Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, sinds 2007 – bijna tien jaar dus – wordt voorzien in de financiële ondersteuning van gemeenten die intergemeentelijk samenwerken op het vlak van het lokaal woonbeleid. Die ondersteuning wordt toegekend op voorwaarde dat de gemeenten werken aan het ontwikkelen van een gemeentelijke beleidsvisie op het vlak van wonen, dat ze woonoverleg organiseren met woonactoren ter plaatse, dat er wordt ingezet op de verbetering van de kwaliteit van het woningpatrimonium, dat ze initiatieven nemen in het kader van een grond- en pandenbeleid en natuurlijk ook – want dat is vaak de hoofdmoot van die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) – dat ze klantgerichte dienstverlening aanbieden aan de burger. Op datum van 1 januari 2016 waren in Vlaanderen 41 projecten actief, voor een totaal van 185 aangesloten gemeenten.
Minister, zoals u in uw beleidsbrief volkomen terecht stelt, biedt de verdere optimalisering van de intergemeentelijke samenwerking in dezen een heel belangrijke meerwaarde. Die meerwaarde blijkt overigens duidelijk uit het onderzoek van het Steunpunt Wonen, met als titel ‘Het lokaal woonbeleid op de kaart’. In conclusies van dat onderzoek kunnen we lezen dat een “heel aantal taken op vlak van lokaal woonbeleid significant meer worden uitgevoerd door gemeenten die deel uitmaken van een intergemeentelijke samenwerking dan door gemeenten die hier niet aan deelnemen”. Dat verschil blijkt vooral zichtbaar te zijn voor taken die te maken hebben met de ontwikkeling van een eigen woonbeleid en het stimuleren van sociale woonprojecten en blijkt onder meer tot uiting te komen in de sterkere aanwezigheid van woonbeleidsplannen bij die gemeenten die deel uitmaken van zo’n intergemeentelijke samenwerking, een groter gebruik van lokale toewijzingsreglementen en een groter aandeel gemeenten met een actieprogramma. Dat actieprogramma is nu niet meer van tel.
Intussen heeft de Vlaamse Regering op 13 mei laatstleden een ontwerp van besluit goedgekeurd dat een continuering van de subsidiëring van deze intergemeentelijke projecten beoogt. Ik wil nogmaals stellen dat ik daarover uitermate tevreden ben. In de vorige legislatuur heb ik ook pogingen ondernomen om in die continuering van subsidiëring te blijven voorzien. Mijn oproep werd helaas niet beantwoord. In dezen kunnen wij stellen dat de Vlaamse Regering en u, minister, wel degelijk het initiatief hebben genomen om die intergemeentelijke samenwerkingen te blijven voorzien van middelen.
Ook het advies van de Vlaamse Woonraad bij dit besluit is positief. De Vlaamse Woonraad zegt dat die subsidiëring of ondersteuning het lokaal woonbeleid alleen maar verstevigt en verankert. De meningen over het nut van deze projecten is zonder meer gunstig. Uw initiatief om de subsidiëring voort te zetten, is dan ook zeer positief.
Het besluit voorziet in een subsidiëring die loopt tot 31 december 2019. We kunnen in het advies van de Woonraad nalezen dat het evenwel van belang is om in dezen een perspectief op langere termijn voorop te stellen en nu reeds duidelijk te maken dat de inspanningen voor de ondersteuning van het lokaal woonbeleid ook na die datum zullen worden voortgezet zodat de intergemeentelijke samenwerking inzake woonbeleid een structureel element wordt van het woonbeleid dat onder regie van de lokale besturen tot stand wordt gebracht.
Minister, in welke mate verschillen de doelstellingen die moeten worden gerealiseerd om in aanmerking te komen voor een subsidiëring volgens het nieuwe besluit van de doelstellingen vervat in het besluit van 21 september 2007? Welke nieuwe doelstellingen worden vooropgesteld en wat is de motivering daarvoor?
