Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, volgens cijfers van het Instituut voor Farmaco-Epidemiologie België blijft het gebruik van antidepressiva in ons land stijgen. Vorig jaar telden we maar liefst 314 miljoen dagdosissen, of bijna 30 dosissen per Belg. Dat is een stijging met 2,7 procent ten opzichte van 2014, met 16 procent ten opzichte van 2010 en ten opzichte van 2005 is er zelfs een stijging met 35 procent. Op 20 jaar tijd is het gebruik van antidepressiva verdriedubbeld.
Nochtans weten we al lang dat antidepressiva voorschrijven zonder dat dat gepaard gaat met de juiste psychotherapie een sterk beperkte effectiviteit heeft. Mensen geraken niet verlost van hun problemen, maar blijven wel jarenlang pillen slikken. Mijn vragen zijn ingegeven door de bezorgdheid dat het aantal voorgeschreven pillen wellicht veel sneller stijgt dan het aantal depressies.
Die oplossing wordt vaker gekozen of aangeraden. Hoe verklaart u dat ondanks de vele waarschuwingen over het te hoge gebruik van antidepressiva in ons land het gebruik maar blijft stijgen? Zult u actie ondernemen om het voorschrijfgedrag en het gebruik ervan te ontmoedigen? Wordt het niet tijd om hier een gezondheidsdoelstelling met streefcijfers van te maken, aangezien er geen vooruitgang wordt geboekt? Gaat u samenzitten met de huisartsen om te bekijken wat er kan worden ondernomen?
Mensen die de stap naar de psychotherapie willen zetten, ondervinden heel wat moeilijkheden. Er is de terugbetaalbaarheid, en dat is een federale materie. Er zou aan gewerkt worden, en dat is goed. Noblesse oblige, en ik kom er steeds op terug: er zijn lange wachttijden bij de cgg’s, die erg goede en betaalbare hulp aanbieden. Er zijn zelfs aanmeldingstops. Hoe denkt u het gebruik van psychotherapie, die een grote effectiviteit heeft, te verhogen? Het is in hoge mate een federale bevoegdheid, maar er is toch ook een Vlaams luikje.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de stijging van het gebruik van antidepressiva in Vlaanderen ligt in de lijn van de Europese cijfers. Psychische problemen nemen nog steeds toe, zo blijkt uit studies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de gezondheidsenquête in België 2013 en cijfers van het RIZIV.
Nog al te vaak wordt als ‘oplossing’ voor psychische problemen medicatie voorgeschreven. Burgers vragen ook vaak om medicatie, omdat het betaalbaar is en omdat er nog steeds drempels bestaan om over psychische problemen te spreken en hulp te zoeken. Omdat medicatie een betaalbaar middel is en ook omdat hulp niet altijd gekend of onmiddellijk beschikbaar is, schrijven artsen medicatie voor. Op die manier willen ze de patiënt zo snel mogelijk ondersteunen in zijn proces naar herstel. In vergelijking met Wallonië doet Vlaanderen het minder slecht. Inwoners van het Waalse Gewest gebruiken relatief meer antidepressiva – 10 procent – dan inwoners van de andere twee gewesten – 7 procent.
Vlaanderen werkt aan het sensibiliseren van zorgverstrekkers over deze problematiek. Domus Medica werkt met een aanbeveling voor diagnose en behandeling van depressie in de huisartsenpraktijk en biedt vormingen over diagnose en behandeling van stress, angstklachten en slapeloosheid aan. Voorts heeft Domus Medica depressie in de Gezondheidsgids opgenomen, waarbij aan de hand van twee vragen gepeild wordt naar depressiviteit.
De huidige cijfers tonen aan dat we in elk geval dit sensibiliserend werk moeten voortzetten. Of een Vlaamse gezondheidsdoelstelling de meest wenselijke methode is, durf ik sterk te betwijfelen omdat de hefbomen voor het beïnvloeden van voorschrijfgedrag van artsen en de terugbetaalbaarheid van niet-medicamenteuze therapie in handen van het federale beleid liggen, en niet bij de Vlaamse overheid.
Recent zijn de zeven Vlaamse projecten die experimenteren met een eerstelijnspsychologische functie tot eind 2017 verlengd. We geloven sterk in deze functie. De eerstelijnspsycholoog biedt een laagdrempelig en kortdurend aanbod aan psychische hulp aan in een voor de patiënt gekende eerstelijnssetting. De voorbije jaren hebben we daarover veel enthousiasme en tevredenheid bij de patiënten zelf, de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, de eerstelijnspartners en andere betrokkenen kunnen vaststellen. Vooral het enthousiasme van huisartsen is opvallend. Wanneer een eerstelijnspsycholoog in de regio beschikbaar is, kan de huisarts de patiënt gemakkelijker motiveren om de stap te zetten naar psychische hulp. Dat kan gemakkelijk in een vroegtijdig stadium, bij milde problemen, om de veerkracht van de patiënt te herstellen.
