Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de motie van de Antwerpse provincieraad betreffende de Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer (MAV's)
Verslag
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, momenteel kennen we in Vlaanderen vijf Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer (MAV’s) één in elke provincie. De eerste ontstond in 2012 in Vlaams-Brabant. In 2013 volgde de provincie Antwerpen, eerst in de vorm van Mobiliteitspunt Kempen, nadien omgevormd tot een MAV in 2014. De drie andere provincies volgden dan inderdaad in 2014.
Sinds 1 januari 2015 zijn de provinciebesturen Limburg, Vlaams-Brabant en Antwerpen door de Vlaamse overheid aangesteld als coördinator van de MAV’s in de provincies. Vanuit de Vlaamse overheid wordt dit initiatief ondersteund met een bedrag van 1,2 miljoen euro.
De MAV is een centraal contactpunt waar personen met een mobiliteitsbeperking terechtkunnen met hun specifieke mobiliteits- en vervoersvragen. De basiswerking van een MAV bestaat uit drie opdrachten. De eerste opdracht gaat over informatie, zowel informatieverstrekking als informatieverzameling. Een tweede opdracht gaat over het behandelen en oplossen van complexe vervoersvragen. Een derde element, de registratie van vervoersvragen, is ook zeer belangrijk. Er moet op een gedetailleerde manier worden geregistreerd wie een aanvraag doet, wat de ritgegevens zijn enzovoort. Met die informatie kunnen vervoersgebieden volledig in kaart worden gebracht. Dat levert zinvolle informatie, correcte en bruikbare inventarisgegevens op voor noden en leemtes in het aanbod van het openbaar vervoer en de toegankelijkheid.
Tot op heden hebben de MAV’s al meer dan 7500 vragen beantwoord. Het is hierbij belangrijk om voor ogen te houden dat drie van de vijf MAV’s eigenlijk nog maar een jaar actief zijn en dat er dus ongetwijfeld nog een zeer groot groeipotentieel is.
Er is echter een probleem. De huidige MAV-werkingen zijn nog maar erkend tot het einde van deze maand. Tijdens de afgelopen hoorzittingen op 30 april en 7 mei werden door verschillende actoren een aantal elementen aangereikt die in deze discussie toch wel belangrijk zijn. Ik haal er een aantal aandachtspunten uit. Er werd tijdens de hoorzittingen gesteld dat er nood is aan een neutrale mobiliteitsregisseur om alle versnipperde vervoersinitiatieven in kaart te brengen en beter op elkaar af te stemmen. Het is niet de bedoeling om met de aanstelling van een mobiliteitsregisseur een extra of nieuw niveau te creëren. Het is dus het best de regisseur te zoeken uit het bestaande aanbod.
Een ander element, zo bleek uit de hoorzittingen, was de noodzaak van gebiedsgericht werken. Het accent moet liggen op een vraaggestuurde benadering van mobiliteit eerder dan op het aanbodgericht werken. Steden en gemeenten kunnen inspelen op opportuniteiten, maar hebben dikwijls te weinig slagkracht of mogelijkheden om dit op lokaal niveau verder te organiseren. Er wordt bovendien al heel veel gevraagd van lokale besturen. Er is verder misschien ook wel nood aan bovenlokale mobiliteitsplannen. Voor kansengroepen is er nood aan deur-aan-deurvervoer. Er moet gratis telefonisch advies blijven bestaan.
Ik sluit af met het belangrijkste punt. Het concept van MAV werd grondig toegelicht tijdens de hoorzitting. Ik denk dat ik mag zeggen dat de collega’s uit de verschillende fracties op dat moment hebben aangegeven dat het concept van MAV moet worden voortgezet en dat er in de toekomst verder op kan worden gebouwd.
Tijdens de hoorzitting – toen was mijn vraag om uitleg al ingediend – benadrukte Enter vzw dat er een grote urgentie is op een verdere verlenging van de MAV’s. Ondertussen is er bovendien een motie goedgekeurd in de provincie Antwerpen waarin u wordt opgeroepen om snel duidelijkheid te creëren.
