Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb mijn vraag om uitleg ingediend naar aanleiding van de beslissing van de Duitse minister van Landbouw om daar kooihuisvesting te verbieden vanaf 2025 en voor sommige bedrijven vanaf 2028.
In Vlaanderen zit nog meer dan 63 procent van de legkippen in een verrijkte kooi. Iedereen weet dat die verrijkte kooien vanuit Europa verplicht geworden zijn in 2012 ter vervanging van de legbatterijen.
Er is een evaluatiecommissie en die heeft zich al over de problematiek gebogen. Ze ziet in België mogelijkheden om een verbod op kooisystemen in te voeren. Ze zegt dat het zou kunnen vanaf 2025, mits de nodige voorzieningen worden getroffen. Ik moet hier eerlijkheidshalve wel bij zeggen er heel wat voorwaarden worden opgelegd waaraan vandaag nog niet voldaan is. Ze vraagt daarom een aanzienlijke overgangsperiode voor pluimveehouders die eerder hebben geïnvesteerd in het overschakelen van legbatterijen op verrijkte kooien.
Door deze beslissing van Duitsland is een van de voorwaarden alleszins al vervuld, namelijk die van het gelijke speelveld. Dat kan alleszins al geen reden meer zijn om geen vooruitgang te boeken inzake de leefomstandigheden van de legkippen.
Minister, ik heb een paar korte vraagjes voor u. De evaluatiecommissie heeft in 2009 een advies gegeven over de huisvesting van legkippen en zou de situatie om de vijf jaar opvolgen en evalueren. Weet u wat de commissie sinds 2009 nog ondernomen heeft? Wanneer wordt een nieuwe evaluatie gepland?
Mijn tweede vraag is specifieker. Wat denkt u van een verbod op kooihuisvesting of een verbetering van het dierenwelzijn voor de kippen?
Wordt er gevolg gegeven aan de evaluatie van 2009? Dan bedoel ik specifiek of er wordt opgevolgd in hoeverre we evoluties maken in de voorwaarden die werden gesteld om een eventueel verbod mogelijk te maken. Hoe ziet u dat traject verder lopen?
De evaluatiecommissie heeft toen ook gevraagd naar een onderzoek van de optimalisatie van niet-kooisystemen. Kunt u mij zeggen of daarover vandaag studies lopen? Welke studies zijn dat? Zijn daar al resultaten van bekend?
Minister Weyts heeft het woord.
Er is inderdaad een breed samengestelde evaluatiecommissie. Ook dierenrechtenorganisaties zijn daarin vertegenwoordigd. U verwijst naar 2009. Maar op 17 juni 2014 heeft daar nog een vergadering plaatsgevonden. Ik heb het verslag daarvan gekregen. Tijdens die vergadering werden de situatie van de legkippensector in België en een stand van zaken van het wetenschappelijk onderzoek bekeken. Als conclusie heeft de evaluatiecommissie enkele aanbevelingen geformuleerd. Er moet meer druk worden gezet op de Europese Commissie om te ijveren voor een gelijk speelveld tussen de Europese producenten en de producenten uit derde landen. En het lopende onderzoek bij het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) zou zich vooral moeten focussen op botbreuken en de preventie daarvan.
Er was toen de veroordeling van Italië door het Europees Hof. Die veroordeling had een nogal beperkte ampleur: Italië werd enkel veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten. Daardoor ontstond een terechte ergernis. De vraag rees of de Europese Commissie niet wat meer onder druk kon worden gezet om een gelijk speelveld te creëren, want anders zit je echt met een concurrentievervalsing. In Italië gebruikte men nog de klassieke kooien. Dat is uiteraard een benadeling voor onze producenten.