De eerstelijnspsycholoog biedt een alternatief voor een medicamenteuze behandeling en versterkt de vaardigheden van de patiënt om zelf de ervaren moeilijkheden het hoofd te bieden. De eerstelijnspsycholoog geeft feedback en advies aan de huisarts en versterkt zo ook de kennis van de huisarts over psychische problemen en het psychisch zorgaanbod. Er ontstaat zo ook tussen huisarts en psycholoog een vertrouwensband, wat voor de huisarts een belangrijk element is. De huisarts wil er zich van vergewissen dat de psycholoog waarnaar wordt doorverwezen op een kwaliteitsvolle en professionele wijze te werk gaat.
De komende tijd zullen we met de andere gemeenschappen in België, het RIZIV en de FOD Volksgezondheid nagaan of de eerstelijnspsychologische functie duurzaam in heel Vlaanderen kan worden gerealiseerd. De eerste verkennende gesprekken zijn daartoe gepland. Vanuit Vlaanderen werken we ook aan het sensibiliseren van de bevolking over geestelijke gezondheid. Zo hebben we bijvoorbeeld de campagnes ‘Fit in je Hoofd’ voor volwassenen en ‘NokNok’ gericht naar kinderen en jongeren onder de 16 jaar uitgebouwd. We bieden scholen verschillende tools en methodieken aan opdat ze inzake verschillende aspecten van geestelijke gezondheid met leerlingen en scholieren aan de slag kunnen gaan. Wat werk betreft, hebben we preventiecoaches en ook op federaal niveau wordt werk gemaakt van Werkbaar Werk.
Ten slotte blijven we initiatieven nemen om het taboe op psychische problemen te doorbreken en mensen aan te moedigen om over hun moeilijkheden te spreken en hulp te zoeken. Die cultuuromslag is wel degelijk aan de gang, denk maar aan de succesvolle publiekscampagne ‘Rode Neuzen’ van eind vorig jaar en de scholencampagne waarmee ‘Te Gek!?’ van de Associatie Beeldvorming Geestelijke Gezondheid het nieuwe jaar 2016 heeft ingezet, met de steun van hun meter Selah Sue.
U vraagt of ik ga samenzitten met de huisartsen om hun voorschrijfgedrag te bespreken. Dat is een bevoegdheid van federaal minister van Volksgezondheid De Block. Het RIZIV beschikt over de mogelijkheid om profielen over het voorschrijfgedrag van artsen op te maken, in het kader van de kwaliteitspromotie.
Het effect van een behandeling is moeilijk meetbaar en is de resultante van een heleboel factoren: een correcte diagnose, de relatie hulpverlener en patiënt of cliënt, de aanwezigheid van een ondersteunend netwerk, de reactie van het individu op de eventuele voorgeschreven medicatie, enzovoort. Doorgaans raden experten aan om bij ernstig psychiatrische aandoeningen een combinatie van medicamenteuze behandeling en psychotherapie aan te bieden. Bij lichtere vormen van psychische aandoeningen zou psychotherapie kunnen volstaan.
Een algemene implementatie van een eerstelijnspsychologische functie zal vermoedelijk ook positieve effecten hebben op de cgg’s. Het valt binnen de verwachtingen dat het hoge aantal hulpvragen dat bij cgg’s terechtkomt voor een deel te wijten is aan het gebrek aan psychische hulp op de eerste lijn. Mensen wachten te lang, tot de problemen te ernstig zijn om de stap te zetten naar zorg. We hopen met een sterkere geestelijke gezondheidszorg op de eerste lijn op langere termijn ook een scherpere profilering en een meer haalbare opdracht voor de cgg’s te realiseren.
Uiteraard zal de terugbetaling van de psycholoog en de erkenning van de psychotherapie ook een invloed hebben op het geestelijkegezondheidszorglandschap en het gebruik van therapie.
