Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Uit een onderzoek bij 18.000 bedrijven door SD Worx blijkt dat jaar na jaar meer arbeidsdagen verloren gaan door langdurig ziekteverzuim, terwijl het aantal dagen thuisblijven door een ziekte van korte duur, tot één maand, ongeveer gelijk blijft. De langdurige afwezigheid, van een maand tot een jaar, stijgt spectaculair: in 2008 ging het nog om 1,75 procent van de werkdagen, vorig jaar al om 2,81 procent. Liefst 11 procent van de werknemers in de privésector was vorig jaar langer dan een maand ziek. De hoofdoorzaak is de toenemende stress. De beveiligingssector, het transport en de horeca scoren slecht in het onderzoek. Een sector die het wel goed doet, is die van de computerprogrammeurs. Die mensen hebben meer vrijheid in hun werk, en daardoor ook minder stress, zo blijkt. Ook één of twee dagen thuiswerken blijkt een heilzaam effect te hebben op de gezondheid van werknemers.
Ofschoon het welzijnsbeleid en de wetgeving op de arbeidsduur en -organisatie federale bevoegdheden zijn, kan ook Vlaanderen zijn steentje bijdragen tot een betere arbeidsorganisatie. Het is immers duidelijk dat er op de werkvloer initiatieven moeten worden genomen om de arbeidsvormen en -noden te moderniseren. In Vlaanderen focust de minister zijn beleid op de waardering van elk talent en competentieontwikkeling met aandacht voor werkbare loopbanen. Dat sluit ook aan bij het beleid dat gericht is op de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd tot 67 jaar en de langere loopbanen van werknemers. Ook met het oog op evenredige arbeidsdeelname is dergelijk beleid noodzakelijk.
De vraag kan echter ook gesteld worden in welke mate dit van toepassing is op de zogenaamde ‘spitsuurgeneratie’. Het is deze generatie van 25- tot 45-jarigen die geconfronteerd wordt met de hoogste mate van stress, de grote boosdoener voor langdurig ziekteverzuim. De spitsuurgeneratie moet zich immers niet alleen focussen op hun carrière, maar ook op zorgtaken in hun gezinsleven, het verwerven van een eigen woning en soms zelfs al de zorg voor hulpbehoevende ouders. De minister heeft al enkele mooie beleidsinstrumenten ontwikkeld, zoals de loopbaancheques en de aangekondigde aanpassing van de kmo-portefeuille, om hierop in te spelen. Ook vanuit VDAB wordt veel meer gezocht naar een betere match tussen werkzoekenden en vacatures. Toch blijft werkbaar en wendbaar werk voor heel wat werknemers nog een probleem. Recent merkten we nog bij de voorstelling van het rapport ‘Sectoren aan de slag met werkbaar werk’ dat een kleine helft van het beschikbare ESF-budget voor sectorale werkbaarheidsprojecten onbenut bleef. Bovendien bleken de wél toegekende budgetten vooral te focussen op het personeelsverloop en vroegtijdige uitstroom van werknemers. Ook hier ontsnapte de spitsuurgeneratie andermaal aan de aandacht.
Verder is er ook het stelsel van de aanmoedigingspremies en de loopbaanonderbreking, waarbij het de bedoeling is om de combinatie tussen werk en zorg te vergemakkelijken. Ook hier is er nog werk aan de winkel om iedereen ten volle te bereiken. We denken dan in eerste instantie aan de groep van alleenstaanden, in het bijzonder aan degenen met kinderlast of met zorglast voor ouders. Het zijn allemaal factoren die stressverhogend werken en die daardoor ook het risico op langdurig ziekteverzuim verhogen.
Minister, welke conclusies trekt u uit de bevindingen van het onderzoek van SD Worx over de spectaculaire stijging van het ziekteverzuim bij werknemers voor uw beleid? Zult u overleg plegen met uw federale collega van Werk met het oog op een bijsturing van de federale wetgeving over de arbeidsduur en andere wetten die bepalend zijn voor een moderne arbeidsorganisatie?
Zult u ook de werkgeversorganisaties vragen om oog te hebben voor het verhogen van de autonomie bij de uitvoering van het werk door hun werknemers, om zo een groot risico op langdurig ziekteverzuim te temperen?
Zult u initiatieven nemen, desgevallend in samenwerking met de Vlaamse sociale partners, om projecten rond werkbaar en wendbaar werk te ontwikkelen die zich focussen op het voorkomen van stress en langdurig ziekteverzuim bij de spitsuurgeneratie en de alleenstaanden?
Welke initiatieven neemt u voor de in het regeerakkoord vermelde bijsturing van de aanmoedigingspremies opdat vooral de spitsuurgeneratie en alleenstaanden hiervan optimaal kunnen gebruikmaken?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, mevrouw Talpe, u vraagt welke conclusies ik trek. Als u de cijfers bekijkt, ziet u dat verzuim niet noodzakelijk vaker voorkomt in sectoren met fysiek zware arbeid. Wel zien we dat naarmate de leeftijd stijgt, het ziekteverzuim toeneemt. De link tussen langdurig verzuim en leeftijd is ook vroeger al aan bod gekomen. Het langer aan het werk blijven, zal wellicht ook dit fenomeen nog versterken. Dit wil ook zeggen dat de nodige aandacht besteed zal moeten worden aan het werkbaar houden van de werkomgeving voor iedereen. Het is een gekende problematiek.
