Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over VIPA en de rondvraag met betrekking tot de eenmalige uitbetaling van kapitaalsubsidies
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, minister, in 2011 heeft de Vlaamse Regering beslist om een versnelde uitvoering van investeringen in voorzieningen voor ouderen mogelijk te maken. Sinds 1 juli 2011 hebben initiatiefnemers zoals vzw’s en OCMW’s twee mogelijkheden op dat vlak: een gewone alternatieve financiering en een alternatieve financiering met een pps-formule.
Deze nieuwe formules hebben niet het effect gehad dat de wachtlijsten plots weggewerkt zijn. Volgens recente informatie van de minister op een schriftelijke vraag van mevrouw Saeys wachten nog steeds 176 initiatieven in de ouderenzorg op financiering.
Intussen heeft het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) aan de initiatiefnemers die gebruik gemaakt hebben van en geïnvesteerd hebben in de formule van de gewone alternatieve financiering, een voorstel gedaan om hun leningslast te verminderen. Concreet heeft het VIPA het aanbod gedaan van een eenmalige uitbetaling van de alternatieve investeringssubsidies of kapitaalssubsidies die de betrokken initiatiefnemers nu door middel van gebruikstoelagen over een periode van twintig jaar ontvangen. De voorzieningen moesten ten laatste op 25 februari hun interesse voor dat aanbod kenbaar maken.
Er is hier een resolutie goedgekeurd om de VIPA-financiering te herbekijken. We moeten naar een nieuw systeem evolueren. De vraag is hier met welk doel u dit initiatief neemt. Waarom wordt de operatie ingekanteld in de begroting? Zit er Europese druk achter?
Ik heb nog enkele cijfervragen. Die zijn belangrijk omdat ze politiek kunnen aantonen of deze operatie überhaupt aanslaat. Hoeveel voorzieningen hebben sinds juli 2011 gebruik gemaakt van de gewone alternatieve financiering en hoeveel van de alternatieve financiering met pps? Hoeveel bedraagt het gewaarborgde financiële engagement van de Vlaamse Regering onder deze twee alternatieve investeringsformules? Hoeveel voorzieningen die hebben geïnvesteerd met een gewone alternatieve financiering, hebben aan het VIPA belangstelling gemeld? Hebt u een raming van het bedrag dat de Vlaamse Regering hiervoor nodig zal hebben? Uit welke begrotingspost komt dit budget? Wat is de stand van zaken in het proces van alternatieve investeringsformules voor de zorgsector? Welke programma’s of formules zijn in die zin mogelijk, rekening houdende met de verscherpte Europese houding inzake begrotingsregels?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, het VIPA heeft bij verschillende zorginstellingen een rondvraag gedaan om te peilen naar de interesse van deze instellingen om hun kapitaalsubsidie in een keer uitbetaald te krijgen. Op deze manier hoopt het VIPA en de Vlaamse Regering de middelen efficiënter te kunnen inzetten. De Vlaamse Regering heeft immers de optie genomen om de engagementen inzake de gebruikstoelagen in een keer te consolideren in de begroting.
Het financieel positief effect voor de Vlaamse overheid zou geherinvesteerd worden in de sector waar de nood tot investeringen erg hoog is, gelet op de financieringsstop die VIPA is opgelegd voor nieuwe projecten, minstens in het jaar 2015. Elk denkkader om meer geld aan zorg te besteden, kunnen we alleen maar toejuichen. De manier waarop VIPA tracht budgettaire ruimte te creëren, is een lovenswaardig initiatief. Er zijn voor de instellingen wel een aantal doorns.
Het VIPA stelt als voorwaarde dat de instellingen die wensen in te gaan op het aanbod – dat nog voorwaardelijk is – de lening die zij zijn aangegaan voor het door het VIPA gesubsidieerde deel dat veelal – sommige openbare voorzieningen uitgezonderd – ondersteund is door een overheidswaarborg, direct dienen terug te betalen. Hier wringt voor vele instellingen het schoentje. Ze moeten dan immers verbrekingskosten of wederbeleggingsvergoedingen betalen aan hun bank. Zeker bij leningen met een vaste intrestvoet of bij leningen met een variabele intrestvoet met een relatief lange duur tot de eerste renteherziening, kunnen deze kosten hoog tot zeer hoog oplopen waardoor de betrokken instelling geen financieel voordeel heeft bij de operatie.
