Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik heb u vorig jaar al verschillende vragen gesteld over de problematiek van personen met hoogsensitieve kenmerken. Aangezien hoogsensitiviteit niet voorkomt op de lijst met aandoeningen die worden beschouwd als een arbeidshandicap, kunnen hoogsensitieve personen (HSP’ers) of hun werkgevers niet genieten van bepaalde ondersteuning, bijvoorbeeld in het kader van de Vlaamse ondersteuningspremie.
De specifieke kenmerken van hoogsensitiviteit maken nu eenmaal dat het inderdaad niet evident is om dit te bestempelen als een ‘handicap’ of ‘ziekte’. Ook hoogsensitieven zelf zijn daar uiteraard niet tuk op aangezien ze over bijzondere troeven kunnen beschikken die op de werkvloer mits de juiste omkadering kunnen worden gevalideerd. Zo hebben HSP’ers een groot empathisch concentratie- en observatievermogen, blinken ze uit in creativiteit en zijn ze erg perfectionistisch.
Er bestaan verschillende gradaties van hoogsensitiviteit. Een hoogsensitief persoon is iemand die gevoeliger is voor indrukken en prikkels van de buitenwereld dan gemiddeld. Hij of zij neemt subtielere nuances waar in bijvoorbeeld de lichaamstaal en stemmingen van anderen, is gevoeliger voor licht, geuren, geluiden enzovoort. Daardoor raakt hij of zij sneller overprikkeld en heeft hij of zij de behoefte zich terug te plooien op zichzelf. Werkgevers staren zich vaak blind op deze kenmerken, zeker wanneer de HSP’er zelf niet meteen open kan zijn over zijn of haar specifieke problematiek of zich er niet van bewust is.
De vaststelling blijft dus overeind dat personen met hoogsensitieve kenmerken het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. “Ze voelen zich behandeld als zieken terwijl ze nochtans kerngezond zijn.” Die woorden citeren we uit een blogstuk van Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van VDAB. Hij erkende eerder al de problematiek en was hierover ook al te gast op een studiedag over hoogsensitiviteit. Het is hoopgevend dat de VDAB-topman de problematiek uitdrukkelijk erkent, gelet op uw ambitie, minister, en die van VDAB om zoveel mogelijk maatwerk te kunnen leveren bij de bemiddeling en begeleiding van werkzoekenden.
Vandaag zijn er voorbeelden van hoogsensitieven die hoogopgeleid zijn, maar door hun aandoening niet voltijds kunnen werken, zeker niet wanneer de werkgever de werkplaats niet op de juiste manier inricht en niet kan zorgen voor de geschikte begeleiding omdat hun probleem niet erkend wordt als arbeidshandicap.
De problematiek reikt bovendien verder dan dat. Omdat ze niet voltijds kunnen werken en een aandoening hebben die niet officieel erkend is, vinden deze mensen moeilijk werk. Gevolg is dat ze als werkonwillig worden beschouwd en een schorsing van hun recht op werkloosheidsuitkeringen riskeren. Om dit te vermijden richten sommigen zich tot arbeidszorg. Het is nogal vreemd dat mensen met bijvoorbeeld een diploma van boekhouder naar dit soort noodoplossingen moeten grijpen.
Minister, hoe reageert u op de vaststelling van VDAB-topman Fons Leroy dat mensen met hoogsensitieve kenmerken het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt en dat er voor hen een loopbaanbeleid op maat moet worden uitgewerkt?
Hoogsensitieven zelf zijn geen vragende partij om hun problematiek te beschouwen als een ziekte of handicap. Hoe wilt u die problematiek dan laten catalogeren opdat VDAB in zijn bemiddelingsactiviteiten rekening kan houden met deze specifieke kenmerken?
Zal er ook een initiatief worden genomen ten aanzien van de werkgevers, eventueel in samenwerking met de sociale partners, om hen te informeren en te sensibiliseren over de precieze aard van hoogsensitiviteit en de gevolgen ervan voor werknemers op de werkvloer?
Zult u erop toezien dat mensen met hoogsensitieve kenmerken niet ten onrechte worden beschouwd als werkonwillig en ten gevolge daarvan hun werkloosheidsuitkering dreigen te verliezen of zich uit noodzaak moeten wenden tot arbeidszorg?
Zult u erover waken dat de problematiek van hoogsensitiviteit ten volle wordt opgenomen in bemiddelingstrajecten van VDAB en het loopbaanbeleid op maat voor werknemers?
Zal er in dit verband worden gekeken naar voorbeelden in Scandinavië waar bedrijven intussen de boodschap begrepen hebben en medewerkers meer vrijheden genieten inzake werkorganisatie en kwaliteit van het werk?
