Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de aanpak van grensoverschrijdend gedrag
Vraag om uitleg over het seksueel misbruik bij minderjarigen
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, voor het eerst zijn in ons land alle beschikbare cijfers over seksueel geweld bij elkaar gelegd. Elke dag zijn er acht aangiften van seksueel geweld. De helft van de slachtoffers die aangifte doen, is minderjarig. Een op drie is zelfs jonger dan tien jaar. Het totale aantal slachtoffers van seksueel geweld ligt echter nog veel hoger. Er is immers weinig aangiftebereidheid.
De dader van seksueel geweld op minderjarige slachtoffers is in 85 procent van de gevallen een bekende, en dat zorgt ervoor dat slechts een derde van de belaagde minderjarigen praat over wat hem of haar is overkomen. Ze willen geen extra tumult veroorzaken in de familie en zijn bang dat het nog meer emoties zal losmaken. Bovendien willen ze vermijden dat de pleger, die vaak ook een zorgfiguur is, in de gevangenis belandt. Dat alles maakt het moeilijk om naar de politie te stappen. Al is de dader zeker niet altijd een volwassene, zo blijkt, ook jongeren zelf, al dan niet leeftijdsgenoten, zijn vaak plegers. Grensoverschrijdend seksueel gedrag gebeurt ook op school, in de vereniging of online.
De cijfers tonen nogmaals aan dat seksueel overschrijdend gedrag en seksueel geweld een reëel maatschappelijk probleem zijn. Het komt voor in alle sociale en maatschappelijke milieus en bij alle leeftijdscategorieën. Het is een probleem dat dringend moet worden aangepakt en waarbij we ons heel duidelijk tot jongeren en kinderen moeten richten. Inzetten op seksuele en relationele opvoeding is noodzakelijk. Zo leren kinderen en jongeren wat grensoverschrijdend gedrag is en dat dit ontoelaatbaar is. Maar ook wat een respectvolle relatie is en hoe je deze aangaat, hoe conflicten te beheersen, op te lossen en geweld te voorkomen, is nodig.
– Peter Persyn treedt als voorzitter op.
De bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen is een belangrijk aandachtspunt van uw beleid. Naast initiatieven als de hulplijn 1712, de uitbreiding ervan en de uitvoering van de engagementsverklaring ter bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen in de jeugdhulp en de kinderopvang zal er een nieuwe engagementsverklaring komen, uitgewerkt in samenwerking met de ministers van Onderwijs, Sport en Jeugd. Ook werkt u aan een globale, coherente en geïntegreerde aanpak van seksueel delinquenten, zodat herhaling van geweld en misbruik zoveel mogelijk kan worden voorkomen.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Wat is de stand van zaken van het overleg met de ministers van Onderwijs, Sport en Jeugd over een nieuwe, gezamenlijke engagementsverklaring? Wat is de stand van zaken van de conceptnota over het hulpaanbod voor seksueel delinquenten en het hieraan gekoppelde stappenplan? Gaat er bijzondere aandacht uit naar minderjarige daders? Welke rol ziet u weggelegd voor de Jongerenadviescentra (JAC’s) en de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s)? Het spreekt voor zich dat we tevreden zijn dat u bereid bent om de bekendheid van de CAW’s op te drijven, want het is een eerstelijnsinstelling waar mensen terechtkunnen met hun vragen en problemen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, wat de cijfers betreft, verwijs ik naar de inleiding van mevrouw Jans. Vrijdag 19 februari was de Europese Dag van het Slachtoffer. De focus lag dit jaar onder meer op seksueel geweld. Tijdens de studiedag die toen in het Vlaams Parlement werd gehouden, kwam onder meer naar voren dat er wel een en ander is geweten over de risicofactoren van het plegen van seksueel geweld, zoals persoonlijke factoren, opvattingen en sociale en communicatieve vaardigheden, en onderliggende sociale, contextuele en structurele factoren, maar weinig over elementen die kunnen voorkomen dat men misdrijven die grensoverschrijdend zijn, pleegt. Slachtoffers ondergaan niet alleen het geweld, vaak worden ze ook nog eens geconfronteerd met psychologische oorlogsvoering. Ze worden bewerkt om zich schuldig te voelen of worden gechanteerd om niet te spreken over wat ze hebben meegemaakt. Mevrouw Jans had het er ook al over.