Minister, hoeveel instellingen hebben positief gereageerd op de oproep van het VIPA? Kunt u een onderverdeling geven met betrekking tot de aard van de instellingen?
Is er voorafgaand aan deze vraagronde van het VIPA overleg geweest met de banksector? Het lijkt er nu immers op dat de banksector strikt is ten aanzien van de verbrekingskosten/wederbeleggingsvergoedingen zodat er voor veel instellingen de facto financieel geen enkele reden is om in te stappen op het aanbod. Zelfs integendeel, de strikte houding van de banken verhindert ze om in te stappen.
Is er al een idee van de financiële marge die de Vlaamse overheid op deze wijze kan creëren? Zou deze financiële marge nog in 2015 kunnen worden ingezet om de meest precaire situaties bij de zorginstellingen te lenigen? Welke criteria zult u gebruiken om deze precaire situaties vast te stellen?
Is er een timing met betrekking tot het verdere verloop van dit dossier? Gelet op de bijzondere situatie van de OCMW’s, voorziet u nog in bijzondere modaliteiten? Is er al overlegd of een overleg gepland met de administratie Binnenlands Bestuur of de bevoegde minister?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dit is een belangrijke vraag. Ik heb ook gehoord dat het probleem vaak is dat de leningen die de voorzieningen hebben afgesloten nog recent zijn en dat de wederbeleggingsvergoedingen dermate hoog zijn dat het niet interessant is. Daarom zouden een aantal voorzieningen ervoor kiezen om te blijven bij de spreiding over twintig jaar. Ik ben benieuwd naar het aantal voorzieningen dat zegt geïnteresseerd te zijn in de eenmalige betalingen. Welke gevolgen heeft dit voor de uitbetaling van de gebruikstoelage voor voorzieningen die lieten weten geen gebruik te maken van de eenmalige uitbetaling van de subsidie?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Hoeveel initiatieven toonden belangstelling? Hoe verloopt het met de kosten die ze aan de banken moeten betalen voor de verbreking? Werd de post al in kaart gebracht?
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, ik wil me graag aansluiten bij de vragen die worden gesteld. Ik merk dat voor verscheidene investeringsdossiers een andere houding moet worden aangenomen ingevolge de spelregels die vanuit Europa zijn gekomen. Nog deze week hebben we gehoord dat in verband met de Oosterweelverbinding een andere aanpak moet worden gehanteerd ingevolge die spelregels en dat er een opsplitsing op gebied van de infrastructuur moet gebeuren.
In verband met de banksector zullen we in de toekomst altijd wel worden geconfronteerd met wederbeleggingskosten. Kan voor de toekomst niet worden onderzocht of rechtstreeks de stap kan worden gezet naar pensioenfondsen en verzekeringsfondsen, zonder de tussenstap van de banksector?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, 108 voorzieningen kregen sinds juli 2011 in het systeem van de ‘gewone’ alternatieve financiering een principieel akkoord, voor een totaalbedrag van 446.068.933,92 euro. Twee voorzieningen hebben in die periode in het systeem van de alternatieve financiering met pps een principieel akkoord gekregen, voor een totaalbedrag van 9.270.163,80 euro. Het totaalbedrag aan principiële akkoorden sinds het ontstaan van de alternatieve financiering van de ‘gewone’ dossiers alternatieve financiering, is 2.807.839.588,28 euro, voor de alternatieve financiering van de pps-dossiers is dat 9.270.163,80 euro. De cijfers zullen in het verslag staan. (Gelach. Opmerkingen)
Het VIPA heeft 457 voorzieningen, waaronder 113 OCMW’s en 344 vzw’s, bevraagd. Hiervan gaven 137 voorzieningen aan interesse te hebben in de mogelijkheid van een eenmalige terugbetaling, in 35 gevallen betreft het een OCMW, in 102 een vzw, of een verhouding van ongeveer 30 procent in beide gevallen.
Aangezien dit enkel een voorlopige, niet bindende peiling betreft, moet er omzichtig worden omgesprongen met de voorlopige resultaten van de bevraging en kunnen er aldus nog geen concrete cijfers worden gegeven, noch de begrotingspost waarop dit bedrag ten laste zal worden genomen. Na het onderzoek, vraagt dit uiteraard verder overleg in de schoot van de Vlaamse Regering.