Minister, wat gebeurt er met het project van de MAV’s na 30 juni? Ik hoor op dit moment – en hopelijk zijn het geruchten – dat er medewerkers in opzeg zijn geplaatst. Wordt dit project stopgezet dan wel verlengd? Ik hoop dat u niet moet antwoorden op mijn volgende vraag. Ze luidt namelijk als volgt: indien dit project wordt stopgezet, wat gebeurt er met de dienstverlening en de tewerkstelling van de mensen die nu de MAV’s vormgeven? Hoe ziet u dit project op lange termijn evolueren?
Op dit ogenblik worden deze projecten door vier van de vijf provincies gecoördineerd. Vanuit de VVP werd reeds het signaal gegeven dat vanaf 1 januari 2016 de vijf provincies de coördinatie op zich willen nemen. De VVP heeft reeds een nota rond deze coördinatierol aan u bezorgd. Hoe staat u tegenover het engagement dat de vijf provincies willen opnemen?
Op de hoorzitting van 7 mei benadrukten verschillende aanwezigen de ‘neutraliteit’ van de mobiliteitsregisseur. Enter vzw beklemtoonde dat de regisseur niet zelf vervoer mag aanbieden. Hoe staat u tegenover de neutraliteit van de regisseur? Wat verstaat u onder ‘neutraliteit’?
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het belang van mobiliteit, onder meer voor de maatschappelijke integratie en betrokkenheid van personen met een handicap in de samenleving, moet niet meer worden aangehaald. Het is al meermaals aangetoond en bediscussieerd in deze commissie. Mevrouw Bastiaens heeft er ook op gewezen dat in de Kempen snel is gestart met projecten voor aangepast vervoer die dan zijn uitgerold in de provincie Antwerpen. Ik ga niet herhalen wat mevrouw Bastiaens heeft gezegd over de waarde van de Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer die ook al aan bod zijn gekomen naar aanleiding van een vraag van mevrouw Coppé.
Minister, ik heb een dubbele vraag waarover ik graag uw standpunt zou kennen. De eerste gaat over het politiek initiatief dat is genomen in de provincieraad van Antwerpen, over de partijgrenzen heen. De tweede is dat ik u zou willen behoeden voor een potentieel juridisch probleem dat kan ontstaan naar aanleiding van de beleidsinitiatieven die u nu neemt.
Op donderdag 28 mei 2015 keurde de Antwerpse provincieraad, zonder één tegenstem, een motie goed waarin zij de minister oproept om met hoogdringendheid over te gaan tot de verlenging van de MAV’s die op 30 juni 2015 dreigen te verdwijnen. Als motivatie voor deze vraag citeert de Antwerpse provincieraad het gebrek aan alternatieven voor de MAV’s in de provincie Antwerpen. Indien deze laagdrempelige informatiepunten verdwijnen, dreigt er, na het afschaffen van de toegankelijke belbus en zonder het hebben van een alternatief, immers vervoersarmoede voor ouderen en personen met een handicap in de provincie Antwerpen. De provincieraad maakt tevens de erg interessante analyse dat deze situatie zich eveneens dreigt te vertalen in een juridisch probleem en ik neem aan dat u geen juridische problemen wilt, minister.
Vlaanderen ratificeerde in 2009 immers zowel de Conventie inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties (VN) als het optionele protocol. Ondertekenaars van dit optioneel protocol verbinden zich ertoe deze VN-Conventie in de wetgeving op te nemen en bijhorende rechten ook in de praktijk te garanderen. En zo kan men in artikel 20 van deze conventie bijvoorbeeld lezen dat “de Staten die Partij zijn bij het Verdrag alle doeltreffende maatregelen moeten nemen om de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap met de grootst mogelijke mate van zelfstandigheid te waarborgen onder meer door de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap te vergemakkelijken op de wijze en op het tijdstip van hun keuze en tegen een betaalbare prijs.” Vlaanderen heeft die conventie vertaald in een anti-discriminatiewetgeving die ook van toepassing is voor mobiliteit.
