Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Vraag om uitleg over meer toegankelijke sport- en jeugdverenigingen voor kinderen in armoede
Verslag
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, mijn vraag dateert van 12 mei, en eigenlijk heb ik sindsdien al een beetje een antwoord op mijn vraag gekregen, want net op 12 mei kon ik op de website van Armoedebestrijding lezen dat u een projectoproep lanceerde aan vzw’s, steden en gemeenten om een project in te dienen rond sportparticipatie voor kinderen in armoede, onder de titel ‘Bruggen tussen sport en/of jeugdwerk voor meer toegankelijke vrijetijdsparticipatie van jongeren’. Zo’n project kan maximaal 50.000 euro krijgen, gedurende drie jaar.
Met uw goedkeuring ga ik mijn vraag toch aanhouden, en ze eventueel een klein beetje aanpassen, in die zin dat ik het waarschijnlijk nog iets gemakkelijker maak voor u.
Binnen het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) en in de beleidsbrief Armoedebestrijding wordt gepleit voor een volwaardige en inclusieve participatie van gezinnen in armoede. U brak een lans voor deelname van kansarme kinderen aan jeugd- en sportverenigingen door onder andere tussenkomsten in uniform- of kampkosten. Aan de andere kant blijkt keer op keer uit recente cijfers dat de participatie van kansarme kinderen en jongeren er niet op vooruitgaat. Zo spreekt de jongste participatiesurvey over 38 procent sportparticipatie bij kansengroepen, tegenover 60 procent in de totale bevolking. In de Bloso-kampen vinden we maar 4 procent kwetsbare kinderen, en een recente doctoraatsstudie aan de KU Leuven toonde aan dat kinderen en jongeren uit arme huishoudens 44 procent minder kans maken om deel te nemen aan sport in clubverband dan jongeren uit huishoudens die boven de armoededrempel leven.
Nochtans vinden ook kansengroepen sporten leuk, al was het maar om de dagelijkse stress te vergeten. Ze houden ook van sociale contacten en willen wel wat doen aan hun gezondheid, die vaak wat slechter is, maar ze hebben schrik om er niet bij te horen, niet over de juiste outfit of het juiste materiaal te beschikken, niet te kunnen meedoen met de snack of het drankje achteraf.
Minister, de vraag die ik wilde stellen, was: wanneer en op welke manier gaan we resultaat merken van de in uw beleidsbrief en het VAPA aangekondigde actie rond de deelname van kwetsbare kinderen aan jeugd- en sportverenigingen? Ik heb daar al voor een groot stuk antwoord op gekregen. Mijn vraag is nu wat dan het globale budget is dat u voor deze projectoproep uittrekt.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik hoef het niet meer te hebben over de projectoproep en de elementen daarvan. Die zijn genoegzaam bekend. Het kabinet heeft daar ook over gecommuniceerd. Ik wil wel een aantal elementen nog even in herinnering brengen.
Wat opvallend is aan de projectoproep die is gelanceerd, is de integratie die wordt nagestreefd tussen lokale actoren, zowel wat betreft het bestrijden van armoede als wat betreft de jeugd- en sportwerking, en de betrokkenheid van het lokale bestuur daarbij. Dat zijn sterke elementen in de projectoproep, die ook uitvoering geven aan wat al werd aangekondigd in uw beleidsnota en beleidsbrief. Op die manier wordt geprobeerd om een brug te slaan tussen verschillende actoren die op het terrein actief zijn, die weten waar het om gaat en die op die manier hun kennis en expertise enerzijds en het budget van de overheid anderzijds op de meest efficiënte manier kunnen inzetten, om duurzaam te werken aan projecten die jongeren helpen om uit die armoedecontext te raken waarin ze zich bevinden, door een actieve participatie aan sport- en jeugdwerking.
Ik heb toch nog een aantal vragen bij de projectoproep zoals die is gelanceerd, omdat dat nu eenmaal vragen zijn die we ons moeten stellen. Als we de drie actoren bekijken, valt op dat daar niet meteen de grote, traditionele armoedebestrijdingsorganisaties bij zitten. Hebt u met hen overlegd? Wat waren hun bekommernissen? Op welke manier hebt u die meegenomen? Of waarom hebt u die naast u neergelegd?
