 juni. De opvulling van de open plaatsen voor 1 april kan nog worden doorgeven tegen 30 juni.
De afname van het zorgzwaarte-instrument (ZZI) leidt tot een B-waarde – die geeft de nood aan begeleiding weer – en een P-waarde – die geeft de nood aan permanentie weer. De MDT’s zullen controleren of de B-waarde en P-waarde die de voorzieningen voor al hun cliënten inschatten, overeenkomt met hoe een gecertificeerde inschaler de B- en P-waarde zou inschalen.
Om dit te kunnen doen, wordt er een steekproef getrokken. Er werd vastgelegd dat er meer controle zal zijn naarmate de budgetcategorie, die afhangt van de zorgzwaarte en ondersteuningsnood, hoger is. Concreet zal dit gebeuren als volgt: 10 procent van de inschalingen zullen cliënten zijn die in budgetcategorie XI of XII zijn beland, 30 procent in categorie IX en X, 40 procent in categorie V tot VIII en 20 procent in categorie I tot IV.
Het is de bedoeling dat er naast een spreiding over de budgetcategorieën, ook rekening wordt gehouden met een spreiding over de verschillende voorzieningen. Dit zal zeker niet evenredig kunnen aangezien voorzieningen zich vaak concentreren op een specifieke hoogte van zorgzwaarte, maar het VAPH zal er zeker naar streven om in elke voorziening met cliënten die in de te controleren budgetcategorieën vallen, een minimaal aantal controles uit te voeren.
Er werd op gerekend dat sommige zorgaanbieders hun gegevens voor de deadline zouden overmaken, dat het dus vroeger zou zijn dan de deadline, maar dat is niet gebeurd. We hadden gedacht dat we vroeger konden beginnen met een aantal. Eigenlijk zijn degenen die echt vroeger dan de deadline waren, zeer uitzonderlijke gevallen, waardoor de controle-inschalingen nog niet zijn gestart. Ondertussen werd met de MDT’s afgesproken dat de inschalingen mogen worden doorgevoerd tot 15 oktober.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik heb begrepen dat alle voorzieningen de nodige gegevens, zij het zeer nipt, ondertussen toch allemaal hebben doorgegeven. Dat is positief. Een grondige controle is van groot belang. Deze oefening gaat toch een aantal belangrijke beslissingen tot gevolg hebben. Als zo’n budget vastligt, zal dat ook wel een hele tijd blijven vastliggen.
Het is positief dat de MDT’s een steekproef zullen doen, maar dat tegelijk ook het VAPH een aantal analyses gaat doorvoeren om bijvoorbeeld anomalieën, als die er al zouden zijn, eruit te halen. De vergelijking van gelijke voorzieningen of bepaalde afwijkingen... Ik ben enigszins gerustgesteld dat te horen.
Minister, heb ik het goed begrepen dat de periode die was gepland tot augustus, nu wordt verlengd tot 15 oktober?
Voor de controle, voor het werk van de MDT’s, dat hebt u goed begrepen.
Ja. Dan dank ik u voor uw antwoord. Als de controles op hun einde lopen, zullen we hierover zeker de nodige vervolgvragen stellen.
Minister, klopt het dat alle inschalingen die zijn gebeurd, leiden tot één totaal inschalingscijfer voor heel Vlaanderen, en dat u kunt bekijken of dat overeenkomt met de actueel ingezette middelen die naar de sector gaan, en we zo al kunnen afleiden of iedereen een realistische inschatting heeft gemaakt?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik heb ook een schriftelijke vraag gesteld en ik heb het antwoord al gekregen.
Het schuift op naar 15 oktober. Mijn vraag is dan wat de impact is op de rest van de invoering van de persoonsvolgende financiering. Wanneer zullen de mensen weten welk budget ze nu juist hebben? En de voorzieningen? Hebben ze dan tijd genoeg om na te gaan welke zorg ze willen kopen en of ze eventueel willen overschakelen? Hoeveel tijd hebben ze daar dan nog voor? Zullen ook de voorzieningen tijd genoeg hebben voor die omschakeling? Er komt een heel andere organisatie, een andere facturatie. Kan dit nog met de timing?
Op mijn schriftelijke vraag antwoordde u dat men 14 procent van het totaal zal controleren. Vanwaar komt die 14 procent? Is dat wetenschappelijk onderbouwd? Waarop is dat gesteund? Het gaat toch over 1,36 miljoen euro. Dat is best wel veel. Ik onderschrijf de noodzaak ervan maar mij lijkt 14 procent best wel veel te zijn. Misschien kunnen we minderen zodat er meer budget is voor de mensen zelf. Met 10 procent kan er ongeveer 400.000 euro worden bespaard. Dat is al een heel mooi budget voor acht mensen. Mij lijkt 10 procent meer dan voldoende. Vandaar dus mijn vraag: vanwaar komt die 14 procent?
