Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Peumans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik zou de minister graag willen ondervragen over de ontwikkelingen die bezig zijn aan Waalse kant. Niet omdat ik iets tegen de Walen zou hebben, integendeel. Maar er zijn een aantal ontwikkelingen bezig bij onze Waalse vrienden.
Minister, ik baseer me in de eerste plaats op de omzendbrief Ruimtelijke Ordening RO/2014/02 betreffende het afwegingskader en de randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines. De omzendbrief schept een kader voor de optimale inplanting van grootschalige windturbines in Vlaanderen om op die manier bij te dragen tot een duurzame energietransitie. De Vlaamse Regering keurde op 20 maart 2015 een conceptnota 'Realisatie van een ‘Fast lane’ voor windenergie' goed om de inplanting van windturbines in Vlaanderen te faciliteren via een vernieuwde aanpak.
Natuurlijk mogen we niet blind zijn voor wat over de grenzen gebeurt. Ook andere landen en gewesten hebben een referentiekader voor de vestiging van windturbines opgesteld, het ene al wat dwingender dan het andere.
Zo heeft de Waalse Regering op 11 juli 2013 het referentiekader voor de vestiging van windturbines in Wallonië voorlopig goedgekeurd, nadat een milieueffectenrapport werd opgemaakt en nadat voorafgaand advies aan de Waalse gemeenten werd gevraagd. Conform de regelgeving heeft de Vlaamse Regering advies uitgebracht over dit ontwerp van referentiekader en de bijhorende referentiekaart in het licht van het openbaar onderzoek.
In het ontwerp van referentiekader hanteert Wallonië een minimale afstand van 600 meter tot woonkernen in Wallonië. Dit gaf als resultaat een aantal positieve zones nabij de gewestgrens met Vlaanderen in open en niet sterk glooiend agrarisch gebied, waarvan sommige zones – heel belangrijk – zich bevinden tot op 200 meter van woongebied van Vlaamse kernen.
Het advies van de Vlaamse Regering op het ontwerp van geactualiseerd referentiekader was deels ongunstig. De redenen waren meervoudig. Ze hadden onder meer te maken met de afstand van 200 meter van de woonkernen ten opzichte van de Waalse inplanting van de windturbines, met de aanduiding van een voorkeurzone ter hoogte van Teuven op Vlaams grondgebied en met een gebrek aan overleg en onderzoek naar de grensoverschrijdende effecten in het milieueffectenrapport.
Ik denk dat al die opmerkingen heel terecht waren. De Vlaamse Regering vroeg daarom ook om, voor de voorkeurzones definitief zouden worden afgebakend, in overleg te gaan met de Vlaamse overheid en de betrokken grensgemeenten en provincies.
In de nota van 26 november 2013 van de vorige minister-president, die indertijd aan het parlement werd overgemaakt, staan een aantal heel belangrijke dingen over de voorkeurzones. Ik wil ze even citeren. Over de voorgenoemde open gebieden staat: “Er bevinden zich geen markant in het landschap voorkomende lijninfrastructuren waar windturbines kunnen worden aangetakt. De Waalse voorkeurzones kunnen niet passen in de ruimtelijke visie voor de inplanting van windturbines gehanteerd door Vlaanderen. Gelet op het voorgaande maakt de Vlaamse Regering het nodige voorbehoud bij de aangeduide voorkeurzones die langs de gewestgrens gelegen zijn voor zover ze dichter komen dan de minimale afstand voor woongebieden die gelegen zijn in open ruimte. Gelet op de ruimtelijke impact voor het kader, is geen vraag van vooroverleg aan Vlaanderen gesteld. Gelet op de ruimtelijke impact van de inplanting van grootschalige windturbines verzoekt de Vlaamse Regering dan ook uitdrukkelijk dat er verder overleg wordt gepleegd zodat met haar alsook met de betrokken Vlaamse grensgemeenten en provincies tot een gemeenschappelijk gedragen visie met betrekking tot het grensgebied gekomen kan worden.”
Voor dit laatste wordt verwezen naar het Informatieforum Ruimtelijke Ordening dat werd opgericht. Ik heb er geen vraag over, maar ik zou toch wel eens willen weten of dat Informatieforum Ruimtelijke Ordening inderdaad effectief werkt.