Deze gevoelens, in combinatie met het traumatische scherm dat slachtoffers creëren, maakt dat ze vaak een onsamenhangend verhaal vertellen aan hulpverleners, maar ook aan de politie, die hun verhaal daarom niet zelden in vraag stelt. In februari 2012 werd de Engagementsverklaring ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang opgemaakt en onderschreven. In navolging daarvan werden al heel wat initiatieven genomen, zoals de installatie van de hulplijn 1712, het Raamwerk Seksualiteit en Beleid van Sensoa, het uitwerken van procedures inzake de omgang met grensoverschrijdend gedrag in erkende welzijnsvoorzieningen en de verdere uitbouw van de chatbox www.nupraatikerover.be, die specifiek is gericht op 12- tot 18-jarigen. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van april 2015 zei u dat de chatbox in de periode van januari tot april 2015 55 chatgesprekken voerde met 26 unieke personen. Een uitgebreide affichecampagne in februari had een duidelijke impact op het aantal chatgesprekken: 15 in februari en 20 in maart. In april viel het aantal terug tot 10.
Ook in de beleidsdomeinen Jeugd, Sport en Onderwijs werd actief werk gemaakt van de uitvoering van de aangegane engagementen ter bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen. In de beleidsbrief zegt u dat u de Engagementsverklaring ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang wilt uitvoeren, maar ook om in een overleg met de ministers van Onderwijs, Jeugd en Sport nieuwe engagementen te willen aangaan ter bevordering van de integriteit van minderjarigen.
Ik heb hierover volgende vragen. Welke concrete acties plant u in het kader van de bescherming van de integriteit van minderjarigen? Hoe kan de bijzondere doelgroep van heel jonge kinderen worden bereikt?
De campagnes rond de chatbox www.nupraatikerover.be bleken effect te hebben. Plant u nog campagnes om de chatbox bekender te maken bij minderjarigen?
Op welke manier kan er beter zicht worden verkregen en ingespeeld worden op de factoren die kunnen beschermen tegen grensoverschrijdend gedrag? Hoe kan de politie beter worden geïnformeerd over de reacties van slachtoffers op grensoverschrijdend gedrag, opdat de drempel om aangifte te doen voor hen lager komt te liggen? Zult u daarvoor samenwerken met uw federale collega?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik zal de inleiding van de collega’s niet herhalen en me beperken tot mijn vragen.
Zijn de cijfers die onder meer door de Vrouwenraad zijn samengebracht in overeenstemming met de cijfers waarop u uw beleid stoelt? Is het bijvoorbeeld zo dat ook het meldpunt 1712 een toenemend aantal klachten rapporteert?
Welke maatregelen neemt u om het seksueel misbruik in het algemeen en specifiek bij minderjarigen aan te pakken? Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die al lopen en de maatregelen die in de steigers staan? Wat kunt u doen om het ‘dark number’ – ik mag van collega Persyn geen Engelse woorden gebruiken, het betreft het aantal verkrachtingen en andere gevallen van seksueel misbruik die niet worden gerapporteerd – kleiner te maken? Als u hierop een antwoord kunt geven, zal ik u erg erkentelijk zijn.
Ik heb nog een bijkomende vraag. U zei dat u in het kader van de preventie van seksueel misbruik van minderjarigen de Engagementsverklaring ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarige in de jeugdhulp en de kinderopvang zou evalueren en actualiseren. Wat is de stand van zaken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de cijfers over seksueel geweld die de Vrouwenraad en de vereniging ‘Wij spreken voor Onszelf’ hebben samengelegd, bevestigen dat we de aandacht voor de bestrijding van alle vormen van seksueel geweld, in het bijzonder voor de meest kwetsbaren, zeker niet mogen verminderen. Zoals u in uw vragen al aangeeft, vraagt de bescherming van de integriteit van minderjarigen en het bestrijden van seksueel geweld in onze samenleving een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van verschillende beleidsdomeinen en beleidsniveaus. Wij maken hier niet alleen werk van op Vlaams niveau. Ook op federaal vlak wordt – uiteraard samen met de gemeenschappen en gewesten – werk gemaakt van een gecoördineerd beleid. Dat gebeurt met het nationaal actieplan gendergerelateerd geweld, waarin aandacht wordt geschonken aan seksueel geweld; met het nationaal plan mensenhandel waarin aandacht wordt besteed aan seksuele uitbuiting, en ten slotte met de kadernota integrale veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan waarin seksueel geweld een prioriteit is.