De Vlaamse Regering mocht in het verleden via het zogenaamde Fevlado-arrest van april 2011 reeds ervaren dat het risico op een veroordeling met financieel gevolg voor het schenden van deze conventie reëel is. Een meer recent negatief rapport van de bevoegde VN-commissie over de inspanningen van Vlaanderen in deze zou de regering eveneens tot reflectie mogen aanzetten. Zeker is dat de reservatieplicht voor personen met een handicap voor het openbaar vervoer reeds expliciet als potentieel juridisch probleem werd vermeld. Een achteruitgang voor de doelgroep kan dan ook alleen maar een zwaarder probleem opleveren.
Uit mijn schriftelijke vraag aan de minister over het gebruik van het vervoersaanbod van De Lijn door personen met een handicap bleek dat 46 procent van de geregistreerde verplaatsingen met de belbus gebeurden. Die belbus wordt opgedoekt en er is nog geen alternatief. Voor de provincie Antwerpen betrof het 2558 verplaatsingen met de belbus door personen met een handicap, terwijl er voor reguliere lijnen slechts 100 verplaatsingen werden opgetekend. Er is dus een probleem met een toegankelijke vervoersmogelijkheid tegen een betaalbare prijs voor personen met een handicap in de provincie Antwerpen. Aan alle voorwaarden voor een nieuwe veroordeling voor een schending van de VN-Conventie inzake de rechten van personen met een handicap is bijgevolg voldaan.
Minister, beaamt u de analyse van de voltallige Antwerpse provincieraad en van ons dat de combinatie van het afschaffen van de belbus en het verdwijnen van de MAV’s een risico op de schending van het gelijkheidsbeginsel voor personen met een handicap inhoudt? Deelt u de juridische analyse? Zo ja, wat zult u eraan doen? Specifiek voor de Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer, zult u maatregelen nemen die hen toelaten ook na 30 juni 2015 hun werk verder te zetten? Zo neen, hoe zult u garanderen dat personen met een handicap zich kunnen informeren over het voor hen toegankelijk aanbod in vervoer? Dit om een juridische veroordeling of blamage te vermijden. Het afschaffen van de belbus zonder in een alternatief te voorzien, zet personen met een handicap in de getroffen gemeenten letterlijk in de kou. Hoelang hebt u nodig om deze doelgroep hun zelfstandigheid opnieuw te waarborgen door persoonlijke mobiliteit te faciliteren tegen een betaalbare prijs?
Ik ben daarnet vergeten te vermelden dat ook mevrouw Jans een vraag over dit onderwerp had ingediend. Ze heeft zich helaas laten verontschuldigen wegens rugklachten.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Jans is inderdaad verhinderd wegens gezondheidsperikelen. Ik zal niet haar hele vraag stellen, maar het is voor onze fractie erg belangrijk dat er wordt nagedacht over mobiliteit als element voor maatschappelijke integratie en betrokkenheid van kwetsbare groepen.
Hoe evalueert u de organisatie en de werking van de MAV’s? Waar liggen de sterktes en zwaktes? We mogen het ruimere kader niet vergeten. We zijn met een totaaloefening bezig over De Lijn en het openbaar vervoer voor iedereen. Zal de werking van de MAV’s naar de kwetsbare groepen worden voortgezet? Hoe zult u omgaan met blinde vlekken in het aanbod? Hoe kunnen die worden weggewerkt? Vanuit de vzw Enter wordt de beleidsaanbeveling naar voren geschoven om een taskforce Mobiliteit uit te bouwen. Die zou een echt actieplan rond vervoersarmoede moeten kunnen uitrollen. Hoe staat u tegenover een dergelijk idee? Hoe kan dat eruitzien?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, niettegenstaande de prille leeftijd van de Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer is er al een evaluatie doorgevoerd door Ernst & Young om een zicht te krijgen op de eerste resultaten van de proefprojecten. Ik kan al een aantal resultaten vermelden. Het is vanzelfsprekend dat de MAV’s nog niet volledig mature organisaties zijn met eerder relatief weinig structuur. De organisaties hebben meer nood aan richting, professionalisering, een regelgevend kader, ondersteuning vanuit het departement en controle op hun activiteiten.