In 2009 adviseerde de evaluatiecommissie dat een verbod op kooihuisvesting vanaf 2025 mogelijk zou zijn als er aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan. Men stelde die voorwaarden limitatief op. Die voorwaarden zijn nog niet vervuld. Er worden nog te veel problemen vastgesteld in de alternatieve huisvestingssystemen, zoals een verhoogd voorkomen van botbreuken en verenpikken. Daarom werd het ILVO gevraagd om daarop te focussen in de studie. Het is inderdaad niet zo dat de alternatieven er op alle punten beter uitkomen in vergelijking met de verrijkte kooien. Zo wordt vastgesteld dat er in de alternatieven meer sterftes zijn dan in de verrijkte kooien. Er is ook discussie over. Het is alleszins duidelijk dat we nog wat nader onderzoek nodig hebben. In dat kader had de federale overheid een onderzoeksproject uitgeschreven naar de optimalisatie van de alternatieve systemen van huisvesting van legkippen. Dit ‘layer house’-project wordt uitgevoerd door het ILVO en het Proefbedrijf Pluimveehouderij. Daarbij wordt de situatie op Belgische alternatieve bedrijven bekeken. En er wordt gezocht naar oplossingen voor het probleem van de botbreuken en de hoeveelheid fijn stof in een volièrestal.
De resultaten zijn normaal gezien aangekondigd voor het einde van dit jaar. Ik ben benieuwd naar die resultaten. We moeten bekijken hoe we ze kunnen gebruiken om de situatie van de legkippen in Vlaanderen uiteindelijk te verbeteren.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Minister, ik heb die verhalen ook allemaal gelezen. Ik volg dat. Andere systemen zijn ook niet zaligmakend. De universiteit van Wageningen kwam ook nog maar net met een rapport dat zegt dat als we alles bekijken en rekening houden met alle factoren, ook inzake milieu en fijn stof en van die toestanden, het niet zo is dat de kooihuisvesting het allerslechtste is. Het is dus een zeer genuanceerd verhaal. Anderzijds zijn er minder sterftes in kooisystemen dan in andere systemen. We kunnen ons ook afvragen of we, indien we een kip waren, zouden willen leven op een oppervlakte van een A4-pagina.
Er is dus verder onderzoek nodig, en er is stof tot discussie. Daarom ben ik blij met dat onderzoek. Ik hoop dat wij daar op het eind van het jaar de resultaten van krijgen.
Ik heb nog een korte bijkomende vraag. Het is vandaag niet de bedoeling om tot een verplichting te komen voor de landbouwers. Zij hebben de laatste jaren heel wat investeringen gedaan. Ik wil zeker niet voor een revolutie pleiten in de kippensector. Maar we moeten wel het debat durven te voeren om in eerste instantie te bekijken wat op langere termijn het beste alternatief is. Ik ben ervan overtuigd dat we met alles rekening moeten houden, niet alleen met fijn stof en milieu. We zitten ook met emissietoestanden. Dierenwelzijn is hierin ook zeer belangrijk.
Minister, kan er een overleg zijn met uw collega-minister van Landbouw Joke Schauvliege, om de steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor niet-kooisystemen te verhogen? Duitsland heeft makkelijk zeggen dat ze het gaan verbieden vanaf 2025. In Duitsland zit vandaag nog maar 11 procent van de kippen in kooien. In Vlaanderen is dat nog 63 procent.
