Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik stel mijn vraag in het besef dat Vlaanderen niet meteen heel veel banden heeft met Eritrea. Ik besef heel goed dat de impact niet enorm groot is. Maar ondanks het feit dat we niet veel rechtstreekse banden hebben met dat land en met die regering, hebben we de laatste tijd wel meer te maken met de vluchtende bevolking uit Eritrea. De beelden van de bootvluchtelingen zijn ondertussen door iedereen heel goed gekend. Iedereen is gesensibiliseerd. En dan wordt er gezegd dat er iets moet gebeuren aan de ‘root causes’ van al die ellende: mensenrechten, klimaatverandering, onrecht enzovoort. Het is in dat kader dat ik vind dat de vraag eens moet worden gesteld, ook in het Vlaams Parlement.
In Eritrea is een heel autoritair en repressief regime aan de macht. Het is niet zo duidelijk welke ideologie het vertegenwoordigt, maar het is in elk geval een regime dat systematisch en op heel grote schaal in dat nog vrij nieuwe land de mensenrechten schendt. Er is een heel sterk controlesysteem uitgewerkt. Een permanente cultuur van angst wordt er bij de bevolking ingehamerd. Ook foltering en dwangarbeid worden vaak vastgesteld, zoals ook tot uiting komt in de rapporten van de Verenigde Naties, die daarmee een onderzoekscommissie heeft belast. Ook Amnesty International heeft deze wantoestanden aangeklaagd en gedocumenteerd.
Heel veel inwoners van Eritrea proberen hun land te ontvluchten. Ook al weten ze dat de routes niet gemakkelijk zijn en dat die met veel gevaar en uitbuiting gepaard gaan, toch doen ze het omdat ze nog altijd denken dat vluchten beter is dan het schrikbewind in hun eigen land langer te trotseren.
Het VN-agentschap zegt het afgelopen jaar aan minstens 357.000 vluchtelingen hulp te hebben geboden. Dat is een enorme groep, zeker als we voor ogen houden dat het hier toch zeker niet om het meest bevolkte land van Afrika gaat.
De VN spoort naar aanleiding van die vaststelling de internationale gemeenschap, waar Vlaanderen uiteraard deel van uitmaakt, aan om opvang te blijven bieden aan de vluchtelingen, totdat de mensenrechtensituatie in het thuisland daadwerkelijk verbetert. Naast opvang van deze vluchtelingen, volgens de geldende regels en procedures, hebben we als beleidsmakers ook een verantwoordelijkheid op het gebied van ons buitenlands beleid. In de beleidsnota zegt de Vlaamse Regering en de minister-president in het bijzonder dat er een taak is weggelegd voor Vlaanderen om mensenrechten te bevorderen. Waar mogelijk moeten we in dat verband concrete actie ondernemen.
Met al deze caveats, die ik ook heb gesitueerd, wil ik u, minister-president, enkele vragen voorleggen. Hoe reageert de Vlaamse Regering op deze situatie? Minister-president, ziet u fora waarop u deze tragische problematiek kunt aankaarten? Ziet u mogelijke acties die Vlaanderen kan ondernemen om bij te dragen aan de situatie van de mensenrechten in Eritrea?
Zoals gezegd, besef ik in welke context ik de vraag moet stellen. Ik doe dat ook met de nodige omzichtigheid, maar ik vond het absoluut nodig om dit punt ook in het Vlaams Parlement op de agenda te plaatsen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Kennes, het is evident dat wij en iedereen al langer op de hoogte zijn van de afschuwelijke situatie. We zijn op de hoogte via allerlei kanalen, zoals Amnesty International, Human Rights Watch, het Eritrearapport van de Mensenrechtenraad van de VN van juni 2013. Het is duidelijk dat er zware inbreuken zijn op de mensenrechten. Dit wordt nog eens herhaald in het recente rapport van de VN-onderzoekscommissie van 4 juni.