Voor wat betreft het Vlaamse luik is het zo dat de preventie en de aanpak van fysiek, psychisch en seksueel geweld op minderjarigen een breed engagement vereist waarbij zowel aandacht uitgaat naar kwaliteitsbevordering, sensibilisering en preventie als naar een adequaat en gepast reactief beleid.
Met het oog op de realisatie daarvan werd in 2015 in samenwerking met de beleidsdomeinen Onderwijs, Jeugd en Sport gewerkt aan een Vlaams actieplan waarmee we de fysieke, psychische en seksuele integriteit van minderjarigen in de jeugdhulp en de kinderopvang, het onderwijs, de jeugd- en de sportsector willen bevorderen. Dat actieplan werd op 29 januari jongstleden aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Het actieplan bouwt voort op de sectorale engagementsverklaringen ter bescherming van de seksuele integriteit van minderjarigen uit 2012. Daarbij wordt niet alleen gefocust op de bevordering en de bescherming van de seksuele integriteit, maar ook op de fysieke en psychische integriteit van kinderen en jongeren. Deze drie vormen van integriteit staan immers niet los van elkaar. Een adequaat integriteitsbeleid vertrekt immers van dezelfde uitgangspunten voor alle vormen van geweld, waarbij zowel beschermings- als risicofactoren bijzondere aandacht verdienen.
Er is resoluut gekozen voor een beleidsdomeinoverschrijdende en doelgerichte samenwerking tussen de beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid, Gezin, Onderwijs, Jeugd en Sport, met dus vernieuwde engagementen. De lopende acties in de betrokken beleidsdomeinen worden gecontinueerd. De omvang en de impact van geweld op kinderen en jongeren maken het daarnaast ook noodzakelijk verdere stappen te zetten. De bundeling van krachten tussen de verscheidene beleidsdomeinen en het realiseren van een transversale aanpak zullen daarbij nieuwe belangrijke aandachtspunten zijn. We willen dus afgestemd inzetten op de volgende elkaar onderling versterkende acties.
Er is het opzetten en ontsluiten van wetenschappelijk onderzoek naar diverse vormen van geweld. Er is het bundelen en ontsluiten van informatie over de fysieke, psychische en seksuele integriteit van de minderjarige en alle vormen van geweld, te starten met pesten en cyberpesten, via het kennisplatform ‘integriteit’, als een gestructureerd samenwerkingsverband tussen bestaande organisaties met expertise. We hebben het daarover gehad in de plenaire vergadering. Er worden momenteel tussen de beleidsdomeinen afspraken gemaakt voor het opmaken van een call om dat kennisplatform dan zo snel mogelijk operationeel te maken. Er is ook het uitbouwen en versterken van instrumenten en aanspreekpunten en -personen, waardoor kinderen en jongeren beter worden geïnformeerd over waar ze voor hulp en vragen terechtkunnen. Er is het versterken van kinderen en jongeren om zelf problemen op te lossen via diverse methodieken en bemiddeling, waaronder ‘peer support’, het optimaliseren van klachtenprocedures en het verder inzetten op deskundigheidsbevordering van professionals en vrijwilligers in overleg met de betrokken actoren uit de verscheidene beleidsdomeinen.
In dat kader werd een werkgroep Integriteit in het leven geroepen, die acties en maatregelen opvolgt, evalueert en desgewenst bijstuurt, met het oog op maximale afstemming en expertisedeling. De werkgroep bestaat uit deelnemers van de kabinetten en administraties, en een aantal experts op het terrein.
Naast de gezamenlijke initiatieven worden er ook sectorspecifieke acties en maatregelen genomen vanuit ons beleidsdomein. Om te beginnen, en dat is heel belangrijk, engageren we ons ertoe om kinderen en jongeren die het slachtoffer zijn van eender welke vorm van geweld, adequaat naar de hulpverlening te leiden. Daarvoor is er natuurlijk de opportuniteit van een intensievere samenwerking tussen Onderwijs, Jeugd en Sport, de hulplijn 1712 en de vertrouwenscentra kindermishandeling. Dat is belangrijk in het licht van het kleiner maken van het ‘dark number’ waarnaar werd gewezen.
