Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de evaluatie en bijsturing van de erosieregels
Verslag
De heer Sintobin heeft het woord.
De erosieproblematiek belangt deze commissie al een aantal jaren aan. Ik heb het dan over zowel burger, maatschappij als landbouwer.
In 2014 werd in Vlaanderen een nieuwe erosieregelgeving van kracht. Een groot aantal van de maatregelen traden begin dit jaar effectief in werking. De nieuwe regels zorgen terecht voor heel wat onbegrip, protest en onzekerheid bij de land- en tuinbouwers.
Het nieuwe erosiebeleid is niet alleen heel complex maar heeft ook een heel grote impact op de concrete bedrijfsvoering. De sector stelt dan ook voor om van 2015 een overgangsjaar te maken waarin zowel de overheid als de landbouwpraktijkcentra praktische problemen inventariseren die naar boven komen bij de implementatie van de nieuwe wetgeving. De sector vraagt dat de Vlaamse overheid daarbij ook kijkt naar en leert van de wijze waarop de erosieproblematiek elders wordt aangepakt zoals in Wallonië en Nederland. De landbouwpraktijkcentra moeten aangeven hoe de erosieproblematiek vanuit goede landbouwpraktijken op de meest efficiënte wijze kan worden aangepakt.
Minister, de sector heeft u ook een aantal voorstellen tot aanpassing van de erosiemaatregelen en de bijhorende beheerovereenkomsten bezorgd. De sector vraagt ook uitdrukkelijk om de voorziene evaluatie die gepland was voor 2016 te vervroegen naar dit najaar. Zo kan de bijgestuurde regeling al onmiddellijk toegepast worden in het productiejaar 2016.
Minister, wat is uw reactie op wat de sector vraagt en hoe wilt u daaraan remediëren?
Bent u bereid een grondige evaluatie van de nieuwe erosieregel te organiseren en waar nodig bij te sturen?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mijn vraag loopt min of meer gelijk met die van de heer Sintobin. Ik hoor vooral vanuit Zuid-Limburg heel wat kritiek op de huidige regeling. De heer Sintobin heeft al gezegd dat er een heel grote impact is op de bedrijfsvoering. De regeling is veel te complex. Zo is er de richtlijn dat er moet worden ingezaaid conform de hoogtelijnen. Iemand van de administratie geeft eenzijdig aan wat waar moet komen. Men klaagt ook over een aantal conflicterende maatregelen, zeker wat de grasbuffers en de dammen betreft, en over het gebrek aan overleg tussen de administratie en de vakgroepen. Men vraagt dan ook om 2015 al als een evaluatiejaar te beschouwen en alvast te zorgen voor de nodige bijsturingen.
Ik heb van een landbouwer gehoord dat er onrealistische inzaaidata worden gehanteerd. Zo moet men voor 1 oktober de groenbedekkers inzaaien. Uitzonderlijk was dat in 2014 haalbaar omdat het een heel goed seizoen was voor maïs en aardappelen. De vraag is echter hoe het dit jaar zal lopen.
Ik wil nog verwijzen naar een uitzending van Terzake van vorige week. Een landbouwer zei toen dat landbouw helemaal geen boekhouding is. Men kan niet alles opleggen en regulariseren. We moeten dan ook nagaan hoe een en ander kan worden bijgestuurd. Iedereen is het erover eens dat er erosiemaatregelen moeten worden genomen. De situatie moet echter leefbaar blijven en niet overdreven complex worden.
Minister, beschouwt u 2015 als een overgangsjaar voor de implementatie van de nieuwe regels voor erosiebestrijding? Welke praktische gevolgen heeft dit voor de landbouwers, in het bijzonder inzake inspectie en sanctionering?
Zult u uw administratie en de landbouwpraktijkcentra de opdracht geven een inventaris aan te leggen van de knelpunten die boeren ondervinden bij de toepassing van de nieuwe regels? Ik heb er daarnet al een aantal genoemd maar ik neem aan dat er nog meer opmerkingen zijn.