Tot slot wil ik er ook op wijzen dat behalve een psychotherapeutische of medisch-psychiatrische behandeling ook andere middelen kunnen worden ingezet. Ik denk dan aan zelfhulp, psycho-educatie, e-hulp, maar ook allerlei vormen van activering en zinvolle dagbesteding.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u gaf een ongelooflijk breed antwoord, zoals u wel meer doet. Maar mijn vraag is erg specifiek. Er zijn duidelijke campagnes uitgebouwd en erg gerichte maatregelen genomen om mensen ervan te overtuigen dat antibiotica niet helpt tegen griep. Intussen weten we allemaal dat antibiotica niet helpt tegen virussen. Mijn enige vraag is: zorg ervoor dat iedereen weet dat antidepressiva problemen niet oplossen. Ik zeg niet dat er geen gevallen zijn waarvoor medicatie geen geschikte oplossing kan zijn. Vaak zal daar ook psychotherapie aan te pas komen. Maar het gemak waarmee naar medicatie wordt gegrepen en het idee dat het zo beter zal gaan, zet mensen op het verkeerde been. Dat is mijn vraag: kunt u geen manieren bedenken om binnen uw bevoegdheid maatregelen te nemen opdat men minder snel naar medicatie grijpt en gemakkelijker andere oplossingen aanreikt?
In uw antwoord zei u dat u graag zou willen dat mensen die problemen minder als een taboe ervaren en gemakkelijker psychotherapie volgen. U zei dat medicatie minder duur is dan psychotherapie. Dat is natuurlijk zeer jammer. Ik ga akkoord om samen met u te stellen dat dit een federale bevoegdheid is. Maar met de cgg’s kunt u iets ondernemen. En u zei niets over de vraag om het gebruik van antidepressiva te ontmoedigen wanneer dat aangewezen is. Ziet u daarin voor uzelf een rol weggelegd? En zo niet, waarom is dat dan wel zo?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik ondersteun de vraag. Het is dringend nodig dat er een aantal maatregelen inzake geestelijke gezondheidszorg worden genomen. De suggestie om te werken met een gezondheidsdoelstelling veegt u vrij snel van tafel, hoewel die interessant is. Bij de bespreking van onze gezondheidsdoelstelling inzake suïcidepreventie vroeg ik me af of de gehanteerde profielen er niet voor zorgen dat we bepaalde mensen niet bereiken. Het lijkt interessant om andere indicatoren te integreren, en voor een uitbreiding te zorgen. Ik denk dus dat dit een breder debat waard is dan wat u hier hebt gezegd.
Ik was verontwaardigd over enkele woorden van u. U zegt dat het federale niveau werk maakt van Werkbaar Werk. Het is niet omdat het federale niveau dat zegt dat het ook gebeurt. De cijfers over burn-out en depressie gaan door het dak. Elke objectieve indicator toont aan dat het werk almaar minder werkbaar wordt. Het gevoerde beleid – het federale, maar ook het Vlaamse – heeft een heel negatief effect op de geestelijke gezondheidszorg en het welzijn van mensen.
Ik wil nog een vraag toevoegen. U sprak over de terugbetaling en de cgg’s. Ik ga ervan uit dat u ook verwijst naar de eerstelijnsconferentie en de stand van zaken. Hoe zit het met de terugbetaling van de prestaties van psychologen? U verwacht daar veel van, en terecht. Welke modellen liggen op tafel? Worden er uren terugbetaald of wordt alles gekoppeld aan de werking van de cgg’s? De beslissing valt op federaal niveau, maar het is erg belangrijk dat u betrokken wordt bij de manier waarop de implementatie gebeurt en dat de cgg’s in het model een plaats krijgen, zodat hun werk wordt versterkt en verbreed. Op die manier kan de tweede lijn sterk worden uitgebouwd, en beperken we ons niet tot de eerste lijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we weten allemaal dat psychische problemen toenemen en we de hulpverleners moeten sensibiliseren. Maar ik wil toch ook benadrukken dat we vooral de patiënten moeten sensibiliseren. Ze zien medicatie vaak als een gemakkelijkheidsoplossing. U zei ook al dat medicatie goedkoper en anoniemer is. De stap zetten naar een psycholoog of psychotherapeut is vaak moeilijker. Op federaal niveau wordt er werk gemaakt van de terugbetaling van psychotherapie, wat een zeer goede zaak zou zijn.
Huisartsen krijgen elk jaar van de overheid een brief met feedback inzake ons voorschrijfgedrag – of we de richtlijnen inzake het voorschrijfgedrag volgen. In die brief staat wat het gemiddelde is, en waar we ons ten opzichte daarvan bevinden. Die brief doet zich gevoelen in het voorschrijfgedrag, want we zijn geneigd om ons met elkaar te vergelijken. Dat is een goede zaak. Zoals met het gebruik van antibiotica moeten we goed nagaan of antidepressiva zinvol zijn. Het is niet altijd evident om dat te doen, want een depressie is niet zomaar te kwantificeren. Als hulpverlener blijft het toch altijd een inschatting maken, wat niet evident is.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, wat mevrouw Saeys zei, klopt: het RIZIV heeft een systeem ontwikkeld om het voorschrijfgedrag te evalueren. Uiteraard voert Vlaanderen een beleid op het vlak van de geestelijke gezondheid. Ik heb al een aantal initiatieven opgesomd. We doen dat op verschillende levensdomeinen, zoals het onderwijs, de werkplek, de gemeente. Mentale fitheid is er een aspect van.