We zetten in op het kindvriendelijker maken van de hulplijn 1712. U weet dat er in maart twee nieuwe websites worden bekendgemaakt: een voor de plus 13-jarigen en een voor de min 13-jarigen. Ondertussen zal dat wellicht al online zijn. Ook de campagneacties om 1712 bekend te maken, zullen in 2016 in het teken van kinderen en jongeren staan. Voorts gaat er ook aandacht naar de vorming en ondersteuning van de 1712-medewerkers in het omgaan met vragen van kinderen. We maken werk van een betere registratie van de vragen die bij 1712 binnenkomen. Specifiek wat seksueel grensoverschrijdend gedrag en misbruik van minderjarigen betreft, kunnen we meegeven dat 1712 voor het afgelopen jaar geen toenemend aantal klachten rapporteert. Ik meen dat ik in de plenaire vergadering ook heb gezegd dat er ook een nieuwe mediacampagne zal komen over dat thema.
Er wordt ook verder werk gemaakt van de bekendmaking van de chatbox www.nupraatikerover.be, via een jaarlijkse sensibilisatiecampagne. Vorig jaar werden gericht, maar in grote aantallen affiches en bladwijzers verspreid in Vlaams-Brabant en Brussel. Momenteel worden de affiches aangepast, omdat de vorige campagnebeelden niet langer de lading van de chatbox dekken. Het verspreiden van het aangepaste campagnemateriaal in de diverse provincies wordt stapsgewijs ingepland in de loop van dit jaar.
Ook de CAW’s zetten mee in op de bescherming van de integriteit van minderjarigen. Diverse JAC’s binnen de CAW’s hebben een vormingsaanbod voor kinderen en jongeren over thema’s die bij hen leven, zoals relaties, seksualiteit, weerbaarheid enzovoort.
Via diverse methodieken leren kinderen en jongeren nadenken over hun eigen gedrag en houding en leren ze hierover ook hun mening te vormen en te uiten. Het vormingsaanbod behelst onder meer een vorming inzake weerbaarheid bij kinderen, die op een interactieve manier laat kennismaken met het aangeven van eigen grenzen, het rekening houden met de ander, verliefdheid en vriendschap, opkomen voor jezelf, lichamelijke en emotionele veranderingen in de puberteit enzovoort. Er is ook een vorming inzake communicatie en weerbaarheid, waarbij aan de hand van diverse spelmethodieken wordt gewerkt aan sociale vaardigheden zoals verbale en non-verbale communicatie, omgaan met grenzen en groepsdruk, de invloed van het eigen referentiekader enzovoort. Er is een vorming met betrekking tot relaties en seksualiteit, waarbij jongeren meer weerbaar worden gemaakt en correcte informatie krijgen over veilig vrijen, voorbehoedsmiddelen en soa’s, en waarbij wordt stilgestaan bij hun persoonlijke beleving, waarden en normen, vooroordelen en vragen over relaties en seksualiteit. Er is een vorming qua sociale vaardigheden, waarbij jongeren bruikbare handvatten aangereikt krijgen zodat ze sterker staan in hun dagelijkse contacten, en er is een vorming voor jeugdadviseurs, waarbij jongeren handvatten aangereikt krijgen waardoor ze hun vrienden gerichter kunnen ondersteunen en helpen.
Diverse JAC’s werken mee aan projecten en campagnes in dit kader en lenen materiaal uit dat kan worden gebruikt in een les of een vormingsmoment. Jongeren kunnen daarnaast bij het JAC terecht voor advies, informatie en praktische hulp. De CAW’s bieden begeleiding aan aan personen met relationele problemen of in een scheidingssituatie, om de bedreigingen ten gevolge van relatieproblemen of scheiding en opvoedingsvraagstukken te beperken, de welzijnskansen van het gezin en de betrokkenen te maximaliseren en een betekenisvolle en betrouwbare relatie tussen de ouder en het kind te creëren.