In de visienota van de Vlaamse Regering over de Waalse aanpak staat ook heel duidelijk, op pagina 5: “Aangezien het plan mogelijks ook aanzienlijke milieueffecten kan genereren op Vlaams grondgebied, had het Vlaamse Gewest voor het afronden van het MER geconsulteerd moeten worden, dit is echter niet gebeurd. Men heeft dus niet gehandeld in de geest van het samenwerkingsakkoord tussen het Vlaams, het Waals en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de uitwisseling van informatie over projecten met gewestgrensoverschrijdende milieueffecten. Daarnaast zijn er geen indicaties dat er andere lidstaten werden geconsulteerd in grensoverschrijdend verband.”
Minister, ik heb gezien dat u ergens op een vraag hebt geantwoord dat er ter zake ook met Nederland weinig overleg is. Dat is betreurenswaardig.
De regering stelt ook: “Er is op basis van de documenten die in het kader van het openbaar onderzoek op de website van het Waals Gewest werden gepubliceerd, geen enkele indicatie dat er met grensoverschrijdende effecten is rekening gehouden.”
Minister, ik stel dit probleem in zijn algemeenheid voor, maar ik doe dit ook naar aanleiding van een heel concreet project. Ik ben een heel groot liefhebber van landschappen in Limburg, maar zeker ook in Wallonië. Wie een aantal van die plaatsen kent, merkt dat het esthetisch gewoon onverantwoord is dat men er zou overgaan tot de inplanting van windturbines. Het meest recente voorbeeld dat ik ken, is Oreye, of Oerle in het goed Nederlands. Het ligt vlakbij de gemeente Heers, tussen Sint-Truiden en Luik. Daar wil men inplanten op een plaats waar zelfs een Habitatrichtlijngebied vlakbij ligt. Ook een Gallo-Romeinse steenweg loopt in het gebied.
Het valt me op dat uw administratie, ik denk het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), blijkbaar zonder enig overleg zegt dat het voor haar in orde is. Ik stel me daar toch wel ernstige vragen bij. In de toenmalige beslissing van de Vlaamse Regering wordt in de nota over een heleboel dingen nochtans een ongunstig advies gegeven. Los van mijn vragen, zou ik een oproep willen doen om weer in contact te treden met de andere kant van de taalgrens. Dat is heel belangrijk, zeker bij de inplanting van dit soort windturbines. De turbines die men op een aantal plaatsen wil zetten, zijn, rekening houdend met de wieken, 150 meter hoog.
Dat is in een waardevol landschap dat toeristisch erg belangrijk is. De vroegere burgemeester, de heer Gerald Kindermans, noemde het ‘het Toscane van Vlaanderen’. Minister, ik nodig u uit om daar een keertje met mij op stap te gaan. De streek van Heers is prachtig. De windturbines zijn landschappelijk gezien een miskleun van formaat.
Ik was deze namiddag aanwezig bij de installatie van de Senaat, waar ik met een Franstalige collega heb gesproken. Het schijnt dat de Waalse Regering ook naar het principe van ‘fast lane’ wil. Ze willen een andere aanpak waarbij veel meer rekening wordt gehouden met lijnelementen langs kanalen, autowegen enzovoort.
Ik doe een oproep om tot een structureel overleg te komen naar analogie met de ministers van Arbeid en Tewerkstelling. De Waalse minister van Leefmilieu, de heer Di Antonio, is een geestesgenoot van u. U kunt eens naar het festival in Dour gaan en kennis met hem maken en die dingen bespreken.
Minister, werd het geactualiseerde referentiekader voor de vestiging van windturbines in Wallonië inmiddels definitief goedgekeurd? Zo ja, welke wijzigingen werden aangebracht aan het referentiekader op basis van het advies van de Vlaamse Regering? Werd voorafgaand aan de definitieve goedkeuring overleg gepleegd met Vlaanderen, de betrokken gemeenten en de provincies, zoals gevraagd in het advies van de Vlaamse Regering? Op welke manier gaan de Vlaamse administraties die in het kader van een concreet project advies moeten geven op het project-MER of de vergunningsaanvraag, om met het advies van de Vlaamse Regering van 8 november 2013?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dames en heren, in 2013 heeft het Waalse Gewest een openbaar onderzoek georganiseerd met betrekking tot het plan ‘Een actualisatie van het referentiekader voor de vestiging van windturbines in Wallonië’. De toenmalige minister van Ruimtelijke Ordening, de heer Muyters, werd daarover in kennis gesteld op 6 september 2013. Er is een advies gekomen van de Vlaamse Regering en conform de procedure bezorgd. In dat advies verzocht de Vlaamse Regering uitdrukkelijk om verder overleg, zowel met haar als met de betrokken Vlaamse grensgemeenten en provincies.