Minister, u hebt zelf de procenten per budgetcategorie aangehaald. Ik wilde u ook vragen vanwaar die komen. 10 procent gaat naar de hoogste budgetcategorie. Is dat niet weinig, omdat het net de grootste budgetten zijn en daar wordt de minste controle op uitgevoerd? Vanwaar komt de keuze van de procenten per budgetcategorie?
Collega’s, een drietal weken geleden hebben wij in deze commissie al een debat gehad over de controle zelf. Het moet mij wel van het hart dat u, minister, toen op geen enkele manier hebt gerept over het verlengen of het mogelijk verlengen van de datum om de controles uit te voeren. In die zin is het al een realistischer inschatting dan we ab initio konden veronderstellen. We hebben bij onze eerdere vraag bedenkingen gemaakt bij de manier waarop dit werd georganiseerd en bij de grote workload die erbij kwam ten aanzien van reeds bestaande vragen aan de multidisciplinaire teams. Ik blijf bij mijn bekommernis wat het effect is van deze controleoefening ten aanzien van de problematiek van zij die initieel moeten worden ingeschaald of voor een eerste keer moeten worden ingeschaald. Ik vraag me af of dat wordt gemonitord. Ik vraag me ook af – en als het in het lijstje van de minister staat, verontschuldig ik me – of er ook wordt gekeken naar de mogelijke trend om een stukje, vanuit een defensief oogpunt, te gaan onderschatten wat cliënten nodig hebben. Ik verklaar me nader. Er is de schrik dat iedereen gaat zeggen dat ze heel veel nodig hebben en dat ze heel veel zware profielen hebben en dus zwaar langs de kassa passeren. In het besluit staat er nochtans dat er een sanctionering van 5 procent ingeschreven op het moment dat men gaat overschrijden. Natuurlijk zou men ook defensief kunnen reageren en gaan onderschatten om geen sanctie te krijgen. Dat zou ook kwalijk zijn. Het is natuurlijk de kunst om juist in te schatten. Stel dat er een systematische onderschatting zou zijn, dan is dat zorgelijk. Minister, wordt ook dat gemonitord?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, ik neem aan dat we op een bepaald moment een helikopterzicht zullen hebben over de resultaten van de inschalingsoperatie. Of het nu betekent dat we het in alle details en in alle consequenties kunnen evalueren, weet ik niet. Ik weet wel dat, op het moment dat alles in ingeschaald, er een beeld is van het budget dat wordt gemobiliseerd en van al diegenen die met dat budget worden ondersteund.
We zullen daar zorgvuldig mee moeten omgaan. Het is belangrijk dat we zowel voor de mensen als voor de voorzieningen als voor het financieel kader nagaan op welke manier de transities de volgende jaren geleidelijk aan kunnen gebeuren, met respect voor verworven rechten, continuïteit enzovoort.
Waarom 14 procent? Ik denk dat het vertrokken is vanuit het idee dat men een vierduizendtal controles zou doen. Men heeft dan onderzocht hoe men met het budget in de buurt kon geraken en zo is men dan aan dat cijfer gekomen. Ik denk niet dat het een wetenschappelijk cijfer is maar het is een cijfer dat vanuit een ambitie is gekomen, bijgesteld is en aangepast is aan de budgettaire mogelijkheden.
Ik kan u echt niet zeggen waarom men die verdeling over die categorieën zo heeft gemaakt, tenzij men gezegd heeft dat naarmate de zorgzwaarte groter is, de steekproef ook groter is omdat de bedragen die ermee gepaard gaan, ook groter zijn.
Die redenering klopt niet.
“Er werd vastgesteld dat er meer controles zijn naarmate in de budgetcategorie die afhangt van de zorgzwaarte, de ondersteuningsnood hoger is.” Ik denk dat het zo is opgebouwd. Klopt dat niet?
U zegt: bij de grootste budgetten meer controle.
Het aantal mensen daarin is misschien kleiner. Daar moeten we een beetje mee opletten.
Het is natuurlijk een groot werk, dat is wel duidelijk. Toen u daarover een vraag stelde, was er ook geen beslissing genomen om die termijnen op te schuiven. Dat is een nieuw element, maar ik ben toch tevreden vast te stellen dat iedereen zijn informatie heeft ingestuurd. Klopt het dat er te weinig wordt gescoord? De steekproef zal niet alleen moeten aantonen of er te zwaar is gescoord, maar zal ook kunnen aantonen dat er te licht is gescoord. Dat zullen we dan ook weten en kunnen evalueren.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank, minister, voor de bijkomende informatie. De belangrijke driehoek is genoemd. Wanneer we vragen naar grondige controles en goede follow-up, dan is dat natuurlijk voor de mensen met een beperking, maar in dit geval ook voor de voorzieningen en het financieel kader. Die drie met elkaar in evenwicht brengen, dat wordt de grote uitdaging. De resultaten van deze oefening zullen een schat aan informatie in zich dragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.