Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, werkzoekende ouders die voor een ziek familielid zorgen, hadden tot en met 31 december 2014 recht op een vrijstelling om sociale en familiale redenen. Dat houdt in dat ze hun werkloosheidsuitkering verliezen, in ruil daarvoor een veel lager vervangingsuitkering krijgen van maximum 260 euro per maand, maar wel pensioenrechten blijven opbouwen en, zodra ze weer actief naar werk kunnen zoeken, meteen weer recht hebben op die normale werkloosheidsuitkering.
Die regeling is om vele redenen logisch. Ten eerste is het zo dat zorgtaken opnemen van een zwaar hulpbehoevend familielid enorm veel tijd en energie opslorpt en niet zomaar of gemakkelijk te combineren is met het actief zoeken naar werk. Het is ook logisch, omdat iemand die geen werk vindt, maar bovendien ook nog eens de zorg op zich moet nemen van een ziek familielid, niet drie keer mag worden gestraft. En bovendien is de regeling logisch omdat de overheid, en zeker ook u, minister, mantelzorg meer wil aanmoedigen om zo de druk op formele zorgvoorzieningen te verlichten en mensen die zelf willen zorgen voor iemand die hulpbehoevend is, die kans ook wil geven.
De beslissing van de Federale Regering staat dan ook haaks op het beleid dat u zegt te willen voeren in Vlaanderen, waarbij u de nadruk legt op het correct waarderen van deze zorg. De discrepantie tussen wat er op Vlaams niveau gezegd wordt en wat er ondertussen op federaal niveau gebeurt, is opvallend, aangezien de samenstelling van de regeringen, zeker aan Vlaamse zijde van de Federale Regering, helemaal dezelfde is en ik aanneem dat mensen toch beseffen dat beslissingen op het ene niveau implicaties hebben op het andere niveau en dat enig redelijk gesprek of overleg daarover wenselijk kan zijn.
De vrijstelling om sociale en familiale redenen voor werkzoekenden is dus afgeschaft per 1 januari 2015. “Een besparingsmaatregel”, zo zei de Federale Regering, want werkzoekenden met zo’n vrijstelling ontvingen 260 euro maximum, terwijl ze niet actief naar werk zochten. Eind 2014 ging het om zevenduizend mensen in die situatie. De besparingsmaatregel levert dus niet veel op. De maatschappelijke kost ervan is enorm. Mensen die het al moeilijk hebben, worden nog maar eens afgeschilderd als profiteurs. Mensen worden beschouwd als een kostenpost waar centjes te rapen zijn. Mensen worden bijna gedwongen om in de marge van het wettelijke te opereren, want het is natuurlijk niet zo dat omdat de regering zegt dat je geen recht meer hebt op die vrijstelling, je die ook niet meer nodig hebt. Je familielid met nood aan zorg is er nog steeds en voor jou kruipt er in die zorg nog altijd evenveel tijd en energie.
Het resultaat daarvan zagen we onder andere in een reportage in Terzake waarbij een mama die voor haar zwaar hulpbehoevende zoontje zorgde, dat enkel kon doen omdat een dokter attesteerde dat zij niet in staat was om te werken of werk te zoeken. Die dokter had begrip voor de situatie van die vrouw, die niet anders kon dan voor haar zwaar zieke zoon zorgen. Zij moest dus zelf zogezegd ziek thuisblijven, terwijl zij enkel wilde gebruikmaken van een regeling die haar niet eens rijk zou maken, maar financieel iets meer mogelijkheden zou geven om werkelijk voor haar zoon te zorgen.
Ik vind het dan ook terecht dat er een storm van protest opstak toen het nieuws en vooral de impact ervan bekend raakte. Je kunt niet zomaar besparen op de kap van zij die het al erg moeilijk hebben en zich bovendien inzetten voor een zorgzame samenleving, waar we met z’n allen naar streven. Het is dan ook goed dat de federale minister van Werk dat besefte, zij het dat het enigszins te betreuren is dat hij dat niet heeft beseft nadat de Gezinsbond hem heeft gewezen op de perverse gevolgen van de beslissing, maar pas nadat er een rel is ontstaan in de media.
Hoe het ook zij, en wie het ook als eerste of laatste zou hebben voorgesteld, de vraag is hoe het verder moet met het statuut van de werkzoekende en niet-werkzoekende mantelzorger in ons land. Het simpel terugschroeven van de maatregel lijkt er niet in te zitten op het federale niveau. Nee, de minister van Werk zegt zijn nek wel te willen uitsteken, maar toch ook niet te ver, want “misbruik moet eruit”. Het gaat blijkbaar om een maatregel waarvan men bijzonder veel misbruik vermoedt. Het hebben van een ziek kind en het doen alsof men voor dat ziek kind zorgt, lijkt inderdaad voer voor ernstig misbruik, vooral als u weet dat men daar wel 260 euro per maand voor kan krijgen, wat – en dat is eigenlijk wat mij betreft het echte schandaal – natuurlijk veel te weinig is voor mensen zonder een dikke spaarboek om ook werkelijk voor een ziek kind te kunnen zorgen.