Welke knelpunten over de toepassing van de nieuwe regelgeving werden tot nog toe al vastgesteld of aan u gesignaleerd?
Welke voorstellen tot aanpassing van de regelgeving ontving u al van de diverse vakorganisaties?
Bent u bereid om de voorziene evaluatie te vervroegen naar het najaar van 2015?
Zal in die evaluatie rekening worden gehouden met de economische aspecten van de nieuwe verplichtingen voor de boeren?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Ik steun het pleidooi voor een vroegtijdige evaluatie eind 2015 maar dan moet die evaluatie wel op alle niveaus gebeuren: effectiviteit, complexiteit enzovoort. Ik heb de indruk dat de vorige sprekers die evaluaties al hebben gemaakt.
De erosieproblematiek is een klassieke discussie. Vanuit het oogpunt van de sector gaan de maatregelen te ver, vanuit milieuoogpunt gaan ze niet ver genoeg.
Minister, ik heb intussen gezocht naar een wetenschappelijke en milieukundige onderbouw van de maatregelen die vorig jaar zijn genomen maar ik heb die niet gevonden. Mijn vraag is dan ook of er überhaupt een wetenschappelijke onderbouw bestaat voor die maatregelen. Zo ja, kunt u die aan het parlement bezorgen?
De heer Vandaele heeft het woord.
We kennen inderdaad de bezorgdheid van de landbouwers zoals geschetst door sommige collega’s. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er maatregelen nodig zijn maar dat de vraag is welke de beste maatregelen zijn en wat het gemakkelijkst en best uitvoerbaar is voor de landbouwers.
Voor de landbouwers zelf is het ook een goede zaak dat de vruchtbare bovenlaag niet afspoelt. Ook voor de samenleving is het beter wanneer de aarde niet in de riolen en in de waterlopen terecht komt. Daar hangt immers een kostenplaatje aan vast voor de belastingbetaler. We zijn het erover eens dat die maatregelen nodig zijn, en een aantal daarvan zijn verplicht in het kader van pijler 1 om inkomenssteun te krijgen. Pijler 2 kan daar nog iets aan toevoegen via beheersovereenkomsten. Wanneer men extra maatregelen neemt, kan men er ook aparte middelen voor krijgen.
Wat mij opvalt, is dat de bezorgdheid die we nu horen, vooral uit de Vlaamse Ardennen komt. In het Heuvelland, het Pajottenland, Haspengouw is men blijkbaar al vroeger begonnen met maatregelen te nemen waardoor de nieuwe maatregelen nu misschien wat minder hard aankomen.
Minister, voor ons mag de evaluatie vroeger gebeuren. Ze kan misschien een aantal alternatieven aanreiken die voor de landbouwers beter toepasbaar zijn dan wat nu wordt voorgesteld. Zijn de landbouwers betrokken bij het proces en bij het opstellen van de maatregelen? Zo ja, wat was hun reactie toen?
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil me graag aansluiten bij de vraag. Mijnheer Vandaele, ik wil u geruststellen, want ook in het Heuvelland heeft men een aantal bekommernissen.
Het begint natuurlijk met het vaststellen van de kaart waarover ik een actuele vraag heb gesteld in de plenaire vergadering. Voor dit jaar zijn er ongeveer 40.000 hectare bij gekomen waarvoor de maatregelen gelden. Er is een evaluatie geweest van de kaart. De mensen hebben via een openbaar onderzoek bezwaren kunnen indienen. De evaluatie van die bezwaren is gebeurd, maar sommige landbouwers zitten toch nog op hun honger. Het gaat dan vooral over het feit dat er heel weinig verantwoording is gegeven aan de landbouwers over de percelen waarop de erosiemaatregelen moeten worden toegepast. Ze hebben gewoon een brief gekregen met de melding dat hun bezwaar niet gegrond was, zonder enige motivering toe te voegen. Dat maakt het aanvaarden van die maatregelen natuurlijk moeilijk.