Hebt u overlegd met relevante ministers binnen de Vlaamse Regering? Wat waren de echo’s die u van hen kreeg?
U hamert er zelf op dat onderzoek belangrijk is en dat het beleid waar mogelijk ondersteund moet zijn door wetenschappelijk onderzoek. Is deze aanpak, die anders is dan wat we vroeger hebben gezien, gebaseerd op enig wetenschappelijk onderzoek?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Moyaers, ik vond de timing van uw vraag inderdaad een beetje vreemd, maar u kunt natuurlijk niet weten wat er op een kabinet of in de regering gebeurt.
Ik heb hier een brochure bij, collega’s, voor de mensen die geïnteresseerd zijn in hoe die projectoproep er precies uitziet, wat de voorwaarden zijn en dergelijke meer. We zullen die brochure zo meteen laten ronddelen.
Dat is natuurlijk niet op één dag ontstaan. Er is ook in het verleden al een tijdje aan gewerkt. We hebben die dan inderdaad op 12 mei gelanceerd. Ik ben tevreden, mijnheer Moyaers, dat u het een goed project vindt, dat u dat hebt gezien op de webstek en dat u – dat hoop ik toch – met uw fractie ook achter dit initiatief kunt staan.
In het VAPA staat algemeen beschreven dat we zo veel mogelijk de drempels voor kansarme kinderen voor de deelname aan activiteiten van een jeugdvereniging, een sportvereniging en dergelijke meer moeten wegnemen. Er staan in het VAPA verschillende acties. Bepaalde acties vallen onder mijn bevoegdheid, andere vallen onder de bevoegdheid van collega’s. Ik geef twee voorbeelden. Minister Muyters heeft het Sportfederatiedecreet gewijzigd en zet meer in op participatie van kinderen in armoede. Concreet komt het erop neer dat sportfederaties die kunnen aantonen dat ze kansarme jongeren aantrekken, meer subsidies krijgen. Er zijn nog meer acties van collega Muyters, maar ik beperk me nu tot die ene actie. En collega Gatz financiert bijvoorbeeld De Ambrassade, een organisatie die zich richt op jeugdorganisaties met armoedeproblematieken. Ook dat is een zeer goed initiatief.
Was er echter nog ruimte voor verbetering? Ja. Heb ik daarop geanticipeerd? Ik denk van wel. Dat is een beetje conform de logica achter onze 1 euromaaltijden. Ik wil het hier nog eens herhalen: ik heb nooit beweerd en zal ook nooit beweren dat dit project of het project van de 1 euromaaltijden de armoede structureel zal oplossen. Ik vind het echter wel goede projecten. Ik ben er echt van overtuigd dat elk kind dat je een gezonde maaltijd kunt geven, elk kind dat je kunt laten participeren in een jeugdvereniging of in een sportvereniging, er eentje gewonnen is. Ik vind het dus toch wel belangrijk dat daar geen karikatuur van wordt gemaakt. Ik beschuldig niemand hier aanwezig ervan dat op dit moment te doen, maar ik lees toch wel dikwijls de commentaar dat we het daarmee niet gaan oplossen. Is het dan beter om gewoon niets te doen en het geld gewoon op de rekening van de Vlaamse Regering te laten staan? Neen.
Nu kom ik tot de concrete vragen. Het belang van deze projectoproep is natuurlijk ook het volgende. Er is niets zo schrijnend voor een kind als wel lid te zijn van een sportclub, maar bijvoorbeeld niet de juiste outfit te hebben, niet de meest moderne basketbalschoenen te hebben, terwijl alle ploegmaatjes die wel hebben, bijvoorbeeld niet te kunnen deelnemen aan een sportkamp georganiseerd door die club, of aan een kamp van de scouts of de Chiro. Voor een kind dat jammer genoeg al in armoede moet leven, is er niets zo schrijnend als dat ook nog eens te moeten doorstaan. Ik denk dus dat deze projectoproep daar absoluut een goed antwoord op biedt.