Wat betreft de organisatie werken een aantal MAV’s nauw samen met een of meerdere Diensten Aangepast Vervoer (DAV’s) of zijn ze met elkaar vergroeid. Dit is deels te verklaren door de ontstaansgeschiedenis en deels door het zoeken naar synergiën inzake personeelscapaciteit en expertise. Er zijn tot op heden geen duidelijke richtlijnen hoe MAV’s zich moeten organiseren en welke samenwerkingsverbanden zij mogen aangaan. Door een aantal MAV’s werd gesuggereerd om de werking van MAV en DAV duidelijk op te splitsten in twee afzonderlijke instanties, elk met hun eigen mandaat. Doel hierbij is om een mogelijke belangenvermenging te vermijden.
MAV’s hebben een relatief hoge personeelsbezetting in verhouding tot het aantal vragen voor informatie, doorverwijzing en toewijzing. Gemiddeld worden er twee tot drie voltijdsequivalenten (vte’s) geteld per MAV, waarvan één coördinator-regisseur en één tot twee vte’s die de dispatching opnemen.
Op het operationele niveau hebben een aantal MAV’s de afgelopen jaren heel wat expertise opgebouwd in het uitwerken van een netwerk en het beantwoorden van concrete individuele vervoersvragen. Het aantal vragen dat bij de MAV’s toekomt, ligt echter vrij laag. Dat kent volgende oorsprong. Oproepen die binnenkomen zijn soms complex en nemen veel tijd in beslag om te beantwoorden. De MAV’s in de provincies Limburg, Oost- en West-Vlaanderen zijn nog maar midden 2014 opgestart. Zodra de mensen hun vervoerder kennen, komen ze niet meer terug naar de MAV voor hun regulier vervoer. Deze mensen contacteren rechtstreeks hun vervoerder. Bij de MAV Limburg en Oost-Vlaanderen komen de gebruikers steeds terug met vervoersvragen. Dat komt omdat deze MAV’s ook tegelijkertijd DAV’s zijn.
MAV’s hebben zeker een meerwaarde in het aanpakken van de vervoersarmoede voor personen met een beperking. Het uitgangspunt moet wel steeds blijven dat die personen zo veel mogelijk mee genieten van het reguliere openbaar vervoer. Ik denk dat u het ermee eens bent dat we ervoor moeten zorgen dat in het reguliere aanbod de ruimte voorhanden is en dat men daarin meegaat. Een afgeleide hiervan is een minimale stigmatisering door hen naar een aparte categorie van openbaar vervoer door te verwijzen.
Uit de evaluatie leid ik anderzijds af dat de MAV’s nog niet volgroeid zijn, dat verdere aansturing en coördinatie nodig blijven. Dat hoeft niet te verbazen gezien de prille leeftijd.
Wat betreft de voortzetting van de werking en de erkenning, denk ik dat het concept van die MAV’s een degelijk instrument is gebleken, specifiek om de vervoersarmoede van personen met mobiliteitsproblemen aan te pakken. Ik stel vast dat er, op basis van deze evaluatie, binnen de organisatie nog ruimte is voor optimalisering en goede aansturing en coördinatie. Maar ik vind het opportuun die projecten voort te zetten binnen hun huidige context. We moeten natuurlijk niet te veel voorafnames doen op de discussies over de basisbereikbaarheid. Ik heb een besluit in de besluitvormingsprocedure gestoken met betrekking tot de verlenging van de erkenning tot eind dit jaar. Onder voorbehoud van goedkeuring tijdens de bespreking in de schoot van de Vlaamse Regering, zeg ik nu dat dit bij de Inspectie Financiën ligt. Dat zal hopelijk dra naar de regeringstafel komen.