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Talpe, maatwerk zou een heel kort antwoord op uw vragen kunnen zijn, alsook rekening houden met de competenties en talenten die een individu heeft. Maar ik zal toch wat dieper ingaan op uw verschillende vragen.
Ik ben het met u eens dat we de problematiek niet mogen veralgemenen. Sommige HSP’ers hebben het moeilijker op de arbeidsmarkt, maar dat geldt niet voor de hele groep. Zij hebben talenten die anderen niet hebben en die wellicht erg gegeerd kunnen zijn op de arbeidsmarkt. Het probleem is echter dat niet al die personen terechtkomen in een job die past bij hun persoonlijkheid, in een arbeidsomgeving die past bij hun gevoeligheden en in een team dat zich bewust is van de competenties en talenten van die mensen.
Als je dus op maat gaat bemiddelen, dan zit je juist wat dat betreft. Als zij goed terechtkomen, dan rijzen er weinig problemen. Daarom moet een loopbaanbeleid op maat voor mij vertrekken van een correcte inschatting van de sterktes van die mensen. Ik heb dat al dikwijls gezegd: we hebben een beetje de traditie gekregen om te bekijken wat de zwaktes zijn, in plaats van uit te gaan van de sterktes. Ook moeten de elementen worden ingeschat die het functioneren positief kunnen beïnvloeden.
Op basis van zo’n analyse kan de werkzoekende dan samen met VDAB op zoek gaan naar de acties die het best passen bij zijn of haar individuele situatie. Het kan bijvoorbeeld gaan om een pure bemiddeling, om een opleiding naar een ander beroep of een andere sector, om een doorverwijzing naar externe hulpverlening, afhankelijk van hoe sterk die sensitiviteit is. Zoals ik echter al zei: de enige juiste manier om hierop te antwoorden is door te werken op maat van dat individu.
Hoogsensitief zijn is voor mij geen ziekte, en ook geen handicap. VDAB werkt vandaag met twee internationale classificaties van stoornissen. Gezien het wetenschappelijke karakter van die systemen en omdat er internationaal werd afgesproken hoe en door wie de diagnoses worden gesteld, baseert VDAB zich op die classificaties. In die classificaties komt hoogsensitiviteit op dit moment niet voor. We moeten ons er wel van bewust zijn dat het feit dat mensen zich niet goed voelen in hun job, de oorzaak kan zijn van secundaire werkgerelateerde psychische problemen. Dat moeten we natuurlijk proberen te voorkomen. Daarom is die aanpak op maat zo essentieel.
Wat uw vraag over de werkgevers betreft, weet ik niet goed hoe ik moet reageren. Moet je werkgevers sensibiliseren daaromtrent? Als er een algemene verkeerde perceptie zou zijn, dan moet die zeker worden meegenomen. Dat hebben we dan ook meegenomen in onze acties in het kader van ons derde spoor ‘focus op talent en competenties’. Ik weet echter niet of dat hier het geval is. Ik denk dat dit bij hoogsensitieve mensen minder zo is dan in sommige andere gevallen. Wel vind ik het belangrijk dat VDAB acties onderneemt om werkzoekenden te helpen bij het maken van een correcte inschatting van die eigen sterktes, van de talenten én van de aandachtspunten, ook wat het zoeken naar een job betreft. De ondersteuning door een bemiddelaar is een van de hulpmiddelen die ter beschikking staan van zo iemand. De bemiddelaars kunnen bovendien een beroep doen op de psychologen van VDAB of op de gespecialiseerde diensten voor trajectbegeleiding en -bemiddeling voor extra expertise, mocht dat nodig zijn.
Vanaf 1 januari 2016 is VDAB bevoegd om het zoekgedrag te controleren. Ik ben daar eigenlijk vrij gerust in. VDAB zal dat nooit zomaar op basis van algemene elementen bekijken: men zal rekening houden met de beperkingen, maar ook de mogelijkheden van elk individu. Dat is toch de opdracht die men ter zake heeft.
Met betrekking tot uw deelvraag over arbeidszorg wil ik aangeven dat hoogsensitieve kenmerken op zich nooit aanleiding kunnen zijn voor een doorverwijzing naar arbeidszorg. Arbeidszorg heeft als doel personen die niet of niet meer kunnen werken onder een arbeidsovereenkomst, reële kansen op sociale interactie en participatie te geven. Alleen als uit het functioneren van een individu zou blijken dat een betaalde job tijdelijk niet haalbaar is, zelfs niet in de sociale economie, dan kan dat individu worden toegeleid naar arbeidszorg, maar als die nood er is, dan moet dat natuurlijk ook voor hoogsensitieve personen mogelijk zijn. Zij mogen geen uitzondering zijn. Niet de hoogsensitiviteit zelf, maar het effect ervan op het functioneren van mensen moet dus de aanleiding zijn om voor andere oplossingen dan betaald werk te kiezen.