Die projectoproep is gelanceerd op 12 mei. Men kan tot en met 19 juni een projectvoorstel indienen. Zoals gezegd, zal ik het document zo meteen laten ronddelen. Dan kunt u ook alle voorwaarden en dergelijke lezen. We gaan eind augustus een oordeel vellen. Voor alle duidelijkheid: dat zal gebeuren via een onafhankelijke jury. Dat gebeurt niet op mijn kabinet. Het is de bedoeling dat die projecten op 1 september van start gaan. Dat lijkt me goed, omdat dan meestal het nieuwe jaar van jeugdverenigingen begint, net als een nieuw voetbalseizoen, een nieuw basketbalseizoen en dergelijke meer.
De maximale subsidie per project bedraagt 50.000 euro, wat ik persoonlijk toch wel een behoorlijk groot bedrag vind. Mijnheer Moyaers, u hebt me gevraagd wat het totale budget is. Ik heb heel opzettelijk geen totaalbudget vooropgesteld omdat ik wil afwachten hoeveel projecten er worden ingediend. Als ik zeg dat er maximaal 50.000 euro kan worden verkregen door een club of vereniging voor een project, dan wil ik dat laten afhangen van het aantal projecten. Ik zou het ontzettend jammer vinden nu een maximaal bedrag voorop te stellen, waarna er dan veel goede projecten zouden worden ingediend die dan uit de boot vallen. Dat gaan we dus niet doen. Ik heb nog ruimte om te kunnen schuiven binnen een bepaald artikel van mijn begroting voor Armoedebestrijding, en ik zal dat dan ook doen. Natuurlijk zullen niet alle projecten in aanmerking komen voor die maximale subsidie van 50.000 euro. Hoe meer projecten er worden ingediend, hoe beter. Ik zal u dus begin september een concreet antwoord kunnen geven op uw vraag wat nu het totale budget is, hoeveel projecten er zijn geweest en hoeveel ik daarvoor ga uitgeven. Wat mij betreft, zo veel mogelijk.
Mijnheer De Bruyn, u vroeg me of ik overleg heb met de armoedeorganisaties en of ik al dan niet rekening heb gehouden met hun aanbevelingen. Ja, ik heb deze projectoproep besproken met zowel het Netwerk tegen Armoede als Caritas. Vanuit deze twee verenigingen kwam eigenlijk vooral de vraag naar voren om op dit ogenblik toerisme en algemene kampen niet mee te nemen. Ze waren er absoluut wel een voorstander van dat via deze projectoproep een tegemoetkoming zou gebeuren bij bijvoorbeeld een sportkamp of een kamp dat al regulier wordt georganiseerd door een jeugdvereniging of door een sportvereniging, maar niet gewoon bij participatie aan welk kamp dan ook. Er bestaat immers ook het Steunpunt Vakantieparticipatie, dat daar eigenlijk al volop op inzet, zodat het eigenlijk een beetje dubbelop zou zijn. Voor de rest hadden ze eigenlijk geen opmerkingen, vonden ze dit ook een zeer goed initiatief. Ik heb hun aanbeveling om deze projectoproep niet uit te breiden tot algemene kampen en toerisme en dergelijke meer dus meegenomen.
U vroeg me ook of ik heb overlegd met diverse andere relevante ministers van de Vlaamse Regering. In mijn ogen zijn alle ministers in deze Vlaamse Regering relevant, maar dat bedoelde u waarschijnlijk niet toen u het woordje ‘relevant’ gebruikte. Uiteraard zijn er wel een aantal ministers die concreet meer betrokken zijn bij deze projectoproep dan andere. Dan denk ik aan collega Gatz, die bevoegd is voor de jeugd en de cultuur. Ik denk aan collega Muyters, bevoegd voor de sport. Ik denk ook aan collega Weyts, bevoegd voor het toerisme. Uiteraard hebben we dit persoonlijk met de kabinetten afgetoetst, maar ook met de betrokken administraties. We hebben ook overlegd met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Daar was men eigenlijk allemaal heel positief. U weet dat ik een voorstander ben van overleg, ondanks alle tegenbeweringen die daarover de ronde doen. We overleggen wel degelijk. Het lijkt me ook belangrijk dat we ook van de betrokken actoren bepaalde insteken krijgen.
