Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, agrarische gebieden zijn in principe bestemd voor de landbouw in de ruime zin en voor para-agrarische bedrijven. Op basis hiervan wordt het houden van dieren in agrarische gebieden veelal benaderd vanuit de beroepslandbouw. Toch blijkt dat in een aantal gevallen weidedieren gehouden worden zonder dat dit gelinkt is aan beroepsactiviteiten. Uiteraard hebben ook deze dieren, vooral in de winterperiode, nood aan beschutting.
Een omzendbrief van 2002 biedt een richtkader voor de beoordeling van stedenbouwkundige aanvragen voor het bouwen of oprichten van stallingen voor weidedieren, die geen betrekking hebben op effectieve beroepslandbouwbedrijven. Deze omzendbrief is een aanvulling op de omzendbrief van 8 juli 1997 betreffende de inrichting en toepassing van het ontwerp van gewestplannen.
Nu blijkt dat zowel de Raad van State als de Raad voor Vergunningsbetwistingen in meerdere gevallen oordeelde dat het houden van paarden voor hobbydoeleinden strijdig is met de bestemming ‘agrarisch gebied’, zelfs al wordt voldaan aan de eerder vermelde omzendbrief. Concreet betekent dit dus dat nieuwe stallen voor het houden van paarden in agrarisch gebied en niet in het kader van beroepslandbouw, onvergunbaar zouden zijn.
Minister, wat is uw visie hieromtrent? Wat is het statuut van de omzendbrief? Is die nog van toepassing? Worden er bepaalde stappen voorbereid om nieuwe regelgeving uit te werken? Op welke manier pakt u de communicatie aan naar lokale besturen die worden geconfronteerd met dergelijke stedenbouwkundige aanvragen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, er is inderdaad rechtspraak van de Raad van State en van de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat ministeriële omzendbrieven die gericht zijn aan vergunningverlenende overheden, waarin richtsnoeren staan voor interpretatie, en de toepassing van de bestaande wetten en verordeningen, geen enkel verordenend karakter hebben. Het klopt dus dat er momenteel geen toepassing meer is. Er zijn decretaal wel wat mogelijkheden om iets te doen in het agrarisch gebied voor niet-professionele paardenhouderij. Daar is natuurlijk ook telkens wel een afweging mogelijk.
Volgens het Vrijstellingenbesluit kan een van het hoofdgebouw vrijstaand, niet voor verblijf bestemd bijgebouw opgericht worden in de achtertuin van een woning, tot op 1 meter van de perceelsgrens of tegen de perceelsgrens als het tegen een bestaande scheidingsmuur staat. De totale oppervlakte wordt ook beperkt tot maximaal 40 vierkante meter per goed, met inbegrip van alle bestaande vrijstaande bijgebouwen. De maximale hoogte bedraagt 3,5 meter. Deze constructie dient uitgevoerd te worden binnen een straal van 30 meter van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte woning. Deze geldt niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebied.
Bij de voorziene wijzigingen aan het Vrijstellingenbesluit wordt die afstandsregel geschrapt, omdat daar op het terrein heel veel onduidelijkheid over was en omdat het tot absurde situaties leidde. Vanop het terrein kwam dan ook de vraag om dat te schrappen. Het voorstel is op die manier in de Vlaamse Regering goedgekeurd, om dat in die zin te gaan aanpassen.
Het Vrijstellingenbesluit bepaalt ook dat een schuilhok voor weidedieren met een maximale oppervlakte van 20 vierkante meter op een onbebouwd goed kan worden opgericht, op voorwaarde dat het een maximale hoogte heeft van 3 meter en minstens over één open zijde beschikt. Die vrijstelling geldt voor zover het schuilhok niet in ruimtelijk kwetsbaar gebied ligt, met uitzondering van parkgebied. Bij de voorziene wijzigingen aan het Vrijstellingenbesluit wordt de toegelaten oppervlakte verdubbeld van 20 tot 40 vierkante meter.
Artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering inzake zonevreemde functiewijzingen stelt dat met toepassing van artikel 4.4.23 van de Vlaamse Codex bijvoorbeeld stallen bij een gedesaffecteerd landbouwbedrijf geheel of gedeeltelijk in functie gewijzigd kunnen worden. Dat heeft als gevolg dat die bijgebouwen ook gebruikt kunnen worden als stallingen. De noodzaak of wenselijkheid om daarnaast in nog mogelijkheden te voorzien, wordt momenteel overwogen en onderzocht. In elk geval zal daar ook een afstemming moeten gebeuren met de doelstellingen die we zullen formuleren in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Daar komen we later nog op terug.
Hoe gebeurt de communicatie? Dat staat op de website www.ruimtevlaanderen.be. Ook de arresten en de duiding worden daar expliciet vermeld.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn vraag was vooral geïnspireerd door een aantal lokale besturen die met die problematiek geconfronteerd worden op het vlak van stedenbouwkundige aanvragen voor het bouwen van stallingen of schuilhokken voor weidedieren van niet-landbouwbedrijven. Ik heb genoteerd dat er een aantal mogelijkheden blijven op het vlak van schutting via het Vrijstellingenbesluit. Het is misschien goed om die informatie dan over te maken aan de desbetreffende lokale besturen, die met een aantal vragen zaten op dat vlak.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, u brengt zelf die 30 meter nog eens ter sprake en herhaalt nog eens dat dat aanleiding geeft tot tal van absurde situaties. Ik kan mij niet goed voorstellen dat het dermate absurde situaties kunnen zijn dat ze moeten leiden tot een algehele schrapping van die norm, en dat nu voortaan vrijheid, blijheid kan gelden.
