Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, via de media vernemen we dat u een brief hebt geschreven naar de centra voor leerlingenbegeleiding om hen ervan in kennis te stellen dat ze de komende twee jaar niet op de vingers zouden worden getikt. Die gedoogperiode zou er luidens het mediabericht komen omdat er heel wat onrust op het terrein is over die nieuwe maatregel, over het M-decreet, en u de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) blijkbaar wilt geruststellen. U zou in dat verband de onderwijsinspectie de opdracht hebben gegeven om twee jaar op verkenning te gaan en veeleer ondersteunend dan controlerend op te treden.
Minister, kunt u ons die brief aan de CLB’s bezorgen? Hoe moet de taakstelling ‘op verkenning gaan’ en ‘veeleer ondersteunend dan controlerend’ in de praktijk worden gezien in relatie tot de doorlichting van de CLB’s? Zullen er nog doorlichtingen gebeuren of niet? Wat is de impact op het personeel van de inspectie? Zal er dan ook voor de scholen een soort gedoogperiode zijn inzake de uitvoering van het M-decreet, bijvoorbeeld wat het inschrijven onder ontbindende voorwaarden betreft? Kan de inspectie binnen haar huidige decretale taakstelling of de haar krachtens het besluit van de Vlaamse Regering toegewezen taken ook begeleidend optreden, of is daartoe een aanpassing in de taakstelling nodig?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, de toon van uw vraag verraste me een beetje, maar die is nu anders. Dat was zo van ‘wat hebt u nu in godsnaam gedaan?’. Eerst en vooral, de brief heb ik bij me, en ik zal die uiteraard aan iedereen bezorgen. Ik heb ook complimentjes gekregen. Ik heb, denk ik, in het parlement zelfs gezegd dat ik zo’n brief zou sturen, en iedereen was het er eigenlijk wel over eens dat het belangrijk was dat te doen. Ik weet nu niet of dat in de plenaire vergadering of in de commissie was. Ik heb dus aangekondigd dat dit zou gebeuren.
Het is eigenlijk de bedoeling om een positief signaal te geven, om de expertise van de CLB’s te erkennen en hen te waarderen voor de focus op het kind die ze toch leggen en ook in de toekomst moeten blijven leggen. Sinds de invoering van het M-decreet is de onderwijsinspectie belast met het kwaliteitstoezicht op de diagnostische praktijk van de CLB’s in functie van de opmaak van de verslagen. Dat toezicht kan afzonderlijk van de doorlichting worden uitgevoerd. Dat is dus niet hetzelfde: dat is een apart toezicht.
Om de implementatienoden bij de CLB’s, de verwachtingen van het beleid, de visie van de onderwijsinspectie en het groeipad van de onderwijsinspecteurs op elkaar af te stemmen, heeft de onderwijsinspectie geopteerd voor een gefaseerde aanpak in de uitrol van het M-decreet. Zo zal de onderwijsinspectie dit schooljaar aan alle 72 CLB’s een verkennend bezoek brengen. Ze heeft ter zake geen begeleidende opdracht, maar een controlerende en een stimulerende opdracht.
Voorafgaand aan deze bezoeken worden de CLB’s in Brussel uitgenodigd op een gespreksforum. Tijdens dat forum worden ze geïnformeerd over het verloop van de verkenning en wordt er ook in ruimte voorzien om meer algemene zorgen over het implementatietraject met de inspectie en de CLB’s onderling te bespreken. Die verkennende bezoeken hebben als focus de schoolondersteuning en draaischijffunctie van het CLB in het kader van het M-decreet. Men richt zich op de handelingsgerichte diagnostiek en op de gemotiveerde verslagen. Op basis van een documentanalyse worden dan gesprekken gevoerd over beleid en interne kwaliteitszorg. Aan de hand van dataprofielen worden er ook gegevens uitgewisseld met betrekking tot de attesteringspraktijk. Daarna volgen nog drie casusbesprekingen met de teamleden. De gegevens uit de afsprakennota’s en de bijzondere bepalingen worden daaraan gelinkt. Het verkenningsbezoek leidt, ten slotte, tot een uitwisseling en wordt niet afgesloten met een advies.
Die verkennende bezoeken zijn cruciaal, lijkt me. Net als de CLB’s willen we ook de scholen wat tijd gunnen om expertise op te bouwen, met ondersteuning van het CLB. Bijvoorbeeld ook het feit dat we een prewaarborgregeling hebben ingevoerd, toont net aan dat dit daadwerkelijk de bedoeling is.
Scholen voor gewoon onderwijs staan voor een paar uitdagingen: zo zullen ze moeten leren omgaan met de nieuwe regeling en de nieuwe procedures inzake het inschrijvingsrecht van leerlingen. Dat betekent investeren in overleg met ouders, CLB en klassenraad over de aanpassingen die nodig zijn om een leerling studievoortgang te geven op basis van een individueel aangepast curriculum.
Voor het M-decreet bestond er al de draagkrachtafweging, waarbij de school diende te onderzoeken wat de verwachtingen waren. Wat de school nu moet doen, ligt eigenlijk een beetje in het verlengde. Met het M-decreet vervangen we die draagkrachtafweging door een regeling die zich conformeert aan het VN-verdrag.