De Vlaamse Regering hecht heel veel belang aan de mensenrechten. Waar we kunnen, proberen we bij te dragen aan de naleving van de rechten van de mens in de wereld. In het regeerakkoord hebben we daar een bijzonder punt van gemaakt.
U vraagt waar we dat kunnen aankaarten. De VN-onderzoekers hebben geconcludeerd dat de mensenrechten in Eritrea op grote schaal worden geschonden. Er is waarschijnlijk ook sprake van misdaden tegen de mensheid. De VN zegt dat er nader onderzoek naar moet gebeuren. Mike Smith, hoofd van de onderzoekscommissie, zegt dat Eritrea de keuze heeft tussen het uitvoeren van zinvolle politieke hervormingen of verder VN-onderzoek, wat zou kunnen leiden tot een zaak bij het internationaal strafhof.
Wat de reactie daarop is, stemt ons verre van optimistisch. We lazen in de pers dat de VN-onderzoekers recent zijn bedreigd en geïntimideerd. Op internationaal niveau was ons land betrokken bij het Universeel Periodiek Onderzoek (UPR) van Eritrea in februari 2014. België heeft tijdens de recente junisessie van de Mensenrechtenraad deelgenomen aan de interactieve dialoog met zowel de onderzoekscommissie voor Eritrea als met de speciale rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Eritrea.
De FOD Buitenlandse Zaken ziet de opvolging van de VN-Mensenrechtenraad als zijn prerogatief. Daar worden de deelstaten niet bij betrokken. Belgische interventies tijdens de Universal Peer Review van de VN zijn tot nu toe louter een aangelegenheid van de FOD Buitenlandse Zaken. Persoonlijk vind ik dat dit een van de zaken is die aan bod moeten komen tijdens de herziening van de samenwerkingsakkoorden. De deelstaten moeten actief betrokken zijn, zelf een mensenrechtenbeleid voeren en betrokken zijn bij interfederale organisaties. De houding van de FOD is niet langer houdbaar. Dit moet een interfederale aangelegenheid zijn. Dat is de beste manier voor ons om die zaken aan te kaarten. Er zal op een dergelijke Mensenrechtenraad natuurlijk maar één interventie zijn. Die moet het resultaat kunnen zijn van overleg en samenspraak en dat is niet het geval.
Kunnen we bijdragen aan de situatie? In de eerste plaats moeten we ervoor zorgen dat we kunnen meepraten op intra-Belgisch niveau. Er is een algemeen wapenembargo op Europees niveau. Het is evident dat mijn administratie dat nauwgezet toepast. Er is geen sprake van om dat embargo te schenden. Waar we kunnen op Europees vlak op andere fora proberen we de zaken aan te kaarten.
Er zijn geen diplomatieke banden. Er is nauwelijks enig contact van betekenis en evenmin handelsrelaties. Er is geen Belgische ambassadeur in Eritrea. Er zijn bij mijn weten ook geen bezoeken van ministers over en weer. De contacten zijn nagenoeg nihil. De VN is dé actor bij uitstek. Ik vind persoonlijk dat we meer betrokken moeten zijn in de standpunten die worden ingenomen.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister-president, u hebt het dossier grondig voorbereid. Uw bezorgdheid gaat uit naar wat in een aantal landen gebeurt die verder van ons bed liggen en waarmee we heel weinig rechtstreekse banden hebben. De multilaterale aanpak is waarschijnlijk de meest geëigende. De minister heeft ook geschetst dat met de huidige taakverdeling in België de deelstaten niet meteen een actieve rol kunnen opnemen. Ik hoop dat als de kans zich in de toekomst voordoet, we dat zeker wel zullen doen. Ik vind het absoluut waardevol dat ook de deelstaten met hun heel uitgebreide bevoegdheden en de meer uitgebreide bevoegdheden op buitenlands niveau, de mensenrechtenfactor sterker kunnen laten spelen en dat daarvoor nog een aantal stappen moeten worden gezet. Ik reken erop dat u waar het kan in het kader van de bilaterale en multilaterale contacten het thema mee opvolgt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.