Alternatieve investeringsformules worden op dit ogenblik bekeken binnen een taskforce en daarmee samenhangende werkgroepen. Ook dat heb ik bij de bespreking van de beleidsnota aangekondigd. Hierbij wordt gezocht naar een werkbare oplossing voor zowel de betrokken voorzieningen als de Vlaamse overheid, die rekening houdt met de Europese regels. Het is nog te voorbarig om hierover conclusies te trekken, aangezien de werkzaamheden aan de gang zijn. Als er een aantal voorstellen zijn, zullen we die evenwel aftoetsen bij het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en grondig nagaan of ze Europaproof zijn.
De redenering is de volgende. We nemen ze allemaal op. Als we door een ander systeem van uitbetaling een financieel voordeel kunnen creëren, waarbij de Vlaamse overheid een lagere intrest moet betalen en dergelijke meer, kan dat ruimte creëren voor de overheid, voor de begroting enzovoort. Dat is de redenering die erachter zit.
Er is overleg geweest met de bankensector via de koepelorganisatie Febelfin. Vooraf was het echter reeds duidelijk dat de wederbeleggingsvergoeding/verbrekingskosten een contractuele clausule is waarover niet of moeilijk te onderhandelen valt. In tegenstelling tot de particuliere leningen, is er geen regelgeving die de wederbeleggingsvergoeding plafonneert. Die vergoeding stemt overeen met het gederfde intrestverschil over de volledige restduur en is het grootst bij de leningen met vaste intrestvoet.
Vanuit een economische logica valt dit te motiveren. Bij terugbetaling van de leningen moeten de vrijgekomen gelden tegen lagere intrestvoeten worden herbelegd, waardoor de financiële instellingen verlies zouden leiden. De verbrekingskosten vormen dus een vergoeding voor dit verlies. In de voorbereidende werkzaamheden werd daarom rekening gehouden met het feit dat de voorzieningen met vaste intrestvoet wegens de hoge wederbeleggingsvergoeding/verbrekingskosten niet zouden instappen. De operatie richt zich de facto vooral op de voorzieningen die nog geen leningen hebben aangegaan, met leningen in de opnameperiode of met variabele intrestvoet en heel korte restduur tot aan de volgende renteherzieningsdatum.
In al die situaties zijn de verbrekingskosten nihil of eerder beperkt. Niettemin wilden we het systeem toch openstellen voor alle voorzieningen, aangezien in een beperkt aantal gevallen in contractuele afwijkingen ten aanzien van de wederbeleggingsvergoeding werd voorzien.
Zoals ik reeds aangaf, is er nog geen zicht op de financiële marge die we kunnen creëren. Het vaststellen van criteria om precaire situaties te definiëren, zal mede afhangen van het budget. Zodra hieromtrent duidelijkheid is, zal ik hierover in overleg gaan met de betrokken sectoren.
De volgende concrete stappen zijn gepland in dit dossier. Eerst en vooral is er de uitwerking van de regelgeving, waarbinnen de geïnteresseerde voorzieningen hun formele toestemming kunnen verlenen. Dan volgt de uitwerking van schuldemissie in functie van benodigde middelen, mits afstemming met Financiën en Begroting en binnen de Vlaamse Regering. De eerste uitbetalingen zullen ten vroegste in de tweede helft van 2015 kunnen worden gesitueerd.
Voorzieningen kunnen nog altijd intekenen. We hebben ons eerst de vraag gesteld of het de moeite is dat we voortgaan op het spoor van het technisch uitwerken en het overleg organiseren met Financiën en Begroting en met de sector en de financiële sector.
Er is intussen afgestemd door het VIPA met de administratie Binnenlands Bestuur om tot een oplossing te komen met betrekking tot de verplichting tot terugbetaling van leningen en de opvolging hiervan. Dit zal verder worden meegenomen bij de uitwerking van eventuele regelgeving.