Ik heb de overzichtskaart ‘Gesubsidieerde projecten lokaal woonbeleid’ bij. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
U hebt ze zelf ook bij. Het Meetjesland doet het inderdaad zeer goed. Er zijn echter nog een aantal witte vlekken op de kaart. Hoe kunnen we die gemeenten, die witte vlekken, motiveren om alsnog deel te nemen aan een intergemeentelijk samenwerkingsproject? Hebt u bepaalde stappen voor ogen om die gemeenten aan te sporen om zich te gaan verenigen? Hebt u zicht op de redenen waarom een derde van de Vlaamse gemeenten niet in dergelijk project ingestapt zijn? Ik heb het niet meteen over de grotere steden. Ik weet dat Antwerpen, Gent, de grotere centrumsteden over een vrij uitgebreide dienst Huisvesting beschikken. Ik heb het eerder over de middelgrote steden en gemeenten.
Minister, ik ben uitermate tevreden dat er een oplossing is voor de subsidiëring van de projecten tot eind 2019. De vraag die zich dan stelt, is: worden er nu al voorbereidingen getroffen? Wordt er nu al gewerkt aan een besluit voor na 2019?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, ik heb inderdaad dezelfde kaart bij. Het Meetjesland doet het niet alleen goed, maar is eveneens een soort pionier wat de IGS wonen betreft. Samen met u heb ik vastgesteld dat er momenteel 41 IGS-projecten zijn, waaraan een 185 gemeenten deelnemen. Zowel in de provincie Oost-Vlaanderen als in het noorden van Limburg zijn er echter wel wat blinde vlekken.
Mevrouw Taeldeman, het is dus goed dat we op 13 mei voor de tweede keer een nieuw besluit van de Vlaamse Regering (BVR) principieel hebben goedgekeurd. Voor alle duidelijkheid: het is nu naar de Raad van State, maar ik verwacht daarover eigenlijk weinig opmerkingen. Het nieuwe besluit van de Vlaamse Regering houdt namelijk heel wat voordelen in in vergelijking met het oude BVR van 2007.
Wat waren de hoofdlijnen van het BVR van 2007? Intergemeentelijke samenwerkingen konden gedurende drie periodes van drie jaar rekenen op subsidies, maar dat was wel degressief. In het nieuwe BVR is het niet meer degressief. Het is ook positief ten aanzien van de gemeenten. Mensen die actief zijn op lokaal niveau, zullen dat ook wel een positieve zaak vinden. Daarnaast zijn er ook aanvullende subsidies van maximaal 120.000 euro. Dat bestond vroeger niet. Nu kan men dus tot een maximumbedrag van 240.000 euro komen, wat een verdubbeling is van het bedrag dat men onder het vorige BVR kon krijgen.
Hoe verschillen de doelstellingen ten opzichte van het oude BVR? De opmaak van een woonbeleidsvisie wordt niet opgenomen als afzonderlijke doelstelling. Er zal wel meermaals naar een visie worden gevraagd, bijvoorbeeld over de woonkwaliteit of over sociaal woonbeleid. Voor de aanvullende activiteiten moet elke deelnemende gemeente dat verklaren vanuit een beleidsvisie. We doen dat per deelgemeente, omdat dat maatwerk toelaat, wat zeer belangrijk is. Denk bijvoorbeeld aan een IGS met verschillende gemeenten, waarbij niet elk van die deelnemende gemeenten te maken heeft met tweede verblijven. Daarom hebben we die doelstelling in het BVR anders opgesteld, om meer maatwerk te kunnen bieden aan de lokale woonactoren.
Een tweede belangrijke wijziging is dat het organiseren van woonoverleg met de lokale woonactoren niet als aparte doelstelling wordt opgenomen. Het is wel als een voorwaarde gestipuleerd om in aanmerking te kunnen komen. De lat wordt dus eigenlijk hoger gelegd. Het is goed dat er overleg is met de lokale woonactoren onderling. Dat kan de IGS alleen maar ten goede komen in het kader van het woonbeleid.
Een derde belangrijke wijziging is dat er oog moet zijn voor het ondersteunen van de private huurmarkt. Dat is ook als een afzonderlijke nieuwe doelstelling opgenomen in het BVR dat in mei naar de Raad van State is gegaan. U weet dat wij sinds de zesde staatshervorming bevoegd zijn voor de private huurmarkt en dat we dat ook opnemen in ons eigen Vlaams beleid.