Maar er zullen dus allerlei vormvereisten worden vastgelegd. De duurtijd wordt aan banden gelegd en allerlei bewijsstukken moeten om de zoveel tijd worden aangeleverd. Dat zal allemaal moeten om mensen die vandaag afstand doen van hun hogere werkloosheidsuitkering door eerlijk te zeggen dat ze niet kunnen zoeken naar werk omdat ze zorgen voor hun ziek kind en die genoegen nemen met 260 euro per maand, toe te laten die eerlijkheid aan de dag te leggen. Dat gaat mijn petje helemaal te boven en ook het begripsvermogen van heel wat mensen. Mensen die zich actief inzetten voor de zorgzame samenleving, voor het warme Vlaanderen dat u en ik willen maken, doen rondkomen met 260 euro maximum, is bitter weinig als je weet dat de armoede-inkomensgrens voor een alleenstaande met één kind op 1396 euro ligt. Maar zelfs dat is blijkbaar onder sommige omstandigheden nog te veel.
Minister, u bent lid van de Vlaamse Regering en niet van de Federale Regering. Ik interpelleer u dan ook in uw hoedanigheid van het lidmaatschap van de Vlaamse Regering. De regel heeft een grote impact op uw beleidsdomein, op uw expliciete doelstelling.
Minister, bent u op de hoogte gebracht van de beslissing door de Federale Regering? Hebt u gereageerd op die beslissing? Hebt u geprobeerd om de Federale Regering ervan te overtuigen die beslissing te herzien?
Welk advies zult u als verantwoordelijke minister geven aan de Federale Regering over de voorwaarden waaronder een werkzoekende al dan niet zijn recht op een uitkering zou verliezen als die werkzoekende mantelzorg wil opnemen? Wat vindt u billijke voorwaarden? Hoe wilt u daarin adviseren?
Welke maatregelen zult u algemeen nemen of wilt u proberen te nemen om mantelzorgers ongeacht hun arbeidsstatuut een inkomen te kunnen geven dat hen werkelijk toelaat om de zorg op te nemen voor een kind, ook wanneer zij niet veel extra financiële middelen opzij hebben staan? U zult het met mij eens zijn: met 260 euro kun je het niet doen. Idealiter tilt u dat boven de armoedegrens, eventueel stapsgewijs. Ik weet ook dat Rome niet in één dag gebouwd is, maar zijn er inspanningen die u op dat vlak wilt doen om ervoor te zorgen dat het verschil tussen een moeder die wel of niet voor haar ziek kind kan zorgen, niet wordt uitgemaakt door de financiële draagkracht van die moeder, door het feit of die nu eenmaal rijk of niet rijk is en het zich kan permitteren om rond te komen met 260 euro per maand of niet?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, de mantelzorgpremie voor werkzoekenden lijkt een puur federale materie, maar natuurlijk heeft ze ook rechtstreeks een impact op het beleid dat u in Vlaanderen wilt voeren en bemoeilijkt ze de keuze van Vlaanderen om de zorg sterker te vermaatschappelijken, waarin de mantelzorgers een evidente rol spelen. Dat er een debat kan ontstaan over die doelgroep en die maatregel, heeft mij enorm verbaasd. Bij het eerste bericht daarover dacht ik dat het om een vergissing ging, een foute communicatie, iets wat uit de context was gerukt. Zo’n maatregel afschaffen, dat kon toch niet. Ik kon me nog voorstellen dat men een nieuw beleid wilde ontwikkelen, voor die doelgroep een echt statuut wilde uitwerken, omdat men besefte dat het huidige statuut er eigenlijk geen is. Maar men bleek echt, om te besparen, de ondersteuning voor mantelzorgers te willen schrappen zonder daarvoor iets in de plaats te zetten. Dat zegt heel veel over de huidige tijdsgeest en het huidige klimaat, en dat vind ik beangstigend. Het cynische van het verhaal is dat we straks, na alle protesten en reacties, nog blij zullen zijn dat er een status quo komt, dat de maatregel behouden blijft, terwijl met die huidige maatregel, 260 euro per maand en behoud van pensioenrechten, maar een beperkte groep geholpen is. Op zich is dat geen maatregel die mantelzorg echt ondersteunt en mogelijk maakt. Eigenlijk zouden we moeten uitkijken naar betere en sterkere maatregelen, een echt statuut voor die mensen.