U weet dat de CAW’s begeleiding aanbieden aan slachtoffers en aan jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag pleegden. Zo bieden diverse CAW’s, samen met andere voorzieningen, integrale psychosociale begeleiding van minderjarige en meerderjarige plegers van seksueel misbruik aan, met het oog op hun persoonlijke ontwikkeling en integratie in de samenleving, waarbij er voortdurend aandacht is voor de context en het slachtofferperspectief om herhaling van het seksueel misbruik te voorkomen. Het zijn ook de CAW’s die instaan voor de psychosociale begeleiding van slachtoffers, met het oog op het beperken van de opgelopen schade ten gevolge van het slachtofferschap en het herstellen van het vertrouwen in de medemens en de samenleving. Ook in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) kunnen slachtoffers van kindermishandeling en seksueel geweld indien nodig terecht voor psychotherapeutische en medisch-psychiatrische begeleiding.
Ten slotte verwijs ik toch nog maar eens naar het actieplan tegen tienerpooiers, dat we hier reeds hebben toegelicht en waarmee de specifieke vorm van seksuele uitbuiting van minderjarigen door tienerpooiers wordt aangepakt.
Wat de volwassenen betreft, zijn er nog acties waarmee we trachten tegemoet te komen aan de specifieke noden van slachtoffers van seksueel misbruik. Er is het voortzetten van de actie die sinds 2014 deel uitmaakt van het structureel overleg met slachtoffers van seksueel misbruik. We faciliteren en organiseren lotgenotencontacten van slachtoffers van seksueel misbruik, met aandacht voor de inzet van ervaringsdeskundigheid. Dat gaan we in ieder geval doen tot eind 2016. Er is een documentaire over seksueel misbruik in de maak, in samenspraak met slachtoffers. Dat wordt gekoppeld aan de sensibilisatie en bekendmaking in samenwerking met het onderwijs. Dat is iets voor de periode 2016-2017. Uiteraard werken we, zoals vermeld, aan de ondersteuning en verdere bekendmaking van 1712, dé hulplijn voor de burger voor alle vormen van geweld. Dat is een permanente actie. We verwijzen in dit verband ook naar de oprichting en ondersteuning van de Erkennings- en Bemiddelingscommissie voor slachtoffers van historisch misbruik.
Daarnaast moeten we er uiteraard voor zorgen dat de hulpverlening zo laagdrempelig mogelijk is. De CAW’s zijn, net als Tele-Onthaal vorige vrijdag, recent gestart met een brede bekendmakingscampagne, zodat slachtoffers beter op de hoogte zijn van die hulpverlening en gericht kunnen worden doorverwezen en ondersteund.
Het Protocol Kindermishandeling, dat we in 2014 samen met de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken ondertekenden, is een belangrijke bouwsteen van het Vlaams beleidskader voor geweld en misbruik. Via dat protocol engageren we ons ertoe om blijvende aandacht te hebben voor sensibilisatie, met bijzondere aandacht voor een kindvriendelijke communicatie.
Specifiek wat de rol van de politie betreft, is het engagement opgenomen van een verder doorgevoerde opleiding voor alle politieambtenaren en in het bijzonder voor alle leden van de dienst Jeugd en Gezin. De zorg voor een slachtoffer van seksueel misbruik of pedofilie, en bij uitbreiding voor alle slachtoffers van kindermishandeling, maakt deel uit van de politieopleiding.
De procureur-generaal, de procureur des Konings, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en de eerste voorzitter van het hof van beroep moeten ervoor zorgen dat de magistraten die de dossiers van kindermishandeling behandelen, kunnen deelnemen aan de opleidingen georganiseerd door het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO). Ook de parketcriminologen jeugd en gezin krijgen de mogelijkheid om die vormingssessies te volgen. In de door het IGO aangeboden basisopleiding is een module ingevoegd over slachtoffers en daders van feiten in verband met seksueel misbruik en pedofilie.
De kadernota Integrale Veiligheid, die later in het voorjaar formeel wordt goedgekeurd, zal specifiek aandacht hebben voor seksueel misbruik van minderjarigen en focust onder meer op het elektronisch toezicht als instrument als er sprake is van het plegen van seksuele misdrijven.