Er zijn in dit nieuwe ontwerpbesluit drie belangrijke manieren opgenomen om gemeenten die nog niet deelnemen, toch te kunnen overtuigen om het wel te doen, in de eerste plaats door het voorzien in een toeslag bij het berekenen van de basissubsidie van het project. Ik heb u al gezegd dat dat maximaal 120.000 euro is en dat dat vroeger niet bestond. Een project met 1 of 2 gemeenten zonder IGS-verleden krijgt 1 extra subsidiepunt. Een project met 3 of meer gemeenten zonder IGS-verleden krijgt 2 bijkomende subsidiepunten. En 1 subsidiepunt is telkens 10.000 euro per werkingsjaar.
Het is ook mogelijk om enkel in te tekenen op de verplichte activiteiten, wat het voor bepaalde gemeenten gemakkelijker maakt om toch in een IGS te stappen. Het project ontvangt een basissubsidie van 120.000 euro. De verplichte activiteiten komen grotendeels overeen met wat er nu al van de gemeenten gevraagd wordt in het kader van de diverse regelgeving met betrekking tot Wonen. Het is als het ware een opstap voor bepaalde gemeenten om intergemeentelijk aan de slag te gaan met wat ze nu al moeten doen in het kader van Wonen. Op die manier worden ze dus ook gestimuleerd om toch in een IGS-project te stappen.
Een derde belangrijke manier waarop we meer gemeenten willen aantrekken om het te doen, is de administratieve vereenvoudiging voor de subsidieaanvraag en de rapportering van het project. Ik kan u een aantal voorbeelden van administratieve vereenvoudiging geven. Zo volstaat voor de verplichte activiteiten, die voor elk project dezelfde zijn, een engagementsverklaring van de deelnemende gemeenten. Een begroting van het project, waar ook heel wat werk en energie in kruipt, zal niet meer worden gevraagd. En de evaluatie van de projecten gebeurt op basis van de beoordeling van de verslagen van de stuurgroepvergaderingen. Daarvoor worden geen bijkomende activiteitenverslagen of verantwoording van de uitgaven gevraagd. Ook dat is een belangrijke administratieve vereenvoudiging.
De redenen waarom bepaalde gemeenten niet in een IGS-project willen stappen, zijn niet zo gemakkelijk te vinden, maar ik kan er wel een aantal opsommen. Gemeenten hebben bijvoorbeeld al voldoende bestuurskracht om op zichzelf te opereren, waardoor ze het niet nodig vinden om intergemeentelijk te gaan samenwerken. Soms is het ook gewoon puur politiek: als de politieke samenstelling van jouw meerderheid sterk verschilt van die in een gemeente waar je heel graag mee wilt samenwerken, is het politiek gezien niet altijd even gemakkelijk en aantrekkelijk om te gaan samenwerken, of misschien wil de ene gemeente niet en de andere wel. En wellicht zijn er nog andere redenen, maar daar hebben we totaal geen zicht op.
In elk geval denk ik dat er door dit nieuwe BVR en alle voordelen die erin zitten, toch nog meer dan die huidige 185 gemeenten gemotiveerd zullen zijn om aan IGS-projecten mee te werken.
Voor de periode na 2019 hebben we een aantal belangrijke uitgangspunten. De subsidiëring van de IGS-projecten ter ondersteuning van het lokale woonbeleid moet worden afgestemd op een nieuwe gemeentelijke legislatuur. Dat is belangrijk, want op 1 januari 2019 vat de nieuwe gemeentelijke legislatuur aan.
We gaan ook onderzoeken of de subsidieaanvraag en rapportage over de projecten kunnen worden geïntegreerd in de gemeentelijke beleids- en beheerscyclus (BBC). Het subsidiekader 2020-2025 wordt opgenomen in een besluit van de Vlaamse Regering betreffende het lokaal woonbeleid. De voorziene inwerkingtreding van dat BVR is 2018.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitvoerige antwoord. Ik wil u ook bedanken voor het zeer grondige werk dat is geleverd met betrekking tot dat nieuwe BVR. Het is echt wel belangrijk dat die degressieve subsidie nu komt te vervallen. Om een concreet voorbeeld te geven, in mijn regio, het Meetjesland, heeft die degressieve subsidie die van toepassing was, ertoe geleid dat we in de IGS Woonwijzer Meetjesland twee à drie mensen hebben moeten doen afvloeien, wat natuurlijk geen aangename beslissing was en wat natuurlijk ook een impact heeft gehad op de werking van het IGS. Het is dus zeer goed nieuws dat Vlaanderen die degressieve subsidie doet vervallen en voorziet in een stevige basisfinanciering, met dan die aanvullende financiering. Ik denk dat de diverse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden daar uitermate tevreden over zullen zijn.