Voor degenen die niet meedoen, blijft de situatie wat ze is. Wat de vraag betreft over de aanspreking van andere instanties dan banken om kapitaal ter beschikking te stellen: dat is in de regelgeving van het VIPA expliciet opgenomen. Op dit moment kan een organisatie die van de overheid een investeringssubsidie krijgt, die ook krijgen als men een beroep doet op andere kapitaalverschaffers dan de klassieke banken. Men kan zelfs naar obligaties gaan. Dat systeem is de laatste jaren aangepast. Dat is onder meer het gevolg van het bankenplan van de vorige regering die toen met de banken over een aantal problemen heeft gesproken. In dat overleg werd het initiatief aangekondigd dat we zouden proberen de financieringsformules breder te maken dan ze op dit moment zijn.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor het antwoord. Het gaat hier om bedragen richting 3 miljard euro. Het zijn geen kleine bedragen.
Er zijn nog veel zaken onduidelijk. Wat betreft de timing zegt u dat er een taskforce bezig is met het vervolg op het VIPA, om het zo te zeggen. U zegt dat het nog te voorbarig is om conclusies te trekken, maar ik ga ervan uit dat u enigszins een planning hebt. Komt dat nog voor de zomer, is dat iets voor het najaar of is dat voor 2019?
U zegt verder dat het doel een financieel voordeel was. De bedoeling was om de druk op de Vlaamse Regering te verminderen, maar het is nog niet duidelijk om hoeveel het zal gaan en of het effectief een succes wordt. We moeten het dus nog opvolgen.
Of het überhaupt een goede oefening is, daar hebt u ook nog niet op kunnen antwoorden. Is het nu een goede zet of niet? Ook daarover is nog overleg bezig. Ik denk dat heel veel nog duidelijk moet worden in de komende weken en maanden over wat deze oefening zal betekenen. In die zin eindig ik weer waar ik daarstraks was geëindigd, namelijk dat ik nog een beetje honger heb en nog een beetje op mijn honger blijf zitten. Maar dat is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer zo zijn.
Wat betreft het overleg met de bankensector, spreekt het voor zich dat die niet vlotjes zou inbinden op de verbrekingsvergoeding. Puur economisch gezien vanuit hun standpunt, is het normaal dat ze zeggen dat ze goede contracten hebben en dat er voor hen geen voordeel aan is om die zomaar te verbreken. Dat is geen verrassing. Onze banken zijn geen weldoeners.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is de vaststelling dat de banksector hier redelijk halsstarrig gereageerd heeft ten aanzien van de sector en geen begin van opening heeft gemaakt met betrekking tot herziening van wederbeleggingsvergoedingen. Dat is een spijtige vaststelling, maar een die u samen met mij moet maken, neem ik aan. Zij beschouwen dat als ‘contractbreuk’.
Ik heb twee specifieke vragen. De budgettaire consolidatieoefening, de afstemming met het INR, is gebeurd voor het verleden. Minister, u zei dat u de eventuele financiële ruimte die u zou kunnen creëren door nu uit te betalen, nog moet bekijken. Ik begrijp dat u de financiële ruimte die u eventueel creëert voor 2015, niet gaat aanwenden om het budgettair tekort van de Vlaamse Regering dicht te rijden, maar zult herinvesteren in de sector. Anders moeten we geen nieuwe criteria voor de precaire situaties in 2015 uitwerken. Minister, heb ik dat goed begrepen?
Ik ben blij dat er al overleg is geweest tussen het VIPA en het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Betekent dat ook dat de OCMW’s toekomstige leningen mogen ruilen met bestaande leningen, zoals werd gesuggereerd maar waarop nog geen duidelijk antwoord was?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De situatie voor de voorzieningen die de gebruikerstoelage moeten krijgen, blijft dezelfde. Ik heb een vraag over het moment van uitbetaling. Doordat men nog kan instappen, zou men kunnen oordelen dat zolang die keuze dit jaar nog kan worden gemaakt, die gebruikerstoelage nog niet moet worden betaald. Het gaat natuurlijk om grote bedragen waar die voorzieningen toch op rekenen. Als er formeel is gesteld dat er zeker niet wordt ingestapt of dat men de procedure dan niet verder moet afwachten, kunnen de betalingen dan al gebeuren?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Als men daarover heel duidelijk is geweest, ga ik ervan uit dat de betalingen gewoon plaatsvinden. Men neemt dat initiatief zelf. We proberen nu creatief uit te zoeken hoe we met bepaalde zaken kunnen omgaan. Het is zeer prematuur in de zin dat we de markt moeten verkennen. Daarvoor moeten we contact nemen met de betrokken sectoren. We moeten weten of het een denkbaar spoor is. Er zijn nog honderd technische vragen te beantwoorden en het gaat over zeer veel geld. Het is niet realistisch om te denken dat ik hier een duidelijk ja-neenantwoord kan geven. Dat antwoord kan dan de hele wereld rondgaan en er kunnen consequenties aan worden verbonden. Die oefening hebben we gedaan. Het VIPA heeft dat grondig voorbereid.