Het is ook belangrijk dat de acties en het Protocol Kindermishandeling worden opgevolgd binnen het Vlaams Forum Kindermishandeling (VFK). Daartoe zullen we het VFK in overleg met Justitie en Binnenlandse Zaken meer laten evolueren naar een expertenmodel, ondersteund door de administraties.
De conceptnota voor het stroomlijnen van het hulpaanbod voor seksuele delinquenten wordt opgemaakt door het begeleidingscomité dat is opgericht in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. Die aanpak verzekert de afstemming met de penitentiaire inrichtingen, de justitiehuizen, de cgg’s, de CAW’s en het steuncentrum voor de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik. Die conceptnota is nu toch ook in een finale fase aanbeland. Er moest nog wat aan worden gesleuteld door de effecten van de zesde staatshervorming.
Bij de opmaak van de nota wordt rekening gehouden met de aanbevelingen die de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid van de FOD Justitie formuleerde na evaluatie van het samenwerkingsakkoord. Het stroomlijnen van het hulpaanbod is gericht op het zo veel mogelijk voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en op het bevorderen van de re-integratie van de pleger van seksueel misbruik. In dat hulpaanbod voor seksueel delinquenten zal ook het preventieve aanbod voor mensen met pedofiele gevoelens worden gepast. U weet dat Child Focus daarover een studiedag heeft gehad. We overleggen momenteel met Child Focus om te bekijken hoe we dat concreet kunnen maken.
De ontwikkeling van dat preventieve onderdeel en een geïntegreerd zorgcircuit voor de begeleiding en de behandeling zijn inderdaad de opties die nu voorliggen in die conceptnota. Die conceptnota zal een stappenplan bevatten waarin de prioriteiten en opportuniteiten worden aangegeven. Het hulpaanbod voor minderjarige plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag zal in deze nota ook aan bod komen. De keuze voor intersectorale samenwerking en de uitbouw van het ondersteuningsplatform voor seksueel grensoverschrijdend gedrag door jongeren worden op dit moment ook geëvalueerd. In elk geval zal de conceptnota, wanneer die wordt gefinaliseerd, als richtsnoer dienen voor het Vlaamse beleid.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, dat rijk aan informatie is. Ik ben vooral blij te vernemen dat u voor de CAW’s en de JAC’s een belangrijke rol weggelegd blijft zien. Ik wil het onderdeel van de relatieondersteuning als aandachtspunt naar voren schuiven, ook al omdat ik ervan overtuigd ben dat kinderen en jongeren vandaag de dag al op bijzonder jonge leeftijd, zodra ze kunnen lezen en schrijven, op het internet gaan om daar het antwoord op hun vragen te zoeken. Ze kunnen al veel eerder tablets gebruiken, en dan ontstaat volgens mij het probleem dat niet alle kinderen en jongeren daardoor over een juist referentiekader beschikken. Vroeger kwamen ze thuis aan de keukentafel met moeilijke en vervelende vragen, en dan had je de kans om een en ander uit te leggen en te schetsen.
Vandaag is dat gelukkig in veel gezinnen nog zo, maar we mogen niet onderschatten wat kinderen op internet opzoeken en wat ze daar te zien krijgen en te weten komen. Daarom is het belangrijk dat u echt inzet op relatieondersteuning om duidelijk te maken wat een juist referentiekader, wat goed en normaal is. Daar moeten we ook in de toekomst echt op blijven inzetten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik ben het eens met wat collega Jans zegt over relatieondersteuning. Heeft er dan toch grensoverschrijdend gedrag plaatsgehad, dan moeten we de aangiftebereidheid vergroten. U zegt heel terecht, minister, dat we het ‘dark number’ naar beneden moeten krijgen. Daarvoor is een goede begeleiding van wie zich als slachtoffer aanmeldt, van groot belang.
Ik ben heel tevreden dat de websites online zijn en dat er heel hard is gewerkt aan de kindvriendelijkheid van 1712. We weten dat 1712 vanaf de lancering goed bekend was, dat mensen het inderdaad gebruikten voor meldingen, maar dat de minderjarigen onder die bellers minder talrijk waren. Ik ben heel tevreden dat daaraan gewerkt is en ik hoop dat de impact en resultaten ervan de komende periode zullen worden geëvalueerd. Ik ben ook tevreden dat er nieuwe acties komen in het kader van ‘Nu praat ik erover’.