Er zijn vragen in de richting van welke mogelijkheden wij zien voor de verbreding van het werkterrein. Inzake de regisseursfunctie voor de coördinatie van het vraaggestuurde systeem moet je een onderscheid maken tussen de operationele regisseursfunctie en de strategische regisseursfunctie. De operationele regisseursfunctie, zoals die van de MAV’s, heeft betrekking op de vragen van diegenen met een beperking die een concrete vervoersvraag hebben. Dat is zeker een toegevoegde, zij het vrij specifieke, meerwaarde, gericht op minder mobielen. De strategische regisseursfunctie, zoals bedoeld door de Mobiliteitsraad Vlaanderen, situeert zich niet op het vlak van de concrete vervoersvragen maar fungeert als een orgaan om de basisbereikbaarheid en de combimobiliteit op een hoog niveau te garanderen. Het gaat dus niet om de concrete invulling van een lijndienst of de concrete vervoersvraag op maat die moet worden ingevuld. Wat betreft de invulling van de strategische regisseursfunctie zitten we al in het debat over de basisbereikbaarheid. Ik heb begrepen dat daarvoor in de schoot van deze commissie een concrete timing wordt vooropgesteld.
Er zijn nog drie vervoersgebieden die een blinde vlek zijn: voor Brugge, Aalst en Oudenaarde is nog geen vervoerder geselecteerd. Ik heb laten nagaan waarom die gebieden nog niet worden bediend. Ik bekijk of dit binnen de beschikbare kredieten kan worden opgelost, zodat ook die laatste blinde vlekken kunnen worden afgedekt. Er is echter nog een vierde blinde vlek bij gekomen doordat voor het vervoersgebied Wetteren een vervoerder heeft aangekondigd de activiteiten stop te zetten. Ook daar zullen wij tot een nieuwe procedure moeten komen, om ook dat vervoersgebied af te dekken.
Er werd gevraagd naar de betaalbaarheid en kwaliteit van het vervoer van mensen met een beperking, en er is verwezen naar het Compensatiedecreet van de vorige legislatuur en naar de MAV’s. Ik denk dat de eerste stappen gezet zijn om de vervoersarmoede te verminderen. Ik wil natuurlijk op dat spoor verder gaan, maar het blijft natuurlijk altijd de ambitie om in eerste instantie het reguliere openbaar vervoer zo maximaal mogelijk te kunnen openstellen voor iedereen, met of zonder beperking.
De concrete vraag over de specifieke vzw Enter is voorwerp van bespreking met mijn collega van Welzijn.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik ben opgelucht en ik denk samen met mij heel velen, omdat u zegt dat u wilt verlengen. In de eerste plaats al die mensen die het afgelopen jaar of de afgelopen jaren, afhankelijk van de provincie, een beroep hebben kunnen doen op de MAV’s. Dat is ongelooflijk belangrijk en goed nieuws.
Tot daar het goede nieuws. U zegt dat u gaat voorstellen om met een halfjaar te verlengen. Laat mij toe om te zeggen dat ik al blij ben met dat halfjaar, maar dat ik, eerlijk gezegd en ik denk met mij veel anderen, had gehoopt op een wat langere continuïteit. U hebt immers zelf aangeven dat er een evaluatie is gebeurd, dat de MAV’s nog niet volledig matuur zijn, dat er heel wat opportuniteiten in zitten, dat het gaat om een complex gegeven en dat de vragen die aan de MAV’s worden gesteld, altijd een zekere complexiteit hebben. Ik deel, samen met, denk ik, de meeste collega’s die hier aanwezig zijn, het uitgangspunt dat er eerst moet worden bekeken of de mensen met een mobiliteitsvraag een beroep kunnen doen op het reguliere aanbod van openbaar vervoer. Maar dat blijkt inderdaad heel dikwijls niet evident, waardoor er zich een complexe situatie voordoet. U hebt ook onderschreven dat het behandelen van die vraag ook wat tijd vergt.