Een van de belangrijkste vaststellingen die naar boven is gekomen tijdens al die overlegmomenten met de net opgesomde actoren, was dat er niet zozeer nood is aan een nieuw of bijkomende aanbod op het vlak van sport- of jeugdwerk, dat eigenlijk goed werkt en goed is georganiseerd in Vlaanderen, maar dat er wel een verbinding moet zijn tussen de diverse initiatieven. Ik denk dan ook dat we daar met deze projectoproep absoluut aan tegemoet komen.
Een van de vraagstellers wees er al op: het is inderdaad belangrijk dat de projecten zelf op het veld een samenwerking zijn tussen diverse actoren. Dat kan een OCMW zijn, of het kan bijvoorbeeld ook een organisatie zijn die zich al bezighoudt met armoede. Dat moet niet per definitie een koepelorganisatie zoals Caritas of het Netwerk tegen Armoede zijn. Dat kan ook gewoon een heel lokale speler zijn die al ervaring heeft met armoede. Dat is ook een van de voorwaarden. Een sportclub of jeugdvereniging kan niet beslissen dat alleen te doen: men moet een beroep doen op de expertise die er momenteel wel is in het veld.
Is er wetenschappelijk onderzoek dat een dergelijk beleidsinitiatief ondersteunt? Ja, er is een doctoraat van Hanne Vandermeerschen over kindjes die jammer genoeg in armoede leven en waarvoor participatie absoluut nodig en nuttig is.
Ik som de vaststellingen op. Voorzitter, u vroeg of dit mijn nachtlectuur was. Ja, dit ligt standaard op mijn nachtkastje. Ik som dus een aantal vaststellingen op, niet limitatief. Er staat bijvoorbeeld dat sportverantwoordelijken het heel moeilijk vinden om mensen in armoede te bereiken. Ik denk dat we dat allemaal ook weten en dat het een objectieve, neutrale vaststelling is. Sportverantwoordelijken hebben ook het gevoel over te weinig kennis en expertise te beschikken om met de doelgroep van mensen in armoede om te gaan of hen te bereiken. Mijnheer De Bruyn, het is dus essentieel om het niet enkel aan hen over te laten maar dat er een echte samenwerking is met actoren die al ervaring hebben in het bereiken van mensen in armoede. Naast het ondersteunen van sportverantwoordelijken moet er ook worden ingezet op de samenwerking met partners die expertise hebben op het domein van armoede en sociaal beleid. Dat staat ook in het doctoraat van mevrouw Vandermeerschen.
Het zijn dus allemaal zaken waar we wel degelijk rekening mee hebben gehouden. Ik denk dat het goed is dat de aanwezige parlementsleden de projectoproep ook krijgen. Ik hoop dan ook brede steun te krijgen voor dit voorstel.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord.
Ik hoor u zeggen dat u geen totaalbudget wilt geven en dat u ruimte hebt, maar er moet toch een maximumgrens zijn. Of is het echt onbeperkt? Als er bijvoorbeeld twintig oproepen zouden zijn, zouden er in principe meer dan driehonderd gemeenten geen aanvraag kunnen doen of niet gedaan hebben.
Verschilt die projectoproep van de projectoproep van minister Muyters? Minister Muyters heeft vorige week in de commissie aangekondigd dat Sport Vlaanderen in 2016 een oproep lanceert voor samenwerking met lokale sport- en welzijnsdiensten. Staat dit er los van? Zo ja, is het niet zinvoller om samen te werken om de projectoproep te vergroten en om meer slagkracht te hebben?
Er is heel veel, daar twijfel ik niet aan. Ik heb u ook horen vertellen dat er heel veel projecten zijn. Misschien is er wel nood aan een grotere structurele verankering. Naast uw projectoproep zijn er natuurlijk de zogenaamde lokale netwerken van vrijetijdsparticipatie, de Vlaamse UiTPAS enzovoort. Soms is het ook interessant om op die dingen verder te kunnen bouwen.
