Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, op vrijdag 20 maart heeft de regering de conceptnota Fast Lane voor windenergie goedgekeurd. In die conceptnota wordt terecht gesteld dat het vinden van een geschikte locatie een groot struikelblok is voor bijkomende windenergieprojecten in Vlaanderen. Men stelt voor om een ‘fast lane’ uit te werken om de plaatsing van bijkomend windenergievermogen te versnellen. Energielandschappen kunnen verschillende vormen aannemen enzovoort. U kent dat wel.
In deze conceptnota staat onder meer: “De door de werkgroep gedragen kaarten met windturbinezones volgens diverse ambitieniveaus moeten samen met een toelichting van de gehanteerde randvoorwaarden en eventuele wegingsfactoren, zo snel mogelijk worden meegedeeld aan de Vlaamse regering. Uiterlijk tegen de zomer 2015 dienen de eerste resultaten beschikbaar te zijn. In het najaar van 2015 dient de ganse oefening te zijn afgerond.” Minister, op 1 april hebben we in deze commissie al uitgebreid gedebatteerd over die conceptnota, maar ik zou u nog enkele vragen willen stellen.
Wat zijn de bevindingen van de werkgroep, en hoe evalueert u die? Wat zijn de decretale pijnpunten die reeds in kaart zijn gebracht? Wat zijn de bevindingen van de juridische werkgroep over het tenderingproces? Maakt tendering een kans in Vlaanderen, of zijn er juridische aspecten die dat proces bemoeilijken?
Ten slotte, volgens de sector zijn niet noodzakelijk windturbines met grotere wieken, maar hogere windturbines de toekomst. Wordt bijgevolg in de conceptnota Fast Lane voldoende met die ontwikkelingen rekening gehouden?
Minister Turtelboom heeft het woord.
De conceptnota Fast Lane wordt momenteel door verschillende werkgroepen verder concreet uitgewerkt. Een kerngroep bestaande uit het Vlaams Energieagentschap (VEA), het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) en Ruimte Vlaanderen, stelde daartoe een startnota met een plan van aanpak op. De centrale vraag is welke consequenties zijn verbonden aan de steeds toenemende ambitieniveaus voor windenergie op land.
Om die vraag effectief en efficiënt te kunnen beantwoorden, is al gestart met de ontwikkeling van een aantal specifieke tools. Het gaat enerzijds om een centrale databank voor de vergunningen van windturbines en anderzijds om de ontwikkeling van GIS-instrumenten voor beleid- en scenarioanalyse. De ontwikkeling van deze tools wordt via interne en externe opdrachten gerealiseerd en de eerste versies zullen normaliter in het voorjaar van 2016 kunnen worden getest en vervolgens verder worden verfijnd. De te ontwikkelen tools voor de kwalitatieve en kwantitatieve analyse van de potentiële inplantingsplaatsen zullen voldoende flexibel zijn om verschillende technische parameters, waaronder verschillende types windturbines, te modelleren.
Inmiddels is wel al gestart met de analyse van de situatie ‘as is’, met name wat het huidige beleid en de huidige juridische omkadering kwalitatief en kwantitatief hebben opgeleverd aan windturbines op land. In eerste instantie werden de reeds operationele windturbines in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat de huidige rondzendbrief heel goed wordt opgevolgd. Een tweede belangrijke analyse is een analyse van de stedenbouwkundig vergunde, maar nog niet gebouwde turbines. Uit de analyse bleek dat meer dan 1000 megawatt aan windturbines stedenbouwkundig vergund is, maar niet gebouwd. Eventuele beroepsprocedures en de status van de milieuvergunningen worden in dit cijfer evenwel nog niet meegerekend. Uit een analyse van deze gegevens blijkt wel dat het volgens de principes van de geldende omzendbrief om ruimtelijk geschikte plaatsen gaat. De werkgroep bestudeert verder hoe we de knelpunten kunnen aanpakken.
Ook de stedenbouwkundige weigeringen worden geanalyseerd. Uit de eerste analyses blijkt dat stedenbouwkundige vergunningen niet zozeer worden geweigerd omdat er geen geschikte plaats is, maar eerder door een ruimtelijk niet-optimale invulling. Op basis van de huidige eerste analyses blijkt dus dat een versnelling voor windturbines op vlak van stedenbouwkundige vergunningen voornamelijk op instrumenteel vlak moet worden bekeken. De juridische werkgroep buigt zich hierover. Tegen het einde van dit jaar zullen de eerste resultaten beschikbaar zijn.
Ook is de tenderingstudie gestart. Tegen eind dit jaar mogen de eerste resultaten worden verwacht. Het is de bedoeling dat die studie specifiek de wenselijkheid en werkbaarheid van dit instrument in de Vlaamse context onderzoekt.