Ik denk dat de knowhow, de expertise en de kennis die opgebouwd wordt, voldoende waardevol is om ze voor lange tijd te verzekeren.
Dit is belangrijk, vandaar ook dat ik onmiddellijk de volgende bekommernis wil meegeven. Op korte termijn zit het goed, maar wat op lange termijn? De vragen zullen niet verminderen. Het klopt dat het gebeurt dat wanneer mensen hun vervoerder hebben gevonden, ze niet meer via de MAV’s passeren, maar dat is niet altijd het geval. In de toekomst zullen er ook nog altijd nieuwe vragen blijven komen. Het nut van de MAV’s is heel duidelijk, nu en ook op langere termijn.
Ik deel uw visie op de regierol en het bestaande onderscheid tussen het strategische en het operationele. Positief in uw antwoord is dat u zegt dat u in de toekomst wilt voortgaan met de compensatieregeling. De eerste aanzetten daartoe zijn in de vorige legislatuur gegeven. We moeten zien welke stappen we in de toekomst nog kunnen zetten, ik kijk er al heel hard naar uit.
Op een vraag die ik u heb gesteld, bent u niet echt ingegaan. Ik kom er even op terug. Er werd een voorstel van de vijf provincies aan u overgemaakt om vanaf 1 januari 2016 de MAV’s te kunnen voortzetten en om de coördinatie op zich te nemen. Kunt u daarop ingaan?
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u voor het antwoord, maar ook ik zal nog een aantal vragen herhalen.
Ik sluit me aan bij mevrouw Bastiaens. Ik ben een beetje blij met de verlenging en een beetje minder blij met de verlening met slechts zes maanden, want daardoor creëert u natuurlijk weer onrust in de sector. Er werden al effectief mensen in vooropzeg geplaatst. Een fundamentele oplossing biedt u momenteel dus nog niet aan. Ik heb daar een vraagje bij. Ik volg de begroting nogal strikt op, en ik heb daarvoor geen middelen zien staan in uw aangepaste begroting voor 2015. Wellicht ligt de verlenging bij de Inspectie van Financiën. Ik neem dan ook aan dat u de nodige middelen hebt vrijgemaakt en dat de MAV’s op dezelfde subsidie kunnen blijven rekenen. Klopt dat?
Ik heb een algemene bedenking voor de mobiliteitssector en voor de Vlaamse Regering in het algemeen. Het zou beter zijn om eerst evaluaties te maken en daarna zaken te verfijnen en beter op elkaar af te stemmen, dan eerst zaken af te schaffen en daarna een evaluatie te doen om dat eventueel te rechtvaardigen. Ook hier werd weer onrust veroorzaakt in een sector, weliswaar in een klein deel, maar een deel met veel maatschappelijk belang. We moeten vragen stellen om die onrust weg te nemen. Dat is in dezen tijdelijk gelukt, maar in een normaal proces zou er een omgekeerd verloop moeten zijn. Dus: niet eerst afschaffen, zoals de belbussen, en niet eerst onrust creëren zoals met betrekking tot de MAV’s, om daarna te zeggen dat u ze zult verlengen.
Ik had nog een heel specifieke vraag waarop u niet echt hebt geantwoord. Het is een vraag vanuit de juridische invalshoek en met betrekking tot de mogelijke achteruitgang voor personen met een handicap door de combinatie van de maatregelen die ik heb opgesomd. Bent u het ermee eens dat er een juridische verplichting op Vlaanderen rust om een standstill-principe te hanteren, naar het voorbeeld van dat in de sociale zekerheid, met betrekking tot een openbaar vervoer dat toegankelijk en betaalbaar is voor personen met een handicap? Ik kan de vraag niet concreter stellen. Op deze vraag naar aanleiding van de VN-conventie, heb ik nog geen antwoord gekregen.
