Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, de regioscreening, die in alle provincies intens is gevoerd, was een zeer waardevolle oefening, maar ik vind dat het te lang geleden is dat dat werk nog is opgevist en opgefrist. Men legde daarin de vinger op bepaalde wonden, en we hadden verwacht dat we van de gouverneurs een handleiding zouden krijgen om dat meer te benutten. Ik heb dat zelf aan de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant voorgelegd, en hij heeft mij in duiventermen geantwoord dat de begeleiders wachten om te kijken wat de signalen zullen zijn.
Het interesseert ons heel erg wat we met al dat zinvolle materiaal gaan doen. We hebben eruit geleerd dat we niet de fout mogen maken om opnieuw een kweekvijver van tussenstructuren te organiseren, maar door goed gebruik kan dit toch een aanzet zijn tot een mogelijk alternatief, en zelfs tot fusie, omdat die interactie een heel goed platform is.
Wat is de stand van zaken? Komen er nu al algemene conclusies uit naar voren? Welke conclusies trekt u uit de inventaris van de bestaande Vlaamse regelgeving? En wat is het vervolgtraject? Ik hoor namelijk van collega Dochy dat er een studie wordt aangekondigd om daar eventueel een vervolg aan te geven.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de opmerking van collega Doomst dat de regioscreening een zeer waardevolle oefening is geweest. Ze heeft ook enorm veel werk gevraagd van zowel de provincies en de gouverneurs als van de vele gemeenten: veel voorbereidingswerk, oplijstingen en noem maar op.
Dat is allemaal waardevol, maar het uitgangspunt was wel dat we konden knippen in de meer dan vijfhonderd samenwerkingsverbanden die momenteel bestaan. We wachten nu een beetje op een vervolg. Momenteel is het kerntakendebat bezig voor wat de Vlaamse overheid betreft, om ook daar wat in te saneren. Er zijn al veel analyses gebeurd, waaronder de regioscreening, die nog nooit zo intens gebeurd is, maar de tijd van beslissingen is nu wel gekomen. Zullen er uit de regioscreening beslissingen en aanbevelingen volgen ten aanzien van de lokale overheden, om te kunnen snoeien in het te grote aantal samenwerkingsverbanden?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, bedankt voor de terechte vraag. Ik wil u met veel plezier een volledig antwoord geven, maar het lijkt me beter dat ik u nu een synthese breng, en dat ik het volledige antwoord dan schriftelijk bezorg aan alle leden van de commissie.
In de vorige regeerperiode is al een heel traject afgelegd, zowel qua inventarisatie als qua evaluatie. De conclusies van de inventarisatie- en de evaluatiefase zult u in het schriftelijke antwoord kunnen lezen. Die staan overigens al online, maar ik zal ze u toch bezorgen.
Het klopt dat er een studieopdracht is toegewezen aan de KU Leuven, om in kaart te brengen in welke verschillende regelgevingen aspecten van lokale samenwerking worden geregeld. De opdracht loopt tot april 2015. Ik kan nog niet vooruitlopen op de conclusies van die studieopdracht.
Er is in de vorige regeerperiode dus al een heel traject afgelegd, en we moeten nu de studie van de KU Leuven afwachten, maar in deze regeerperiode is de tijd al rijp om zeer concrete acties te ondernemen. Ik heb in dat kader een stuurgroep opgericht, waar naast mijn administratie de gouverneurs, of hun kabinetschefs, en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in zitten. Dat is dus niet top-down. We willen dat mee ondersteunen en de inbreng van elke organisatie, administratie en belangengroep in dezen respecteren. We hebben zowel aan de gouverneurs als aan de VVSG gevraagd om hun voorstellen en prioriteiten ten aanzien van de regioscreening te formuleren. De stuurgroep is al samengekomen. Aanstaande donderdag staat een volgende vergadering geagendeerd.