Ik wil u ook bedanken omdat u wat meer uitleg hebt gegeven over de nieuwe of bijkomende doelstellingen die worden vooropgesteld. Ik denk dat de meest in het oog springende die met betrekking tot de private huurmarkt is. Die koppeling heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit dat deze regering ook meer wil inzetten op die huurmarkt. We weten allemaal dat de conceptnota over de private huurmarkt binnenkort ook zal worden besproken in deze commissie. Ik denk dat sommige intergemeentelijke samenwerkingsverbanden daar toch wel wat vragen over hebben. Wat wordt dan precies verwacht van die lokale besturen met betrekking tot de private huurmarkt? Kunt u daar nog iets concreter over zijn?
Dan was er uw antwoord met betrekking tot de vraag hoe we die witte vlekken kunnen wegwerken. Ik zie hier op de kaart dat Oost-Vlaanderen behoorlijk wat witte vlekken heeft. Daar zijn ook wat witte vlekken wat de werking van de sociale verhuurkantoren betreft. Dat komt dan straks aan bod, wanneer het gaat over onze conceptnota. In mijn provincie betreurt men dat natuurlijk. Ik hoop dat, als het BVR eenmaal door de Raad van State komt, uw administratie op een of andere manier kan worden ingeschakeld. Wonen-Vlaanderen organiseert heel wat infomomenten voor de lokale besturen. Ook in Oost-Vlaanderen is Wonen-Vlaanderen zeer actief als het gaat over het informeren van de lokale besturen over alles met betrekking tot woonkwaliteit, het grond- en pandenbeleid enzovoort. Ik hoop dat ze in het najaar dan infomomenten zullen organiseren voor lokale besturen om hen warm te maken voor deelname aan zo’n intergemeentelijk samenwerkingsproject.
Zowel de Vlaamse Woonraad als de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) had enigszins de vraag naar een structureel karakter van de financiering van lokaal woonbeleid. U hebt echter daarnet in deze commissie gezegd dat er een BVR voor 2020-2025 wordt voorbereid. Dat zal in 2018 klaar zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, ik dank u voor de vele dankwoorden. Dit lijkt me inderdaad een goed project. We zien allemaal wel het belang van IGS-projecten in.
Het lijkt me belangrijk nu ook de private huurmarkt te betrekken bij IGS-projecten. Er staat heel duidelijk op de webstek van Wonen-Vlaanderen wat er eigenlijk van een gemeente wordt verwacht. Zo bepaalt artikel 9 van het BVR dat, om de doelstelling van het ondersteunen van de lokale private huurmarkt te realiseren, in het project een aantal verplichte activiteiten moeten worden opgenomen. Zo moet ten eerste de lokale private huurmarkt in kaart worden gebracht. Het lijkt me goed dat dat gebeurt, ook voor de Vlaamse overheid, die die projecten subsidieert en daar dan een veel beter zicht op zal hebben. Als men onderling informatie kan delen, dan is dat ook voor de Vlaamse overheid een goede zaak, en ook zeker voor Wonen-Vlaanderen. De tweede voorwaarde is dat huurders of kandidaat-huurders, verhuurders of kandidaat-verhuurders en intermediairen moeten worden geïnformeerd en correct doorverwezen. De derde voorwaarde is dat het erkende sociaal verhuurkantoor dat actief is op het grondgebied van de gemeente, moet worden gepromoot. Dan moet er natuurlijk wel een sociaal verhuurkantoor zijn. Men heeft inderdaad vastgesteld dat er in Oost-Vlaanderen jammer genoeg nog veel blinde vlekken zijn. Als ik het echter goed heb begrepen, bespreekt de commissie straks een conceptnota. Ik hoop dat die conceptnota ook mee een oplossing kan bieden voor het probleem van die witte vlekken. Ik twijfel daar echter niet aan. De sociale verhuurkantoren zijn immers inderdaad een zeer belangrijk instrument.
De vraag om uitleg is afgehandeld.