Dat is zeker wat wij op het niveau van de gemeenschap rond dit thema ter harte willen blijven nemen. Ook de initiatieven die nu recent voor de scholen zijn genomen, werden allemaal mee gefinancierd vanuit Vlaanderen.
Het feit dat geneesmiddelen vaak het antwoord zijn, heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de terugbetaling van andere vormen van zorg en ondersteuning inzake geestelijke gezondheid aan bod moeten komen. We weten allemaal dat geestelijke gezondheidszorg in ons land door een aantal historische redenen zeer sterk intramuraal is georganiseerd. De hele beweging naar vermaatschappelijking van de psychiatrie heeft er alles mee te maken dat men die zorg veel toegankelijker wil maken. Dat was ook de reden waarom na de vorige eerstelijnsconferentie in Vlaanderen die projecten rond eerstelijns psychologische functie werden ontwikkeld. Ik ga er ook van uit dat wanneer we duidelijkheid hebben over hoe de terugbetaling van psychotherapie concreet zal worden georganiseerd, we dan zullen zien hoe we een aantal zaken op ons niveau en met onze bevoegdheden verder kunnen verduurzamen en uitrollen.
Ik heb verwezen naar het initiatief dat we hebben genomen met Domus Medica om zorgverstrekkers handvatten te geven en te sensibiliseren. Op dat terrein lopen er toch heel wat initiatieven. Mevrouw Van den Brandt, u suggereert om rond geestelijke gezondheid te werken. We moeten geen gezondheidsdoelstelling hebben om op dat terrein effectief een beleid te willen voeren. Als wij op Vlaams niveau ons beleid inzake geestelijke gezondheidszorg gaan articuleren, gaan wij het ook hebben over de promotie van het preventieve luik. Dat is toch ook: proberen te investeren in mentale fitheid. Dat is toch wel een antwoord op het fenomeen waarover de vraag gaat, voor zover het past in onze Vlaamse bevoegdheden ter zake.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik blijf denken dat een gezondheidsdoelstelling op dat vlak niet gek zou zijn. U zegt dat we geen doelstelling nodig hebben om dat te doen. Dat is waar, maar u formuleert toch ook doelstellingen op andere domeinen. U hebt die ook niet nodig om uw werk te doen. U kunt, wat mij betreft, al die gezondheidsdoelstellingen in de vuilnisbak kieperen, als u uw werk maar doet. Maar die doelstellingen zijn wel een manier om ervoor te zorgen dat het gebeurt. In die zin zou het ook aangeven dat we het belangrijk vinden om dat prioritair genoeg te expliciteren. Ik blijf er dus voor pleiten.
Verder ben ik het eens met uw toch wel positieve blik op de eerstelijnspsychologen. Ik hoop ook op een positieve evaluatie van het project. Ik hoor daarover allerlei goeds. Ik geloof daar ook wel in. U mag niet onderschatten op welke manier het sensibiliseren van patiënten belangrijk is. Dat kan via campagnes. Dat kan ook intermediair, via een huisarts in wie zij veel vertrouwen hebben. Maar het is ook belangrijk dat zij weten dat die arts niet zomaar iets vertelt, en dat dat deel begint uit te maken van die algemene kennis.
Inderdaad, een antidepressivum kan voor sommige mensen een oplossing zijn, maar voor de meeste mensen is dat niet het eerste of het meest aangewezen middel om te proberen de problemen aan te pakken.
Er zijn verschillende verwijzingen naar het voorschrijfgedrag van artsen en de benchmarks daar. Ik ben het er zeker mee eens dat cijfers doorsturen veel kan helpen. Als iedereen meer begint voor te schrijven, zult u zich in de benchmark gewoon op een min of meer gelijke plaats bevinden naar boven en naar onder, maar u moet ook die hele bulk omlaag krijgen. Daarvoor zijn nog specifieke maatregelen nodig. Dat kunt u niet inschatten door simpelweg te benchmarken ten opzichte van collega’s. U moet benchmarken ten opzichte van een doelstelling – bijvoorbeeld een gezondheidsdoelstelling, maar u mag het ook anders formuleren. Dat zou, denk ik, toch wel helpen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.