Ik wil gewoon het debat openen, om te bekijken of er evolutie mogelijk is op langere termijn. Ik denk dat er daar een samenwerking moet zijn tussen de beleidsdomeinen Dierenwelzijn en Landbouw.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik lees ook die studies over de vergelijking tussen verrijkte kooien en alternatieven. Ik vind dat altijd heel vreemd. Het gezond verstand zegt natuurlijk dat die kip het minst gebaat is met het systeem van de verrijkte kooien, waar ze inderdaad op een kleine oppervlakte wordt vetgemest en als een vleesproduct of een bij voorbaat dierlijk product wordt beschouwd.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen, minister, dat de alternatieven er misschien niet altijd zo prachtig uitkomen in de wetenschappelijke vergelijkingen omdat er altijd wordt uitgegaan van een heel hoge bezettingsgraad. Als je die dieren op een kleine oppervlakte houdt met een hoge bezettingsgraad, krijg je natuurlijk conflicten, verenpik, het borstbeen dat wordt platgedrukt. Misschien is het nuttig om de kleinschalige aanpak eens te vergelijken met de grootschalige aanpak, en eens te kijken wat nu echt een oplossing zou zijn op het vlak van dierenwelzijn voor het houden van kippen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Het is een interessante bespreking. Zoals de heer Engelbosch aanhaalt, heeft de pluimveesector al belangrijke inspanningen verricht, met de overgang die ze hebben ondergaan. Ik heb ook vernomen dat er algemene problemen zijn, ook met betrekking tot de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) zitten heel wat bedrijven in moeilijkheden. We moeten voorzichtig zijn en onderzoeken hoe dierenwelzijn kan verbeteren, in alle aspecten. Maar we moeten zeker rekening houden met de problematiek in die bedrijven.
Minister, ik heb ook vernomen dat er bij de sector zorgen zijn over niet-EU-import, uit landen waar wel nog legbatterijen worden gebruikt. Die eieren zijn goedkoper, en er zou import zijn naar ons land. Momenteel is het nog beperkt, is mij gezegd, maar er wordt een stijging verwacht. De kopzorgen van de sector gaan over het level playing field dat we binnen de EU zijn overeengekomen. Dat moeten we dragen. En daarnaast zitten ze met die import uit niet-EU-landen. Hoe gaat u daarmee om, minister?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik kan volgen dat er alternatieven moeten zijn, en dat er een zekere wetenschappelijke onderbouw moet zijn voor het idee dat ze diervriendelijker zijn. Maar ik kan me toch ook niet voorstellen dat dieren vetmesten in een kooi diervriendelijker zou zijn dan kippen vrij te laten rondlopen in een ren. In Duitsland wordt het ook niet ingevoerd van vandaag op morgen, er is een overgangstermijn van tien jaar. Dat lijkt me redelijk, om iedereen te laten aanpassen en eventueel nog bijkomend onderzoek te doen naar alternatieven.
Ik volg uw redenering niet, mijnheer Engelbosch, dat Duitsland het gemakkelijk heeft, omdat daar maar 11 procent van de kippen in een verrijkte kooi zit, en hier is het 60 procent. Als het gaat over dierenwelzijn, moeten we consequent zijn. U spreekt zichzelf dan tegen: aangezien hier veel meer dieren in verrijkte kooien zitten, kunnen we het welzijn van veel meer dieren verbeteren.
Minister, u hebt niet geantwoord op de vraag van de heer Engelbosch hoe u persoonlijk staat tegenover een verbod op de kooihuisvesting, uiteraard rekening houdend met alternatieven en onderzoek. Hoe staat u er tegenover?
Het is op zich een interessant debat, om op te volgen welke systemen er zijn, hoe het onderzoek loopt, en of er eventueel evoluties mogelijk zijn in bepaalde systemen. Ik ben bezorgd over, en stoor me eigenlijk een beetje aan, het verhaal van de kooien. Dat klinkt op zich negatief, maar het kooisysteem is niet meer zoals het vroeger was, dat heeft een hele evolutie doorgemaakt. Er is wetenschappelijk onderzoek. We kunnen nu allemaal aangeven dat ons buikgevoel negatiever is bij het woord kooi dan het wetenschappelijk onderzoek aantoont. Minister, staat u zelf achter de wijze waarop het wetenschappelijk onderzoek gebeurt? Is dat de basis om effectief te willen werken aan het dierenwelzijn, en niet enkel op basis van gevoel en buikgevoel?
Eén kip is iets anders dan meerdere kippen, maar ik ga ervan uit dat we aanvaarden dat we voor voedselproductie meerdere kippen bij elkaar hebben. We moeten inderdaad een goed systeem en alternatieven zoeken, maar ik stel me de vraag of u heel duidelijk kunt aangeven of u het kooisysteem mee kunt verdedigen, vanuit de optiek dat het vandaag een van de best beschikbare technieken is om op die manier aan bedrijfsvoering te doen? Kunt u dat beamen, op basis van de wetenschappelijke onderzoeken die er vandaag zijn?