Het is evident dat de erosiemaatregelen een onderdeel vormen van de maatregelen die noodzakelijk zijn voor Europese landbouwsubsidies. Maar de landbouwers stellen zich toch nog vragen bij die maatregelen. Men werkt bijvoorbeeld met vastgestelde data, maar iedereen weet dat de landbouw een sector is die omgaat met de natuur die niet te sturen is. Als 1 oktober dan in een aantal gevallen als referentiedatum wordt gekozen, dan kunnen de weersomstandigheden noodzaken om toch af te wijken van die datum.
Men geeft de niet-kerende bodembewerking aan als hét alternatief. In recente wetenschappelijke studies wordt dit in vraag gesteld. Het is niet omdat er niet wordt geploegd, dat de erosiegevoeligheid per definitie erg daalt. Het heeft ook een effect op opbrengst enzovoort. Het is dus een complexe materie waarover heel wat studiewerk is verricht, maar waarover nog heel wat studiewerk moet gebeuren.
Minister, mijn vraag is om de geplande evaluatie een beetje vooruit te schuiven en met de sector te overleggen om meer werkbare en haalbare maatregelen en systemen uit te werken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, misschien is het interessant om te schetsen waar deze maatregelen vandaan komen.
Er is een erosiebeleid op twee fronten, vanuit Leefmilieu en vanuit Landbouw. Vanuit Leefmilieu hebben wij onder meer subsidies gegeven aan lokale besturen om erosiecoördinatoren aan te werven en preventief te werken via sensibilisering en bewustmaking van de landbouwers van de problematiek. De maatregelen waarmee we nu te maken hebben, zijn maatregelen die louter in de vorige legislatuur vanuit Landbouw zijn genomen. In april 2014 is een erosiebestrijdingsmaatregelenplan opgemaakt voor de periode 2014-2018.
Iedereen is ervan overtuigd dat er iets moet gebeuren aan erosie, wat heel positief is. Het klopt dat vanaf dit jaar de verplichte erosiemaatregelen, die vanuit Landbouw zijn genomen, heel voelbaar zijn. Daarom komt er nu ook veel reactie. Het is natuurlijk een heel andere manier van werken.
Mijnheer Sanctorum, het is wetenschappelijk onderbouwd. Er is heel veel analyse gebeurd. Ik zal eens vragen of de gegevens beschikbaar zijn. Op basis daarvan zijn die maatregelen genomen.
Het is wel zo dat de aanduiding van die percelen op basis van een theoretisch model is gebeurd. De heer Dochy heeft gelijk wanneer hij zegt dat er ook vaak fouten in zitten. Als je van een theoretisch model met kaarten vertrekt, dan kan de situatie op het terrein anders zijn. Daarom is de bezwaarprocedure en een goede opvolging belangrijk.
Ik zei net dat de verplichte erosiemaatregelen opgelegd zijn door Landbouw. Men heeft er expliciet voor gekozen om deze op te nemen als voorwaarden binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Een landbouwer moet dus aan die voorwaarden voldoen, wil hij een beroep doen op de steun. Daar wordt controle op uitgeoefend.
Het klopt dat er op het terrein heel veel reacties zijn, vaak ook terecht. Men is die wijziging niet gewoon, maar een aantal maatregelen zijn ook niet werkbaar in de praktijk. We hebben daar begrip voor. De landbouwadministratie heeft van in het begin gezegd dat er in 2016 een evaluatie zou komen. Doordat er nu zoveel reacties zijn, denken wij dat we vroeger moeten evalueren. We zullen de evaluatie dus vroeger uitvoeren, samen met een expertengroep met vertegenwoordigers van de betrokken departementen Landbouw, Visserij en Leefmilieu, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), twee gemeentelijke erosiecoördinatoren, twee trekkers van de demonstratieprojecten duurzame landbouw rond brongerichte erosiebestrijding Inagro en het Landbouwcentrum voor Erosiebestrijding. Zij zullen de evaluatie voorbereiden en uitvoeren. De expertengroep is gestart op 1 maart 2015 zodat de evaluatie vroeger beschikbaar zal zijn. Er zijn heel wat informatievergaderingen geweest waar de knelpunten aan bod zijn gekomen.