Ik heb nog één bijkomende vraag. Een tijdje geleden hebt u een evaluatie van het samenwerkingsakkoord slachtofferzorg in het vooruitzicht gesteld. Kunt u daar iets meer over zeggen? Zijn er al resultaten bekend of loopt dat nog?
De heer Parys heeft het woord.
Ik ben u, minister, zeer erkentelijk voor uw antwoord. Het is complimentendag, dus ik dacht…
En ik dacht dat het echt was!
Dat laat ik aan u over om te beoordelen. Nee, ik vind het heel goed dat er zoveel gebeurt. Er worden heel veel maatregelen genomen en dat is absoluut een goede zaak. Ik heb twee vragen.
Ik weet dat er in het antwoord in verband met elektronisch toezicht een materiële fout is geslopen, maar kunt u nog eens duidelijk zeggen of er in dit verband voor elektronisch toezicht een rol is weggelegd?
Persoonlijk was ik gechoqueerd door de cijfers die bekend zijn gemaakt. De cijfers van de vertrouwenscentra kindermishandeling geven een positieve tendens weer. Ik wik en weeg uiteraard mijn woorden, maar van 2013 naar 2014 daalde het aantal gemelde gevallen van seksueel misbruik met 12 procent en van alle soorten misbruik samen met 5 procent. Dat is een moeilijk gegeven. We zien in beide cijfers een afname, maar we weten niet of die niet een stijging van het ‘dark number’ inhoudt dan wel of we goed bezig zijn. Dat is heel moeilijk in te schatten en ik weet niet, minister, of u daar iets over kunt vertellen. Zitten we effectief op de goede weg met alle initiatieven die u hebt opgesomd of is de aangiftebereidheid gedaald?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
U hebt een heel breed antwoord gegeven, met alle maatregelen die eraan komen, en dat is positief, minister. Ik heb nog enkele vragen. De eerste sluit een beetje aan bij de vorige sprekers. Het is niet omdat het aantal meldingen daalt dat de problematiek verbeterd is. Dat kan, maar het zou ook kunnen dat het probleem niet opgelost, maar verdoezeld wordt. Het is heel belangrijk niet enkel te vragen naar de inschatting van de minister, maar dat ook goed te monitoren. Ik twijfel niet aan uw goede intenties, maar we moeten niet afhankelijk blijven van cijfers waarvan we niet weten of ze positief of negatief zijn. Hoe zult u de situatie monitoren en evalueren en nagaan of het actieplan er ook effectief voor zorgt dat het probleem minder vaak voorkomt, maar ook dat we veel beter detecteren wanneer het voorkomt?
Mijn tweede vraag gaat over 1712. Enkele maanden heb ik u een vraag om uitleg gesteld over het handelingskader, omdat er toen vragen waren over het feit dat het handelingskader soms verkeerd advies meegeeft aan mensen over de aangifteprocedure. U hebt toen gezegd dat u zou navragen of het handelingskader werd bijgestuurd. Hetzelfde geldt voor Tele-Onthaal, dat op bepaalde momenten het werk van 1712 overneemt. Hoever staat het daarmee? Is het handelingskader intussen herbekeken en aangepast?
Persoonlijk wil ik even ingaan op intrafamiliaal grensoverschrijdend gedrag en misbruik. Uit onderzoek blijkt dat dat misschien wel de meest voorkomende en dus meest verdoken vorm van misbruik is. Alle maatregelen die zijn opgesomd, hebben daarop niet meteen een antwoord. Ik herinner me dat ik als jonge huisarts, nog voor de Dutrouxperiode, met het Leuvens vertrouwensartsencentrum vaststelde dat het intrafamiliaal misbruik, vaak door de vaders en de grote broers, een van de meest voorkomende vormen van misbruik bij jonge kinderen was, ook internationaal over alle culturen heen. Ik wil daarvoor extra aandacht vragen, ook op het vlak van ondersteuning en tools. In dat geval helpen telefoonlijnen namelijk niet, want het gaat om personen tegenover wie het jonge kind een bijzondere loyaliteit heeft.