Minister, ik wil u vragen om als coördinerend minister voor de armoedebestrijding de kabinetten samen te brengen om op die manier de slagkracht te vergroten.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik ben lichtjes ongerust als dit op uw nachttafeltje ligt. Ik hoop dat in het schuifje iets frivolers ligt. Dit geheel terzijde.
Ik denk dat het horizontale element waar de minister op gewezen heeft, het overleg met de minister voor Toerisme, met de minister voor Sport, met de minister voor Jeugd en Cultuur, er net op wijst dat deze projectoproep opnieuw een initiatief is dat niet in het ijle hangt maar wel degelijk probeert om krachten te bundelen en expertise samen te brengen die in verschillende andere beleidsdomeinen al aanwezig is.
Minister, u hebt ook gewezen op het duurzaam karakter van de initiatieven, waarbij u heel duidelijk aangeeft dat dit natuurlijk geen structureel antwoord is op dé armoede in het algemeen, maar dat het er wel een element van kan zijn in het beleid om er een afdoend antwoord op te formuleren. Ik heb nog één bekommernis. De duurtijd van de projecten is drie jaar. Dat geeft voldoende tijd om een werking op te starten en tot volle ontwikkeling te laten komen. De vraag stelt zich terecht hoe het dan verder gaat. Is in de projectoproep inbegrepen dat men moet durven na te denken of moet nadenken over wat er na die drie jaar zal gebeuren? Op welke manier wordt de werking gecontinueerd en wie moet daarvoor instaan?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Het is niet echt mijn thema, maar toch wil ik u, minister, feliciteren met deze projectoproep. Collega’s, ik wil ook meedelen dat mijn gemeentebestuur blijkbaar zeer vooruitstrevend te werk gaat. Wij werken al twee jaar met een participatieproject waarbij sportclubs en jeugdbewegingen door de gemeente worden aangeschreven om een korting toe te kennen aan kwetsbare doelgroepen. Er wordt een serieuze korting toegekend en de gemeente neemt een deel van die korting op zich. Wij vragen aan de sportclub of jeugdbeweging om ook in te staan voor een bepaald deel van de korting.
Minister, komen lokale besturen die al inspanningen leveren en al kortingen toekennen ook in aanmerking voor deze projectoproep of moet het gaan over een gloednieuw initiatief?
De heer Hendrickx heeft het woord.
De stad Mechelen heeft talentencheques voor een bedrag van 50 euro, die de kinderen kunnen gebruiken om hun talenten verder te ontwikkelen volgens eigen keuze. Zowel het conservatorium, de Chiro als de basketclub komt daarvoor in aanmerking. Ik sluit me op dat vlak aan bij de vraag van mevrouw Taeldeman.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Moyaers, u zegt dat het mogelijk is dat niet elk van de 308 lokale besturen in Vlaanderen in aanmerking komt. Ik denk niet dat elke Vlaamse gemeente een project zal indienen. Des te beter als ze het wel doen, want dat betekent dat er meer participatie is van arme kinderen.
Ik heb daar geen vast bedrag op gekleefd omdat dat afhankelijk is van het aantal projecten dat wordt ingediend. Ik zou het heel jammer vinden nu een totaalbedrag te communiceren met als gevolg dat bepaalde actoren vrezen niet aan bod te komen en dus geen project indienen. De limiet bedraagt wel 50.000 euro per project. In september zullen we dan zien hoeveel de totaalsom bedraagt van alle ingediende projecten die voldoen aan de voorwaarden.
Ik weet niet precies wat de projectoproep van minister Muyters inhoudt, want dat is niet mijn bevoegdheid, maar als ik het goed heb begrepen, gaat die veeleer over gezondheid in de sport enzovoort. Ik heb met minister Muyters overleg gepleegd over deze projectoproep en zijn kabinet heeft me bevestigd dat dit compleet iets anders is dan het doel dat minister Muyters beoogt. Het gaat niet over iets bovenop, maar eerder over een en-enverhaal.
De lokale besturen bepalen zelf wie zij betrekken, maar er zijn wel bepaalde voorwaarden opgenomen in de projectoproep.