De meeste knelpunten hebben betrekking op de integratie van de techniek van niet-kerende bodembewerking in de bedrijfsvoering, de verplichting om een groenbedekker in te zaaien in relatie tot de gebruikelijke oogstdata en de beperkingen op rotaties van erosiegevoelige teelten. Er werden reeds meerdere voorstellen tot verfijning van de regelgeving geformuleerd, zowel door de landbouworganisaties, de plaatselijke erosiecoördinatoren als door individuele landbouwers. De expertengroep zal een bezoek brengen aan enkele landbouwbedrijven in erosiegevoelige regio’s. Men zal nagaan welke maatregelen moeten worden verfijnd en of er alternatieven mogelijk zijn.
De evaluatie zal op een goede manier gebeuren. Men zal de effectiviteit van de erosiemaatregelen nagaan, evenals de haalbaarheid. In Vlaanderen is hierover heel wat meerjarenonderzoek dat ik u zal bezorgen.
Mijnheer Vandaele, de landbouwers zijn betrokken. Er is heel wat overleg geweest met de landbouworganisaties. Het Algemeen Boerensyndicaat en de Boerenbond zijn vanuit hun expertise betrokken geweest bij die maatregelen.
Er komt dus een vroegere evaluatie op basis van de reacties die er zijn. We zullen dit op een goede en verantwoorde manier doen, met de experten, maar ook met beide voeten op het terrein zodat we conclusies kunnen trekken. Eventueel zullen we maatregelen verfijnen, telkens ingepast in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat is de stand van zaken: heel veel bezorgdheid op het terrein. Ik hoop met de versnelde evaluatie snel weer wat meer vertrouwen te geven op het terrein.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, inderdaad, niemand heeft baat bij erosie: noch de burger, noch de maatschappij, en zeker de landbouwer niet, want hij ziet zijn vruchtbare grond wegspoelen. U kunt ons er dus niet van beschuldigen een of andere belangengroep te verdedigen vanuit een bepaalde visie, mijnheer Sanctorum.
Minister, ik ben blij dat u erkent dat er problemen zijn en dat er terechte opmerkingen worden gemaakt. U hebt gelijk wanneer u stelt dat het altijd beter is om expertise op het terrein te hebben dan expertise achter een bureau. Ook in andere dossiers is dit zo. Het wekt bij de landbouwers steeds een beetje wrevel op dat veel wordt opgemaakt op papier en via theoretische modellen, maar dat men nooit bij een landbouwer thuis is geweest. Ik ben dus blij dat de expertengroep ook op het terrein zal gaan.
Uiteraard ben ik ook tevreden met de vervroegde evaluatie. U hebt een punt dat er problemen kunnen ontstaan. Indien we de erosiemaatregelen evalueren en eventueel bijsturen, moeten ze inderdaad nog altijd passen binnen het GLB. Dat zal de moeilijkste oefening worden, want we kennen allemaal de evolutie in bepaalde dossiers via Europa.
Weet u hoe het zit in andere landen? Werden ook daar al evaluaties gemaakt van erosiemaatregelen? Ik verwees in mijn vraag naar Nederland, zijn er daar al bijsturingen gebeurd? Zo ja, hoe gaat Europa daar dan mee om?