Uiteraard is het belangrijk dat we verder inzetten op onderzoek. In die zin ben ik blij dat u aangeeft dat het een belangrijk element is en dat we daarop heel sterk focussen. Ik denk dat het u genegen is, maar ik wil de aandacht vestigen op het overleg met de sector en het ruimere middenveld, zodat, als u stappen zou nemen in de ene of de andere richting, u dat ook als een belangrijk vertrekpunt ziet.
Minister Weyts heeft het woord.
Er is een evaluatiecommissie. Zoals aangekondigd, verwachten we dat het onderzoek van het ILVO eind dit jaar wordt afgerond. Op basis van die bevindingen zal het debat worden gevoerd, in eerste instantie in de schoot van die evaluatiecommissie, die breed is samengesteld.
Ik heb begrip voor de kopzorgen van de sector, zelfs van de brede landbouwsector. Ik heb natuurlijk de verantwoordelijkheid ten aanzien van Dierenwelzijn, wat een ander objectief is. In het verslag zie ik dat de onderzoeker van het ILVO aangeeft dat dierenwelzijn objectief gezien uit verschillende zaken bestaat, waarvan sommige beter scoren in alternatieve systemen, en andere beter in verrijkte kooisystemen.
Mijnheer Engelbosch, u zei dat de schaal ook een element kan zijn, en dat wordt ook wel erkend. Vederpikken is bijvoorbeeld een groter probleem in grote groepen en vermindert pas in groepen kleiner dan twintig tot dertig dieren. Daar is dus nog onderzoeksruimte. Ik wil dat debat zeker voeren, maar dan op basis van die studie. In de eerste plaats zal dat in de schoot van de evaluatiecommissie zijn.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw Robeyns, het is bijzonder grappig dat u hier durft te zeggen dat ik niet consequent ben inzake dierenwelzijn. Ik raad u aan om eens te kijken naar het debat over het onverdoofd slachten, en hoe consequent uw eigen partij is als het gaat over dierenwelzijn. Ik heb absoluut geen lessen te krijgen van sp.a over dierenwelzijn – alstublieft. We zijn ervan overtuigd dat we met evolutie verder komen dan vandaag de revolutie te pleiten en nergens te geraken. We willen vandaag gewoon het debat openen.
Mevrouw Rombouts, u zegt dat kooisystemen niet meer zijn zoals vroeger. Dat klopt. De reden is dat het vroeger zeer erbarmelijk was voor de dieren, maar we kunnen toch niet zeggen dat een stok hangen in een kooi die 200 vierkante centimeter groter is, nu plots wel een zoveel beter systeem is.
Maar alweer, de onderzoeken lopen. Ik hoop dat we op basis van die onderzoeken hoorzittingen kunnen organiseren met alle betrokken sectoren en partijen in dit debat om na te gaan wat het beste systeem is. Misschien kunnen we dat bekijken in de regeling der werkzaamheden. Er zijn aspecten van Dierenwelzijn, Landbouw en Economie, maar Dierenwelzijn is wel doorslaggevend.
Het level playing field is vandaag iets dichterbij gekomen. Dat was ook de aanleiding van mijn vraag om uitleg. Als Duitsland zegt dat het niet meer kan in 2025, dan zitten we iets dichter bij het level playing field. In Duitsland hebben ze 40 miljoen leghennen, wij hebben er 7 miljoen. We kunnen niet zeggen dat we een groter probleem hebben dan Duitsland op dat vlak.
Ik hoop dat we na het bekend worden van de studie, het debat kunnen openen om na te gaan wat het beste systeem zou kunnen zijn, rekening houdend met alle facetten die hier aan bod zijn gekomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.