Ik heb nog een vraag met betrekking tot het reguliere openbaar vervoer. Ik denk dat er niemand tegen de algemene intentie zal zijn om het reguliere openbaar vervoer zo toegankelijk mogelijk te maken of volledig toegankelijk te maken voor personen met een handicap. Uw eigen cijfers bewijzen dat we daar nog veraf zijn en dat we nog heel wat inspanningen moeten doen. Ik neem aan dat u intussen, zoals hier kamerbreed wordt gevraagd, zorgt voor alternatieven opdat die mensen niet aan vervoersarmoede moeten lijden.
En dan heb ik nog een bedenking. U verwees ernaar dat sommige DAV’s heel sterk vergroeid zijn met MAV’s. In de Kempen is dat zo: RolMobiel Kempen is eerst ontstaan en daarna verder uitgegroeid. Het werkt daar goed. Ik neem aan dat ik uw opmerking niet zo moet begrijpen dat ze de volgende zes maanden gedwongen zullen worden om hun samenwerking – ik zoek een neutraal woord – op te splitsten. Maar indien dat zo is, zou ik het graag weten.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal even verduidelijken. U verwijst naar de VN-conventie. Ik mag hopen dat wij geen conventie nodig hebben om maximaal te betrachten dat ons openbaar vervoer en ons vervoer in algemene termen, zo wordt georganiseerd dat we maximaal kunnen tegemoetkomen aan vervoersvragen van personen met een beperking. Dat lijkt me nogal evident.
De verlenging zit momenteel in de besluitvormingsprocedure. Het is helemaal niet zo dat we eerst iets hebben afgeschaft. U vermengt de discussie over de belbussen hiermee en ook daarover zijn uiteindelijk nog maar betrekkelijk weinig beslissingen in concreto genomen. Ik vind het een goede procedure om eerst de MAV’s te evalueren na één of anderhalf jaar werking. Dat lijkt me een evidente en gezonde procedure. Op basis van de evaluatie zeg ik dat ze verlengd zullen worden. Maar we zullen dat nu nog niet ad vitam aeternam doen. Een en ander maakt immers deel uit van de discussie over de rol die ze kunnen spelen in het kader van de basisbereikbaarheid.
We doen daar geen voorafname op, want anders volgt er nog een tweede voorafname en hebben we geen discussie meer, laat staan enige verandering. De vraag over de provincies sluit daarbij aan. Zij vragen een fundamentele rol vanaf volgend jaar 1 januari. Dat is gelieerd aan onze discussie over de basisbereikbaarheid.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw verduidelijkingen. Ik heb begrepen dat u niet per definitie neen zegt tegen de provincies en dat er inderdaad tussen zes maanden en de eeuwigheid nog ruimte is. Na de vakantie vinden we elkaar terug en zullen we wel de gulden middenweg vinden.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, de conventie is rechtstreeks uitvoerbaar in het kader van het antidiscriminatieprincipe. Het verschil in visie – is het visie of juridische interpretatie? – is dat wij vinden dat er een soort standstillprincipe moet worden gehanteerd. Dat wordt in sommige regio’s, onder meer in de Kempen, niet gerespecteerd. Daar gaat het openbaar vervoer voor personen met een handicap erop achteruit omdat de belbussen daar al zijn afgeschaft.
Ik wil nog een suggestie doen die u kunt meenemen in de verdere discussie met betrekking tot de rol van de MAV’s en de provincies. Maak goed werkende lokale praktijken niet onmogelijk, minister. De RolMobiel Kempen is er zo één, ik kan het niet genoeg benadrukken. Maak hun leven niet onmogelijk de komende zes maanden, en ook na uw beslissing omtrent 2016 niet. Lokale diversiteit kan positief zijn. Laat werken wat goed werkt alstublieft.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.