Zoals aangegeven in de beleidsnota willen we vanuit de Vlaamse Regering concreet inzetten op twee zaken. Ten eerste: de aanpak van de Vlaamse regelgeving. De sectorale regelgeving bevat soms bepalingen die de intergemeentelijke samenwerking bemoeilijken. We willen die in kaart brengen en dan eventueel vereenvoudigen en dergelijke meer. In de studieopdracht aan de KU Leuven wordt ook in een screening voorzien van Vlaamse en federale regelgeving die aspecten van lokale samenwerking regelt, om te zien wat de knelpunten daar zijn. Op die manier krijgen we een overzicht van wat er in bestaande sectorale regelgeving aan bepalingen rond lokale samenwerking is opgenomen, wat niet altijd eenvoudig is. De resultaten van dit onderzoek zullen als basis gebruikt worden bij het opmaken van het kaderdecreet. Het is dus niet zomaar een studieopdracht, maar wel degelijk een studieopdracht met een bepaald doel.
Ook het decreet Intergemeentelijke Samenwerking zal worden aangepast. Daar heb ik het tijdens de bespreking van beleidsnota al over gehad. Zo zal de bepaling rond de meervoudige doelstellingen worden versoepeld. Samenwerkingsverbanden zullen meervoudige doelstellingen kunnen omvatten, zolang ze goed omschreven zijn. Meer concreet betekent dit dat er geen nieuw intergemeentelijk samenwerkingsverband moet worden opgericht om een nieuwe doelstelling op te nemen.
Ten tweede vind ik het belangrijk dat de lokale besturen zelf verdere initiatieven nemen om de regionale samenwerking te vereenvoudigen. Het is niet alleen aan ons als toezichthoudende en hogere overheid om te zeggen wat kan en wat niet kan en wat goed is en wat niet. Ook de lokale besturen zelf kunnen een belangrijke inbreng hebben in dit proces. Dat is ook gebleken uit de evaluatiefase. Een aantal besturen hebben gezegd dat ze verdere stappen willen zetten naar een meer geïntegreerde samenwerking, en dat over verschillende beleidsdomeinen heen.
Ik zal dan ook proberen de gemeenten hierin te ondersteunen. U weet dat de Vlaamse Regering heel veel belang hecht aan het niveau van de lokale besturen en aan hun autonomie. Wij willen hen heel veel vertrouwen geven. Dit is ook van toepassing in dit debat.
Voorzitter, ik rond mijn antwoord af met de toestemming om alle andere gegevens schriftelijk te bezorgen.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, dank u voor het uitvoerig antwoord en voor wat er nog moet komen. Het is duidelijk dat we in een studieopdracht zitten. Ik had het bij het rechte eind toen ik zei dat de heer Dochy over een verdachte voorkennis met betrekking tot dit dossier beschikte. (Opmerkingen)
Ik zal dit verder grondig onderzoeken. Dan kom ik nog wel met andere vragen bij u terecht. Het zou wel goed zijn dat er van de studieopdracht nu ook een actieopdracht komt en dat we in mei echt wel het ei leggen. De gemeentebesturen zijn echt aan het zoeken, ook in het kader van de Beleids- en Beheerscyclus (BBC), vereenvoudigen, bezuinigen enzovoort. Men wil bekijken waar men moet proberen om hier en daar nuttiger en efficiënter te werken. We zitten toch ook bijna halfweg de legislatuur. (Opmerkingen)
Ik bedoel: wij, op het belangrijkste niveau. Het is goed dat de gouverneur daar de sturende kracht in is. Ik heb ook het gevoel dat zij nu wat afwachten en dat ze vragen dat het startschot nu wordt gegeven. U weet dat wij tegen fusies zijn. Maar wij moeten een actief alternatief proberen uit te bouwen. We moeten daar snel de grondslag van leggen.
Het is inderdaad de bedoeling om die studieopdracht te laten uitmonden in zeer concrete acties. Ik ben het daar absoluut mee eens.
De vraag om uitleg is afgehandeld.