Het blijft de bedoeling om in alle VDAB-trajecten een aanpak op maat te garanderen. Dat geldt natuurlijk ook voor het loopbaanbeleid op maat voor werknemers. Loopbaanbegeleiding houdt in dat iemand wordt ondersteund bij het nemen van loopbaanbeslissingen. Dat is voor mij de essentie van de zaak.
Wat Scandinavië betreft, we gaan dat zeker verder meenemen naar aanleiding van onze conceptnota Focus op talent en competentie en de verdere uitwerking daarvan.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Deze bijzondere thematiek laat me niet los. Ik heb er ook al verscheidene vragen over gesteld. Het klopt natuurlijk dat heel wat werkgevers wel ook die talenten van die mensen zien, maar er is toch nog een hele groep waardevolle mensen die uit de boot vallen. Voor die mensen kunnen een aantal kleine ingrepen op de werkvloer of qua arbeidstijd toch veel verschil maken. Uiteraard is begeleiding op maat heel belangrijk. Daar moeten we absoluut op inzetten. Die kleine aanpassingen brengen echter ook kosten met zich mee, en dat is enigszins het concrete probleem of de drempel die een aantal werkgevers dan toch ervaren om een aantal inspanningen te doen. Het is ook zo dat niet alle begeleiding door VDAB gebeurt. Ter zake zien we toch ook nog een aantal hiaten.
We krijgen signalen dat er toch wel een probleem rijst met betrekking tot die sanctionering en die werkonwilligheid. Men moet er dus nauwlettend op toezien dat dit op de juiste manier wordt aangepakt en gekaderd.
Wat de thematiek zelf betreft, denk dat we daar ook in het kader van werkbaar werk heel wat bijzondere aandacht voor kunnen hebben. Het is een hele uitdaging om dat werkbaar werk verder uit te werken. Voor die bijzondere groep mensen kunnen er toch een aantal initiatieven worden genomen. Minister, ik hoop dat u dat zeker ook zult meenemen.
Ik had ook nog een vraag gesteld over sensibilisering. Uiteraard gaat het dan over het sensibiliseren van de werkgevers, maar ook van het bredere publiek over wat hoogsensitieve begaafdheid precies inhoudt, zodat er ook meer begrip voor is. Ik weet niet of u initiatieven plant op korte termijn om dat bij het publiek kenbaar te maken.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik heb daar wel al op geantwoord. Ik heb gezegd dat ik niet direct acties daaromtrent plan. Maar in het derde spoor van ‘Accent op talent’, de competenties en talenten, kan dat meegenomen worden. Ik wacht nu op de initiatieven daar. Ik weet echter niet of dat vandaag echt nodig is. Ik denk dat de rol van de bemiddelaar, ook ten aanzien van de werkgevers, daarin veel belangrijker is, algemeen op het vlak van perceptie.
Wat de controles betreft, kan ik mij inbeelden dat dat soms een probleem kan zijn, maar dan wel langs twee kanten. Het kan ook zijn dat iemand die hoogsensitief is, zich daarachter wil verschuilen om minder acties te moeten ondernemen. En dat mogen we ook niet tolereren. Ook daar zal er een evenwicht gezocht moeten worden tussen wat mag en wat niet mag. Dat is ook altijd een moeilijkheid rond de ondersteuning van werkgevers, omdat je hier niet over een objectieve wetenschappelijke vaststelling kunt spreken van wie nu in aanmerking voor ondersteuning en wie niet. In de internationale standaarden is het element van hoogsensitiviteit niet meegenomen.
Voor de rest ben ik het ermee eens dat daar aandacht voor moet zijn. Maar zoals ik in het begin al zei, is volgens mij de enige oplossing op dit moment de aanpak op maat.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Elke persoon met HSP is uniek, zoals iedereen, en heeft nood aan begeleiding op maat, om een zo groot mogelijk potentieel te kunnen realiseren. We zullen inderdaad niet van vandaag op morgen een pasklare aanpak kunnen toepassen. Het zal stap voor stap gaan, maar ondertussen kunnen we vanuit Vlaanderen wel al starten met een goede sensibilisering, een maatgericht beleid, specifiek met oog voor mensen met HSP en geen onverkorte toepassing van de sanctionering wegens werkonwilligheid, die bij letterlijke lezing toch een ander beeld blijkt te scheppen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.