Uiteraard zal voldoende rekening worden gehouden met de technologische evoluties. Nu zijn er inderdaad zeer hoge windmolens. Steeds meer komen middelgrote windmolens op. We gaan daarbij steeds na of de steun die we eventueel geven, in verhouding staat tot de opgewekte energie en of het kostenefficiënt genoeg is. Dat is immers vandaag het probleem met de kleinere windmolens. Er is iets voor te zeggen om die ook steun te geven omdat ze op andere plaatsen kunnen worden ingeplant, waar momenteel geen windmolens kunnen worden geplaatst. Alleen is de kostprijs vrij hoog. Hierdoor bestaat het gevaar dat wordt gestart met een subsidiëring die gewoonweg niet kostenefficiënt is. Daarop kijken we als Vlaamse overheid nauwgezet toe.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Om in een land iets te verwezenlijken is in de eerste plaats een idee nodig. Dat idee is er. Vervolgens zijn er de juridische gevolgen. Daarover ging mijn vraag. Die leveren soms problemen op. Een derde probleem is dat we in de praktijk vaak worden tegengewerkt door zaken die we liever niet zien.
De minister stelt in haar antwoord dat 1000 megawatt aan capaciteit klaar staat. Heel wat projecten worden tegengehouden door procedures. De juridische commissie buigt zich wel over dat probleem. We moeten echter eens grondig nagaan hoe lang de problemen aanslepen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Inmiddels is een gedeeltelijke oplossing gevonden door de verhoging van het aantal mensen die een beslissing nemen. Toch is hier werk aan de winkel. We mogen zoveel goede ideeën hebben als we willen en de techniek mag ons bijstaan, maar zolang de problemen in dat rechtscollege blijven aanslepen, zullen we niet ver opschieten.
Vandaar ook mijn vraag over de hogere windturbines. Hoe hoger de turbines, hoe meer stedenbouwkundige weigeringen er zullen zijn, vrees ik. Die weigeringen zijn mijns inziens vooral gebaseerd op het feit dat veel mensen menen dat ze hinder ondervinden van de windmolens, terwijl de eigenlijke reden is dat ze die niet graag zien. Hoe meer stedenbouwkundige weigeringen, hoe meer procedures voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Hebt u een idee van de gemiddelde doorlooptijd bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen van een betwisting inzake windturbines of andere investeringen in groene energie?
Veel te lang.
Ik ben het met u eens. Als u me het antwoord nu niet kunt meedelen, kunt u me het altijd schriftelijk meedelen.
Ik roep nogmaals op dat de juridische commissie voor dit probleem een oplossing zoekt.
De heer Danen heeft het woord.
Deze thematiek houdt ons ook erg bezig. Minister, u had gezegd tegen de zomer resultaten te hebben en tegen het einde van het jaar het dossier rond te hebben, en dit bevestigt u nu.
We kennen de communicatie van de Vlaamse WindEnergie Associatie van einde september, begin oktober over de problemen waarnaar ook collega Lantmeeters verwijst. Ik had graag vernomen of ze juridisch beter beschermd zijn als u positieve zones zal aanduiden, wat maakt dat ze op die manier minder onderhevig zullen zijn aan langdurige procedures, wat toch een van de heikele elementen in deze problematiek is.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Ik zuchtte daarnet omdat ik spontaan dacht: “Veel te lang.”
Ik weet het niet. Ik zal eens informeren hoelang de dossiers blijven hangen. In informele gesprekken met de ontwikkelaars verneem ik dat ongeveer 80 procent van de dossiers in orde zijn. Ongetwijfeld zijn er bij de overige dossiers die niet kunnen worden vergund, maar het aanvoelen is dat het merendeel in aanmerking komt voor vergunning maar dat er alleen procedures tegen zijn. Dat is inderdaad jammer, want er zit een aanzienlijke capaciteit vast waarvoor nochtans ontwikkelaars zijn en wij een logisch steunmechanisme willen geven.
Onlangs werden drie extra personeelsleden aangeworven. Wij hebben de grote hoop dat op heel korte termijn de achterstand kan worden weggewerkt. Het is immers verloren tijd. Dat geldt trouwens niet alleen voor windmolens, want ook in andere dossiers zijn er meer dan genoeg voorbeelden.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoop dat de positieve zones juridisch beter afgedekt zijn.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het ligt in de bedoeling de positieve zones beter af te bakenen en daarvoor eventueel een tenderingprocedure op te zetten, zodat de ontwikkeling zo snel mogelijk kan gebeuren, tegen een zo goed mogelijke prijs. We willen dus de omgekeerde redenering volgen en nagaan welke zones we kunnen afbakenen en waar we sneller kunnen ontwikkelen.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord. Ik ben veel wijzer geworden in verband met de stand van zaken en ben blij dat we die procedures bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen kunnen onderzoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.