Het ging vooral over informaticatechnologie. De suggestie is na te gaan wat online mogelijk is om bepaalde vormen van hulpverlening, ook in de preventie, te faciliteren.
Elektronisch toezicht gebruiken houdt gewoon in dat we de algemene mogelijkheden op een specifieke casus toepassen. Elektronisch toezicht is een vrijheidsberovende maatregel. De veroordeelde wordt verplicht om bepaalde uren binnenshuis te blijven. Er bestaat daarvoor een kader, en het kan uiteraard ook voor seksuele delinquenten worden ingezet, indien een rechter daartoe beslist.
Het is duidelijk dat er in het kader van het nationaal actieplan tegen gendergerelateerd geweld afspraken over de monitoring zijn gemaakt. We proberen die uiteraard te volgen. Er is gevraagd naar mijn persoonlijke inschatting. Ik ben altijd zeer beducht wanneer men op één jaar tijd een bepaalde trend wil detecteren, en ik wil daar ook niet euforisch van worden. Dat lijkt me zeer voorbarig. Om te weten of er een fundamentele evolutie is, hebben we jaren nodig en moeten we minstens consistentie tussen verschillende indicatoren zien. In de afspraken die ook met het nationale niveau zijn gemaakt, zitten instanties die moeten monitoren of gegevens verzamelen. De afgelopen jaren hebben we heel veel aandacht besteed aan grensoverschrijdend gedrag, zeker in situaties waarin er sprake is van een machtsverhouding. In onze sector van welzijn en zorg hebben we alle instellingen verplicht daarrond een beleid te voeren, en in bepaalde situaties is er een meldingsplicht. Ik hoop dat door alle acties van de diverse overheden de gevoeligheid in de samenleving voor het probleem is toegenomen, maar ik geloof niet dat we uit één enkel cijfer grote conclusies kunnen trekken.
U weet dat we echt wel nagaan hoe we de aanpak van intrafamiliaal geweld en misbruik kunnen uniformiseren en standaardiseren aan de hand van de modellen uit Antwerpen en andere ervaringen. Het gaat dan om casusoverleg met risicotaxatie, met daarin Ondersteuningscentra Jeugdzorg en Vertrouwenscentra Kindermishandeling, maar uiteraard ook met de betrokkenheid van parket en politie, omdat er ook volwassenen in het spel zijn. Dat moet voor mij het kader zijn waarin een gerechtelijk arrondissement dergelijke zaken kort op de bal aanpakt.
De evaluatie van het samenwerkingsakkoord rond slachtofferbeleid zal zeker aan bod komen wanneer het over de rol van de justitiehuizen gaat. Hoever het met de aanpassing van het handelingskader staat, moet ik echt opvragen. Dat kan ik zo meteen niet zeggen, tenzij mijn hulplijn dat snel kan uitvissen. Ik zal u dat bezorgen. Ik heb de mensen van 1712 al eens ontmoet en dat zag er een enthousiaste ploeg uit. Dat ze nu een campagne naar kinderen en jongeren doen, wijst op een flinke dynamiek voor een hulplijn die toch nog niet zo’n lang leven kent.
Zowel slachtofferonthaal als slachtofferzorg schakelen over naar een nieuw registratiesysteem. Ook in het nationaal plan rond gendergerelateerd geweld is een registratie- en monitoringsysteem opgenomen.
De heer Parys heeft het woord.
Dat is een duidelijk antwoord, waarvoor ik u dank, minister. Bij elektronisch toezicht heb ik nog één bedenking. In sommige gevallen is er federaal al een beslissing genomen nog vóór de justitiehuizen zijn overgeheveld, om bepaalde maatschappelijke enquêtes niet langer te laten plaatsvinden. Daar moeten we mee opletten, zeker als het om gevallen van intrafamiliaal geweld gaat.
– Bart Van Malderen treedt als voorzitter op.
We moeten vermijden dat iemand zijn straf onder elektronisch toezicht thuis mag uitzitten zonder dat alle gegevens met elkaar worden verbonden en daaruit kan blijken dat hij niet echt geschikt is om zijn straf thuis uit te zitten, precies omdat hij daar in aanraking kan komen met een van zijn slachtoffers. Dat is toch een belangrijk aandachtspunt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.