We hebben een overleg gehad met Assuralia, Febelfin en de koepels. We zijn met enkele werkgroepen aan het werk. Er is in de loop van maart al een volgende vergadering omdat we beseffen dat we moeten nagaan of we daarmee vooruit gaan. Ik heb de Vlaamse Regering uiteraard geïnformeerd en de toelating gevraagd om initiatieven te nemen. Het is echter niet mogelijk om daar heel concreet over te zijn omdat het ook heel technisch is.
Van het eerste moment dat we die oefening hebben gemaakt, zijn we ervan uitgegaan dat de situatie van de voorzieningen op het terrein heel verschillend kan zijn. Er zijn er een paar die nog moeten beginnen en die nog een lening moeten aangaan. Anderen zijn al lang bezig. We zijn altijd uitgegaan van het feit dat men contractuele verbintenissen zal moeten uitvoeren. Nadat we het overleg zijn gestart, moeten we niet tot de conclusie komen dat we de banken hun contractuele afspraken in herinnering moeten brengen. Dat zijn gegevens – wederbeleggingsvergoeding en verplegingsvergoeding – die ingecalculeerd zijn op het moment dat het concept werd ontwikkeld. Toen waren er wellicht situaties waar het voor de betrokkenen niet mogelijk was of dat het voor de bank geen formule was waar men als financierder zou willen op ingaan. We hebben dat niet beschouwd als een gebrek aan goede wil. Dat is gewoon de context waarin die financieringen zijn geregeld. Het gaat over heel grote bedragen. Het is niet zo dat we aan de tafel gaan zitten met de banken en nagaan of daar goodwill over bestaat. Dat is gewoon de realiteit van de financiering. Degenen die dat ontwikkelen, weten dat we daarmee aan de slag moeten.
Het is wel waar dat, doordat we die peiling doen, iedereen met zijn bank of financierder wellicht contact heeft gehad. Wat in die relatie wel en niet mogelijk is buiten de verbintenissen, dat moeten we ter plaatse inschatten.
Ik wil toch nog iets zeggen over de precaire situaties. Dit dossier mag je niet op een enge manier linken aan de precaire situaties. De budgettaire ruimte zal zich wellicht over enkele jaren voordoen. Het zal niet ineens een groot bedrag zijn. Het is een kwestie van jaren. In de beleidsnota staat uitdrukkelijk dat we in 2015 zoeken naar eenmalige budgetten om marge te maken. U weet in welke situatie we dat zullen moeten proberen. We gaan kijken wat mogelijk is en in functie daarvan zullen we zien welke ambities we kunnen invullen met het woord precair om de prioriteiten te objectiveren. Dat is de manier waarop we dit moeten bekijken. Dit is een methode om een budgettaire marge te maken, maar het is niet gelinkt aan het jaar 2015 stricto sensu en alleen aan 2015. Zo zal het niet werken. De zoektocht naar eenmalige budgetten zal toch breder moeten zijn dan dit. Het zal ook moeten passen in de totale situatie van de begroting.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, kunt u antwoorden op mijn vraag over de OCMW’s en de toekomstige leningen?
Juist, goed dat u dit vraagt. Het zit in het overleg dat er wordt gekeken naar het aantal leningen dat men moet aangaan en een soort ruil die men kan doen. De kabinetschef knikt instemmend.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
We zullen deze vraag opnieuw stellen op het moment dat de datum van definitieve toezegging gekend is, om te zien wat de impact is. Hopelijk kunnen we dan meer cijfers, berekeningen en inschattingen krijgen.
De heer Bertels heeft het woord.
Elke inventieve zoektocht naar meer middelen voor zorg is goed. We zullen die zoektocht mee helpen begeleiden. De eenmalige marge in 2015 moet ruimer zijn dan enkel dit vehikel. Dat is een goede zaak. Ik ben verheugd dat u stellig bevestigt dat er ruiloperaties kunnen gebeuren met betrekking tot OCMW’s.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.