Zoals ik ook al zei, is het niet de bedoeling dat de onderwijsinspectie een begeleidende taak zou uitvoeren. De inspectie kan dat trouwens niet. Op mijn vraag bereidt de inspectie wel een Inspectie 2.0 voor, waarbij de focus meer ligt op partnerschap, om de interne kwaliteitszorg van instellingen meer centraal te laten staan bij het uitvoeren van het externe kwaliteitstoezicht. Dat wil dus zeggen dat het bij de implementatie van nieuwe regelgeving logisch is dat de inspectie samen met het onderwijsveld een traject aflegt om in cocreatie een gemeenschappelijk kader voor een kwaliteitsvolle toepassing van het M-decreet uit te werken. Het blijft uiteraard de opdracht van de inspectie om na de inloopperiode haar controlerende opdracht op te nemen, maar het is nu vooral cruciaal dat ook de inspectie wat ervaring opdoet met de manier waarop men dat in de toekomst gaat doen.
Ik heb trouwens ook begrepen dat dit goed wordt onthaald en dat ook de CLB’s zonder uitzondering ook zeer actief zullen participeren aan het traject.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, mijn vraag is vooral ingegeven door het volgende. U zegt dat er geen verslag volgt. Dit is ondersteunend en controlerend, niet begeleidend. Het is voor ons nog een beetje vaag hoe we dat dan moeten zien. Het lijkt me vooral interessant dat daar in de Onderwijsspiegel toch ook een apart onderdeel aan zou worden gewijd. Op dit moment zijn er immers toch wel wat problemen – zo horen we links en rechts – met het al dan niet toekennen van attesten en het al dan niet bereikbaar zijn. Collega Krekels heeft daar in het verleden ook al een aantal keren naar verwezen. Het lijkt me goed dat men op dat vlak wel een wat objectief zicht krijgt. Als u zegt dat er geen verslag komt, dan hoop ik dat dit niet betekent dat de tijd die werd besteed door de doorlichting, dan verloren is.
Dan is er mijn vraag naar een gedoogperiode voor de scholen. U zegt dat ze dat vroeger ook al moesten doen. Dat is waar, maar op dit moment is het wel een wat andere situatie. Ik meen dus dat we ter zake dus ook enige mildheid aan de dag moeten leggen, niet alleen voor de CLB’s, maar ook voor de scholen van het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Ik weet dus niet of u naar de onderwijsinspectie ook de brief hebt gestuurd in het licht van het M-decreet voor gewone scholen, of men daar dan ook ondersteunend of controlerend zal optreden.
Uit het blote hoofd, de CLB-bezoeken gebeuren telkens door vier inspecteurs: iemand van het buitengewoon onderwijs, iemand van het gewoon onderwijs, iemand van de CLB’s en nog iemand.
Vier onderswijsinspecteurs stappen overal af om expertise op te doen. De Onderwijsinspectie bezoekt scholen en is er dus zeer nauw bij betrokken – precies om scholen te kunnen begeleiden. Ik ben het volledig met u eens om te zeggen dat het een nieuwe situatie is. Vroeger werd de draagkracht afgewogen; nu is dat niet meer zo. Men zou kunnen zeggen dat men dat vroeger eigenlijk ook al moest doen, maar vandaag komen ze in een nieuwe wereld terecht. Dat was het probleem van de CLB’s. Moet iedereen bang worden gemaakt, met de mededeling dat men gaat controleren? Men kiest ervoor om te investeren in het opbouwen van goede relaties.
Inspectie 2.0 is eigenlijk hetzelfde. Veel scholen zeggen me dat de inspectie een aantal zaken opvraagt, maar dat men met het voorbereidend kwalitatief traject geen rekening houdt. Het hangt er natuurlijk van af in welke mate men het pedagogisch project kan laten controleren. Het is de bedoeling – zeker wat het M-decreet betreft – dat we zowel voor de scholen als de CLB’s een inloopperiode respecteren. Die periode loopt nu. Of daarvan een verslag in de Onderwijsspiegel moet komen, zal ik onderzoeken. In mijn antwoord stond wel dat het niet zo is dat elk bezoek wordt afgesloten met een verslag van wat goed en wat minder goed is gedaan. Het is de bedoeling dat de vier inspecteurs daar iets uit leren, want het is een totaal nieuwe situatie waarin men terechtkomt.
Het is goed dat de inspecteurs daaruit leren, maar ik denk ook dat het goed is dat we daarover enige feedback krijgen. Vandaar dat ik vraag dat we wat informatie krijgen over hun vaststellingen.
Dat zal in elk geval gebeuren. Ook ik vind dat belangrijk. De regels zijn er, maar hoe worden ze toegepast? Hoe gaat men met bepaalde situaties om? Hoe begeleidt men de ouders? Ook de CLB’s kunnen daaruit veel leren, zoals de Onderwijsinspectie zelf. Het is de bedoeling dat dit een werkmethodiek oplevert.
Het is belangrijk voor de CLB’s en de toepassing van het decreet, maar ook voor de professionalisering en de lerarenopleiding. Op basis van de gemotiveerde verslagen krijgen we een zeer goed zicht op de handelingen die de leerkrachten onder de knie moeten krijgen. Het levert interessante informatie op over de richting waarin de professionalisering en de lerarenopleiding in de toekomst moeten worden uitgewerkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.