En zoals u weet, zet ik daar in diverse aspecten van mijn beleid op in. Op de website www.werkbaarwerk.be van de SERV en in de toolbox ‘talentontwikkelaar’ worden de instrumenten en voorbeelden aangereikt om op de werkvloer concreet aan de slag te gaan rond bijvoorbeeld langdurig ziekteverzuim. De sectoren hebben een specifieke ESF-oproep voor werkbaarheidsprojecten. Hoewel ze dit niet moeten meenemen, hebben 29 van de 33 sectoren werkbaarheid expliciet als prioriteit of als actie onder een andere prioriteit meegenomen. We voelen dat dit begint te leven in de sectoren.
Werknemers ondersteun ik inderdaad met de loopbaanbegeleidingscheques. Bedrijven en organisaties kunnen projecten uitwerken, onder meer via de ESF-oproepen. U weet dat ook in kmo-portefeuille of de kmo-groeiportefeuille aspecten van humanresourcebeleid uitdrukkelijk worden opgenomen.
Federaal minister Kris Peeters heeft in 2015 twee rondetafels georganiseerd in het teken van werkbaar werk. Het bijsturen van de wet rond de arbeidsduur kwam daar aan bod. Op dit moment worden verschillende mogelijke aanpassingen besproken in de Nationale Arbeidsraad. Uiteraard hopen we om hier, hoewel het een federale bevoegdheid is, de vinger aan de pols te kunnen houden.
U kent mijn filosofie: werknemers die met goesting aan de slag blijven, voelen zich wellicht beter op de werkplek. Dat is een belangrijk aandachtspunt in mijn beleid. Ik zal op dit terrein verder inzetten, samen met de sociale partners. De sociale partners namen het voortouw in het sensibiliseren over dit topic. Ik verwees al naar de website van de Stichting Innovatie en Arbeid bij de SERV. Daar komen de instrumenten, tools en goede praktijken aan bod.
Ik zal daarnaast nog sterker inzetten op ‘met goesting aan de slag gaan’. U weet dat ik in mijn conceptnota de focus op talent en competentie naar voren heb geschoven. Ik zet in op een laagdrempelig instrumentarium met een groot bereik, ook in kleine ondernemingen. Dat gebeurt onder meer met de kmo-portefeuille en kmo-groeiportefeuille. Dit vernieuwde instrument wordt binnenkort, vanaf 1 april, operationeel. Ik ga uit van een geïntegreerde, maar flexibele aanpak om stap voor stap vooruitgang proberen te boeken.
Ook in voorbereiding is het derde spoor in mijn ‘focus op talent en competentie’-beleid. Met dat spoor wil ik dat de sociale partners en stakeholders een mobiliserende strategie ontwikkelen van waaruit we vooroordelen kunnen doorbreken. Vooroordelen doorbreken, zal zeker in het licht van werkbaar werk een element zijn.
De Vlaamse Regering heeft naar aanleiding van de begroting 2016 beslist om met ingang van 2 september het stelsel van loopbaanonderbreking en de aanmoedigingspremies voor het openbaar ambt te hervormen en te integreren; voor de private aanmoedigingspremies verandert er niets. We zullen ze integreren om een betere combinatie tussen werk en zorg te verkrijgen. De motieven die nog mogelijk zullen maken om loopbaanonderbreking te nemen of om een aanmoedigingspremie te krijgen, zullen enkel zorg en opleiding zijn. Daarnaast wordt er ook nog in een bijsturing voorzien van de aanmoedigingspremies voor de landingsbanen in de sociale profit. Het doel daar is dat landingsbanen enkel nog mogelijk blijven voor zorgberoepen.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik had in mijn initiële vraag benadrukt dat er al tal van inspanningen worden geleverd. Het is goed om te horen dat u de vinger aan de pols houdt. Iedereen begint het werkbaar werk te omarmen, maar uiteraard duurt de concrete uitwerking daarvan iets langer.
Het is belangrijk dat we vanuit Vlaanderen de kar op het federale spoor helpen duwen. Een lonende aanpak zal uiteraard een integrale aanpak zijn. We moeten elkaar inderdaad versterken.
De flexibiliteit zal een zekere ‘mind switch’ vergen, zowel van de werkgevers als van de werknemers. We komen uit een tijdperk waarbij het accent eerder lag op controleren en op een vaste tijdsdruk. De werkgevers moeten vertrouwen durven te geven aan de werknemers en omgekeerd moeten de werknemers dit vertrouwen uiteraard honoreren. Er komt dus een verandering in de hoofden aan.
Ik wil nog even kort de aandacht vestigen op de spitsuurgeneratie. Het klopt uiteraard dat vooral oudere werknemers langer ziek zijn, maar we moeten nu aandacht hebben voor de spitsuurgeneratie: we moeten ervoor zorgen dat zij op latere leeftijd niet geconfronteerd worden met stress en burn-out. Vandaar een extra vraag om in het kader van wendbaar en werkbaar werk zeker die groep mee te nemen, en ook bij de sociale partners te polsen hoe we dat optimaal kunnen aanpakken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.