Ik wil u vragen om dit nog eens te bekijken. Dat Vrijstellingenbesluit is nu naar de Raad van State: het is dus nog niet te laat om nog wat verfijningen aan te brengen.
De enige juridische basis is het koninklijk besluit van 1972. Dat de omzendbrief van toenmalig minister Van Mechelen kaduuk is, is intussen gebleken. Ik heb vernomen dat er sinds enige tijd op de website van Ruimte Vlaanderen een voetnoot staat waar er voorbehoud wordt gemaakt voor die omzendbrief. Het is goed dat de gemeenten duidelijkheid hebben over wat kan en wat niet kan.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. In de vergadering van de commissie Landbouw van 25 mei stelde de heer De Meyer een vraag over die omzendbrief. U hebt toen geantwoord dat u in het kader van een herziening van de Pachtwet misschien wel oplossingen kon bieden. Hoe ziet u dat dan?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik wil even ingaan op de opmerking van de heer Vandaele. Zelfs wanneer blijkt dat die omzendbrief kaduuk is, bood hij wel het voordeel van de duidelijkheid. We zijn het er allemaal over eens dat dierenwelzijn belangrijk is. Dierenwelzijn was een van de leidmotieven om deze omzendbrief in het leven te roepen. Daardoor werden beperkte stallingen mogelijk, ook in landbouwgebied.
In het verleden werden die stallingen vaak oogluikend toegestaan, daar bestond geen enkel regelgevend kader voor. Wanneer een lokale overheid wilde optreden tegen die stallingen, die vaak uit zeer goedkoop materiaal waren opgetrokken zoals aluminium platen van garageboxen – echte gedrochten in het landschap –, dan werd ze vaak tegengehouden met als excuus dat die stallingen waren opgetrokken om de schapen en paarden te beschermen tegen de kou of de regen, dus met het oog op het dierenwelzijn. Uit dierenwelzijnsoverwegingen werd dus vaak niet opgetreden. Er bestond bovendien geen enkel kader, maar dat kwam er wel met de omzendbrief. Dat kader zorgde ervoor dat een lokale overheid kon optreden wanneer nog dergelijke gedrochten werden opgetrokken.
Dit was een goede regelgeving. Het was zeker geen instrument van vrijheid, blijheid. Er moest duidelijk worden voldaan aan een aantal voorwaarden zoals oppervlakte, bewijs van eigendom van dieren enzovoort. Ik hoop dat we een nieuw initiatief in die richting kunnen nemen. Ik ga ervan uit dat de collega’s die begaan zijn met dierenwelzijn, daar mee over willen nadenken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De 30 meterregel is generiek afgeschaft. Het is niet zo dat die specifiek voor die schuilhokken is ingevoerd.
Het voorstel komt vanuit de dagelijkse realiteit op het terrein en op vraag van de gemeenten. Voor een omheining rond een tuin, een barbecue, een tuinhuis enzovoort geldt de 30 meterregel. Boven 30 meter heeft men een vergunning nodig; binnen 30 meter heeft men een vrijstelling. Dat is bijna niet te handhaven op het terrein. Met het oog op vereenvoudiging was de vraag dan ook om generiek die 30 meterregel te schrappen uit het Vrijstellingenbesluit, dat nu inderdaad voor advies naar de Raad van State is gestuurd.
Wat de Pachtwet betreft, zullen we in het najaar met een voorstel komen. De discussie ging over het verdringen van landbouwactiviteit, verpaarding en vertuining. Ook binnen de Pachtwet kan worden voorzien in een aantal instrumenten en incentives zoals fiscale stimulansen, om ervoor te zorgen dat landbouwgrond voldoende aantrekkelijk blijft om in pacht te geven en ervoor te zorgen dat beroepslandbouwers op die manier voldoende grond hebben.
Met het oog op die pachtwetgeving zijn er een aantal heel mooie suggesties gedaan door de verschillende actoren. Er is een ruime bevraging georganiseerd en in de commissie Landbouw heeft een hoorzitting plaatsgevonden waar heel wat suggesties zijn gedaan die wij nu verzamelen. We zullen dan nagaan hoe we daaraan tegemoet kunnen komen.
Mijnheer Ceyssens, u hebt gelijk dat die omzendbrief de verdienste had om een en ander duidelijk te maken. In het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen moeten we nadenken hoe ver we kunnen gaan. Verpaarden en vertuinen zijn niet slecht en bieden ook mogelijkheden in het buitengebied, maar de kunst is ervoor te zorgen dat agrarisch gebied betaalbaar en bruikbaar blijft voor beroepslandbouw. Dat is een afweging die we ruimtelijk moeten maken. In het kader van het BRV moeten we nagaan welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Ik hoop dat we dierenwelzijn, landbouw en ruimtelijke ordening met elkaar kunnen verzoenen. Ik heb deze vraag vooral gesteld met het oog op een duidelijke communicatie ten aanzien van de lokale besturen die worden geconfronteerd met dergelijke stedenbouwkundige aanvragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.