Het heeft natuurlijk weinig zin om landbouwers hoop te geven en te beloven dat er zal worden geëvalueerd en waar dat kan, ten goede bijgestuurd, indien we al op voorhand weten dat Europa dit niet zal goedkeuren. Ik weet niet hoe de expertengroep praktisch te werk zal gaan, maar eigenlijk zou er toch een link met Europa moeten zijn. Vooraleer we overgaan tot het bijsturen van de maatregelen, zou moeten worden afgetoetst wat er kan en wat niet.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ook ik wil u danken voor uw uitleg en voor de bezorgdheid die u deelt voor het concrete landbouwleven. U zei terecht dat er iets moet gebeuren rond heel de erosiebestrijding. We zijn daar allemaal van overtuigd, maar het moet natuurlijk ook haalbaar zijn in de praktijk.
Mijnheer Vandaele, de problematiek komt niet alleen voor in de Vlaamse Ardennen door het uitbreiden van het volledige areaal waarop de maatregelen nu van toepassing zijn. De heer Dochy merkte op dat werd uitgebreid van een kleine 9000 hectare naar ongeveer 40.000 hectare. Zeker ook bij ons in Zuid-Limburg, in de streek rond Haspengouw, is er heel wat over te doen. De mensen maken zich heel veel zorgen.
U haalde inderdaad de niet-kerende bodembewerking aan. Daarbij is er vooral het aspect van de timing. Men wil wel de aangepaste machines aankopen om de grond op de juiste manier te bewerken, maar het moet allemaal in de tijd haalbaar zijn.
Minister, het is daarom zeker goed dat we de evaluatie nu versneld kunnen uitvoeren. Ik dank u zeker en vast om gehoor te geven aan dat verzoek. U zult begrijpen dat we zo snel mogelijk de terugkoppeling krijgen van de resultaten ervan. U weet dat er een groot aantal knelpunten zijn. Ik hoop dat men ze overal in de praktijk gaat toetsen zodat zo snel mogelijk kan worden bijgestuurd. Iedereen heeft er immers baat bij. Indien er al een timing vooropgesteld wordt, zouden we die graag vernemen. Zo kan er weer wat rust worden gebracht bij de landbouwers zelf, want ze zitten momenteel weer met de handen in het haar.
De heer Vandaele heeft het woord.
Mevrouw Peeters, uiteraard is het me bekend dat niet enkel de Vlaamse Ardennen met de problematiek geconfronteerd wordt. Heuvelland ken ik ook vrij goed, mijnheer Dochy. Uiteraard speelt dit ook op andere plaatsen, maar ik had het gevoel dat het protest momenteel het grootst is in de Vlaamse Ardennen.
Sommigen zeggen me dat men op andere plaatsen eigenlijk al verder staat, dat men daar al een beetje mee aan het denken is.
Het doet me ook plezier, minister, dat u zegt dat de landbouwers betrokken zijn bij het proces en bij de voorbereiding ervan. Ik neem aan dat ze ook hun inbreng hebben gehad. Als u de evaluatie vervroegt, kunnen ze misschien nog een keer betrokken worden.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik dank ook de collega’s voor de bekommernissen. We kijken uit naar het gezonde boerenverstand van de expertengroep; we rekenen op een goede evolutie in dit dossier.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Dames en heren, uiteraard worden de ervaringen uit het buitenland meegenomen. Ze hebben trouwens meegespeeld in het onderbouwen van het oorspronkelijke maatregelenpakket voor 2014 en de volgende jaren. Uiteraard zullen we Europa nodig hebben als we willen bijsturen. De contacten zijn er. We hebben op geregelde basis contact met de Europese Commissie. Wanneer we concreet weten hoe we willen bijsturen, zullen we verder in onderhandeling moeten gaan met Europa.
Wat de timing betreft: het is de bedoeling om in het najaar van dit jaar al de eerste resultaten van op het terrein te hebben om zo tot de juiste conclusies te komen. Ik veronderstel dat we al eerder een aantal resultaten zullen hebben. Ik stel voor dat als er iets is dat nuttig kan zijn om hier te bespreken in de commissie, we u een seintje geven, dan kunnen we daarover van gedachten wisselen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.