Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit gaat over de vraag hoe we omgaan met verontrustende situaties in Brussel. Ik stel deze vraag omdat er sprake is geweest van een verontrustende leefsituatie in Brussel. Ik wil het niet over die situatie hebben. Dat lijkt me niet gepast. Privacy is immers nodig. Ik wil het wel hebben over de vraag hoe het met die procedures in Brussel zit. Hoe gaat men daarmee om? Ik vond ter zake immers moeilijk de juiste context.
Een verontrustende situatie is een problematische leefsituatie die de ontwikkeling van een minderjarige bedreigt en diens integriteit aantast. Als die verontrusting wordt vermoed of gemerkt, kan de politie doorverwijzen naar de brede instap van de integrale jeugdhulp. De doorverwijzing wordt dan nauwlettend gevolgd door de politie. Als de hulpverlening niet goed of onvoldoende verloopt, kan er ook verder hulp worden ingeschakeld, die verplicht kan worden opgelegd door de procureur.
In Brussel is het, omdat er daar een andere bestuurlijke indeling is, minder duidelijk bij wie de politie moet aankloppen in een bepaalde situatie. Zo kunnen de politiediensten zich ofwel tot het Franstalige ofwel tot het Nederlandstalige aanbod wenden. Het is echter gewoon belangrijk dat er bij verontrusting tout court een snelle oplossing wordt gevonden, dat er wordt gereageerd.
Ik stel deze vraag dus door een recent incident in Brussel, maar ik wil het echt niet over dat specifieke incident hebben. Minister, welk kader wordt er in Brussel gevolgd bij het vaststellen van verontrustende situaties bij minderjarigen? Is er een coördinatie tussen de politiediensten en de brede instap van het Nederlandstalige aanbod, en ook van het Franstalige aanbod? Bij het Franstalige aanbod is er sprake van een andere manier van werken. Daar werkt men nog met het model van de comités voor bijzondere jeugdzorg. Is er coördinatie tussen de procureur en de diverse gemeenschapsinstellingen? Wie is er verantwoordelijk voor de start van de hulpverlening? Dat is een belangrijke vraag. Wat behelst die verantwoordelijkheid? Wie moet ervoor zorgen dat er bij verontrusting daadwerkelijk hulpverlening is? Wie waakt daarover? Hoe wordt het gehanteerde kader geëvalueerd en opgevolgd, om ervoor te zorgen dat er geen kinderen tussen de mazen van het net glippen? Ik neem aan dat er een kader is, dat u me dat dadelijk zult zeggen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Wanneer de politie in Brussel een verontrustende situatie vaststelt en meent dat er hulpverlening moet worden ingeschakeld, dan moeten ze afwegen of een vrijwillige hulpverlening afdoende is, dan wel of een dringende gerechtelijke interventie noodzakelijk is. De taalkeuze van de cliënt bepaalt of de Franstalige of de Nederlandstalige instanties moeten worden ingeschakeld. Binnen de vrijwillige jeugdhulpverlening kiest de cliënt voor het hulpaanbod van de Franse Gemeenschap of voor dat van de Vlaamse Gemeenschap. Het gaat dan respectievelijk over de Service d’aide à la jeunesse en het hele continuüm van de Nederlandstalige jeugdhulpverleningsdiensten, van de brede instap, bijvoorbeeld het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) enzovoort, tot en met de gemandateerde voorzieningen bij situaties van maatschappelijke noodzaak. Het kader dat in Brussel in verontrustende situaties wordt gevolgd, is wat de Nederlandstalige vrijwillige hulpverlening betreft immers hetzelfde als in Vlaanderen, met name dat van het decreet van 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.
Tussen het Franstalige en het Nederlandstalige jeugdhulpaanbod is de afspraak gemaakt om voor leerplichtige minderjarigen de taal waarin de betrokkene minderjarige onderwijs volgt, als richtinggevend criterium te gebruiken. Die afspraak wordt ook door het parket gehanteerd en is als instructie doorgegeven aan de politiediensten.
Voor gerechtelijke hulpverlening bepaalt de taalkeuze van de cliënt of er een Franstalige of een Nederlandstalige rechtbank optreedt. Die keuze bepaalt ook meteen of de Service de protection judiciaire dan wel de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp aan zet is.