Het is me niet duidelijk of het overleg in 2013 effectief heeft plaatsgevonden. Sinds ik de bevoegdheid heb overgenomen, heb ik geen weet van overleg daarover. In het kader van het Verdrag van Espoo moet voor grensoverschrijdende effecten van een project de aangrenzende regio worden aangeschreven en in kennis gesteld. Er loopt geen bouwaanvraag voor dergelijk project. Bij projecten waarvoor in functie van de vergunning een project-MER moet worden opgemaakt, staat de dienst MER in voor eventuele grensoverschrijdende consultatie voor vergunningen.
VLAREM schrijft voor hoe op afdoende wijze de uitwisseling van informatie over hinderlijke inrichtingen moet gebeuren wanneer er een potentieel grensoverschrijdend effect is. Wanneer advies wordt verleend in dergelijke dossiers worden de bezorgdheden vervat in het advies van de Vlaamse Regering. Hierbij moet worden aangestipt dat de beslissing van 8 november 2013 van de Vlaamse Regering enkel aandacht heeft gevraagd voor woonkernen en landschappelijke kwaliteit.
De natuuraspecten op zich kwamen niet aan bod. Dat is de bevoegdheid van het Agentschap voor Natuur en Bos. Uiteraard beoordeelt het agentschap als daarom wordt gevraagd. Ook voor windturbines in Wallonië moeten ze nagaan of er geen natuureffecten zijn. Ze doen dat op dezelfde manier zoals het in Vlaanderen gebeurt. Concreet wordt voor Europees beschermde soorten nagegaan of het project een significant negatieve impact heeft op de populatie. De belangrijkste punten van de beoordeling vormen verstoring als gevolg van indirect of direct verlies van leefgebied, een vermindering van kwaliteit of mortaliteit.
Voor de significantie-inschatting wordt gebruikgemaakt van het rapport ‘Risico’s voor vogels en vleermuizen bij geplande windturbines’, aanzet voor een beoordeling en significantiekader die door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werd gemaakt. Dat is de manier waarop ANB projecten beoordeelt en dus ook de grensoverschrijdende effecten die er mogelijk zijn op Europees beschermde soorten.
Mijnheer Peumans, ik heb vaak contact met minister Di Antonio. Zo praten we over het dossier van het statiegeld. Ik zal dit dossier ook met hem bespreken en er nog eens op aandringen dat er werk wordt gemaakt van de opmerkingen die in 2013 zijn geformuleerd door de Vlaamse Regering. Ik zal vragen om elkaar op geregelde basis over dergelijke projecten te zien.
De heer Peumans heeft het woord.
Minister, de woonafstand van minder dan 600 meter die Wallonië hanteert, is erg belangrijk voor de leefkwaliteit van mensen. Er zijn natuurlijk ook grensoverschrijdende effecten op het vlak van milieu, mens, landschap en natuur op Vlaams grondgebied. Ik heb het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos nooit gezien.
U hebt mij destijds geantwoord op een schriftelijke vraag. Ik citeer: “Eneco Wind Belgium – Construction et exploitation d’un parc de 4 éoliennes et d’une cabine de tête à Oreye. Stilzwijgend gunstig advies.” Ik vraag me dan ook af of men überhaupt iets bekeken heeft. ‘Stilzwijgend gunstig advies’ betekent dat we zwijgen en is dus geen advies. Wat is er bekeken inzake de grensoverschrijdende effecten? Zo is er vlakbij een vleermuizenreservaat. Heeft INBO daar rekening mee gehouden? Wat doet men met het feit dat er nog een structuur ligt van een oude Romeinse weg? Op Waals grondgebied ligt een beschermde tempel van de Romeinen die daarna een kapel is geworden. U kunt daar nu waarschijnlijk niet op antwoorden, maar ik zou dit toch graag weten.
Ik ben verheugd dat u met minister Di Antonio praat over statiegeld, wat een belangrijk dossier is. Ik zou het erg waarderen dat dit ook wordt besproken en dat een advies van ANB iets uitgebreider is. Ik denk dat Wallonië eveneens de politiek van de ‘fast lane’ wil voeren. Op 20 maart 2015 heeft de Vlaamse Regering de conceptnota goedgekeurd. Wallonië wil volgens mij ook af van de inplanting kortbij de grens en rekening houden met lijnelementen in het landschap zoals kanalen en autowegen. Ik blijf dit opvolgen en vraag dat u dit zo snel mogelijk aankaart bij uw collega.
De vraag om uitleg is afgehandeld.