Mijnheer De Bruyn, de duurtijd van drie jaar is inderdaad een voorwaarde. Daarnaast moeten de verenigingen ook aangeven hoe ze verder zullen werken na die periode van drie jaar. Het is immers belangrijk dat het project niet opeens na drie jaar stopt. Zij moeten kunnen aantonen dat ze na die drie jaar waarin ze een subsidie van 50.000 euro krijgen, plannen hebben om dat voort te zetten. Eventueel kunnen we na die drie jaar overwegen om nog eens een subsidie toe te kennen, maar dat is vooruitlopen op de zaken. Ik wil bovendien niet in de zakken zitten van de volgende Vlaamse Regering.
Mevrouw Taeldeman, mijnheer Hendrickx, het is natuurlijk de bedoeling dat men nieuwe en innovatieve projecten indient. Ik wil geen oordeel vellen over de bestaande projecten in Mechelen en Maldegem, die wellicht zeer innovatief en waardevol zijn. Niets houdt u dan ook tegen om een project in te dienen waarbij natuurlijk voldaan moet zijn aan de voorwaarden. Wanneer we echter op die manier redeneren, dan ben ik er vanuit mijn coördinerende bevoegdheid van Armoedebestrijding van overtuigd dat we niet meer kinderen zullen laten participeren. De kinderen die momenteel al worden overtuigd om te participeren, zullen dan via een ander kanaal worden gesubsidieerd. Mijn bedoeling is om meer kinderen in armoede te laten participeren. Wanneer we dat kunnen bereiken, dan kunnen er projecten worden ingediend. Een tip: als u kunt aantonen dat u met de hulp van de Vlaamse Regering nog meer kinderen in armoede kunt bereiken, dan kunnen we bondgenoten zijn in dezen.
De heer Moyaers heeft het woord.
Minister, ik heb de reactie van het Netwerk tegen Armoede er even bijgenomen. Daarin staat dat ze het, los van het feit dat die projectoproepen vaak lapmiddeltjes zijn voor het structureel beleid dat achterblijft, positief vinden dat er met een aantal van hun aanbevelingen rekening is gehouden in deze oproep, waardoor die absoluut kansen biedt. Hun vraag is echter net als die van de heer De Bruyn hoe dit kan worden verduurzaamd na afloop van de oproep. U zegt dat het belangrijk is dat het gemeentebestuur dit na drie jaar kan voortzetten. Ik vind dat een positief signaal maar we moeten er ook rekening mee houden dat die gemeenten dat vaak financieel niet kunnen dragen. Maar het is wel positief dat u de deur daar niet helemaal toeslaat en zegt dat een volgende Vlaamse Regering eventueel opnieuw subsidies kan toekennen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mijnheer Moyaers, ik heb het antwoord van de minister ietwat anders geïnterpreteerd. Het is belangrijk dat in het project zelf wordt opgenomen hoe het wordt voortgezet. We krijgen hier nu een impulssubsidie die aanzienlijk is. 50.000 euro voor een project dat drie jaar loopt, is wel wat. Ik vind het dan ook heel belangrijk na te gaan hoe zo’n project zelfdragend kan zijn. De minister heeft ook terecht gezegd dat ze niet te gemakkelijk in de zakken van de volgende regering wil zitten. We zullen moeten bekijken welke projecten na drie jaar echt hebben gewerkt, zinvol zijn en worden omgezet in structureel beleid. Projecten moeten altijd worden geëvalueerd.
Wat voor mij vernieuwend is aan deze projecten, is dat de aanwezige expertise wordt gekoppeld aan de aanwezige goede wil. Met alleen goede wil en de nu al bestaande initiatieven die vaak niet slecht zijn, zullen we in elk geval niet maximaal renderen. Wanneer we de lokale expertise bundelen die zowel bij bijvoorbeeld het OCMW aanwezig is als bij de jeugdclub of de sportvereniging en een lokale vereniging die rond armoede werkt, dan krijgen we een maximaal effect.
Ik ben ervan overtuigd dat we een aantal zeer mooie projecten zullen zien die in de loop van de volgende jaren op basis van dit initiatief van de minister van start zullen gaan. Laat ons echter niet vooruitlopen, we zullen elkaar hierover nog spreken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.