Voor gerechtelijke jeugdhulpverlening in verontrustende situaties in Brussel zijn de Brusselse ordonnantie van 29 april 2004 inzake hulpverlening aan jongeren en het samenwerkingsakkoord van 11 mei 2007 tussen de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het kader.
Door het samenwerkingsakkoord kan de jeugdrechter ook voor de Brusselse minderjarigen het door de gemeenschappen erkende en georganiseerde jeugdhulpaanbod aanwenden. Voor wat het door de Vlaamse Gemeenschap erkende en georganiseerde aanbod betreft, gebeurt dat op de wijze zoals voorzien voor Vlaanderen. Net als het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, bepaalt ook de ordonnantie dat de jeugdrechter bij hoogdringendheid gevorderd kan worden. In geval van hoogdringendheid, wanneer de fysieke of psychische integriteit van de jongere onmiddellijk en rechtstreeks blootgesteld is aan een ernstig gevaar, en wanneer is aangetoond dat het belang van de jongere niet toelaat de organisatie en het concreet verlenen van vrijwillige hulpverlening af te wachten, kan de jeugdrechtbank ten aanzien van deze jongere een voorlopige maatregel treffen.
Wat het casusoverstijgende overleg betreft voor coördinatie en afstemming tussen de verschillende actoren, is het aangewezen forum het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp, waarin ook de jeugdmagistraten een vaste vertegenwoordiging hebben. Op het regionale niveau zijn er ook de arrondissementele raden kindermishandeling en op het Vlaamse niveau het forum kindermishandeling. Het agentschap Jongerenwelzijn organiseert een structureel overleg Welzijn-Justitie. Op dat forum kunnen zowel de werking van privaat hulpaanbod als van de gemeenschapsinstellingen, alsook de relatie tussen politie, hulpverlening en magistratuur geagendeerd worden.
Indien, gelet op de taalkeuze van de cliënt, de Franstalige diensten ingeschakeld moeten worden, dragen zij de verantwoordelijkheid tot het opstarten van hulpverlening. Voor Nederlandstalige diensten geldt hetzelfde. Die verantwoordelijkheid valt ook samen met het opnemen van het contactpersoon-/aanmelderschap, zoals bepaald in het decreet betreffende de integrale jeugdhulp.
Dat betekent dat de hele jeugdhulp in geval van crisis kan aanmelden bij de crisisnetwerken – de politie kan overigens ook aanmelden bij de crisisnetwerken –, bij de intersectorale toegangspoort voor het inzetten van niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en bij de gemandateerde voorzieningen, het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, in geval van verontrustende situaties die absoluut een tussenkomst vragen. De gemandateerde voorzieningen kunnen op hun beurt aanmelden bij het parket. Het parket zelf kan, indien hulpverlening noodzakelijk is maar niet op vrijwillige basis georganiseerd kan worden, ook bij hoogdringendheid de jeugdrechter vorderen.
De opvolging en evaluatie gebeuren, net als in Vlaanderen, op het niveau van het Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp Brussel. Parket en jeugdrechters zijn daarin vertegenwoordigd, net als de hulpverleningsdiensten.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. De schoolkeuze is heel bepalend hierin. Als de politie optreedt, zal dus ook daar gekeken worden wat de effectieve schoolkeuze van het kind is.
Dat brengt mij bij een bijkomende vraag. Er zijn best wel wat gezinnen waarbij de kinderen naar verschillende scholen gaan, ook over de taalgemeenschappen heen. Is er een mogelijkheid dat de ouders of het kind of de dienstverlening beslissen om kinderen in eenzelfde taalgemeenschap te houden als het om kinderen van hetzelfde gezin gaat? Als ik twee kinderen heb en die worden om een of andere reden bij mij geplaatst, of er is een voorlopige maatregel, kunnen mijn kinderen dan op zijn minst samen blijven en komen ze niet, omdat ze op een verschillende school zitten, in een ander hulpverleningsaanbod terecht?
Ik stel voor dat mevrouw Cloet op die vraag antwoordt, want zij is van Brussel.
Dat kan inderdaad, als de ouders vragende partij zijn en als ze dat, in casu met een jeugdrechter, overeenkomen, zodat de kinderen bij elkaar kunnen worden gehouden. Of er gaat bijvoorbeeld maar één thuisbegeleidingsdienst aan huis, eventueel met tolken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.