Dat is dus de situatie op federaal vlak, en die heeft een impact op ons Vlaams beleid. Ik zal de vragen van mevrouw Van den Bossche aan de minister niet herhalen, maar sluit me erbij aan. Minister, ik ben benieuwd naar uw reactie.
Daarnaast wil ik nog enkele vragen stellen over de Vlaamse mantelzorgpremie. Ook in Vlaanderen hebben we immers een premie waarmee we mantelzorgers willen ondersteunen. Daarover heb ik ook schriftelijk enkele vragen gesteld. Kan ik daarop nu een antwoord krijgen, dan is dat fijn, anders wacht ik wel op het antwoord op mijn schriftelijke vraag. Hoeveel mensen krijgen die Vlaamse premie en hoeveel mensen worden daarmee ondersteund? Ik ga ervan uit dat het niet per se een een-op-eenrelatie is. Hoeveel van die mensen krijgt die premie minstens twee jaar lang? Twee jaar beschouwt de Federale Regering blijkbaar als een billijke termijn voor mantelzorg. Ze vertrekt ook van twee jaar gemotiveerd tijdskrediet voor werkende mensen. Ik denk dat twee jaar in bepaalde situaties ook niet genoeg zal zijn. Minister, hebt u een zicht op de gemiddelde duur van een tegemoetkoming die mantelzorgers momenteel krijgen in het Vlaams systeem?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het mantelzorgbeleid neemt aan belang toe. Door onder andere de vergrijzing en het toenemend aantal chronische aandoeningen, door de stijgende levensduurte, zal de vraag naar zowel formele als informele langdurige zorg en ondersteuning blijven stijgen. Een coherent mantelzorgbeleid is dan ook meer dan gewenst en overschrijdt de diverse bevoegdheidsniveaus. Zowel de federale overheid, als de gemeenschappen kunnen, elk binnen hun specifieke bevoegdheden, de noodzakelijke beleidsmatige ondersteunende maatregelen en initiatieven nemen. Het is aanbevelenswaardig dat deze op elkaar worden afgestemd en complementair zijn aan elkaar, zodat mantelzorgers zich effectief gewaardeerd en ondersteund weten. Voor alle duidelijkheid: als we het hebben over mantelzorgers, dan hebben we het over de natuurlijke personen die vanuit een sociale en emotionele band een of meer personen met verminderd zelfzorgvermogen, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpen en ondersteunen in het dagelijkse leven. Dat is de definitie van de mantelzorger zoals die ook is opgenomen in ons Woonzorgdecreet van 2009. Hun activiteiten variëren van begeleiding, vervoer, huishoudelijke hulp tot persoonlijke verzorging en verpleegkundige hulp. De intensiteit van de geboden mantelzorg wisselt van een paar uur per week tot dag en nacht.
Het hoeft geen betoog dat de bijdrage van mantelzorgers van een onschatbare waarde is, zowel op maatschappelijk als op economisch vlak. Uit de grondige bespreking van de beleidsnota weet u dat er in Vlaanderen voor de komende jaren een aantal initiatieven wordt aangekondigd en dat er ook initiatieven in uitvoering zijn. Toch is het ook belangrijk nog eens te verwijzen naar een grootschalig onderzoek met als centrale doelstelling kencijfers te verzamelen over de leefsituatie van mantelzorgers anno 2014. Centraal daarbij staan kwaliteit van leven van mantelzorgers enerzijds en het volhoudperspectief van mantelzorgers anderzijds. Daarnaast worden ook kenmerken in kaart gebracht zoals de zorgsituatie, de hulp die wordt geboden, de combinatie gezin-arbeid-zorg, de belasting van de mantelzorger, coping, formele en informele steun, enzovoort, allemaal zaken die ingrijpen op het duurzaam karakter van de mantelzorg. In de onderzoeksgroep zitten vierduizend actieve mantelzorgers met een leeftijd van 25 tot 79 jaar die in een thuisomgeving hulp bieden aan één of meer hulpbehoevenden die een tegemoetkoming van de zorgverzekering krijgen.
Ik heb ook een opdracht gegeven om een kortlopend verkennend onderzoek te doen naar de leefsituatie en de ondersteuningsbehoefte van jonge mantelzorgers. Zonder een voorafname te doen op de bevindingen van de onderzoeken, durf ik stellen dat een coherent en duurzaam mantelzorgbeleid zich minstens op drie concrete doelstellingen oriënteert.
Een eerste as betreft de bevestiging van de positie en de maatschappelijke waarde van de mantelzorger door onder andere hem of haar te betrekken als volwaardige partner in het zorg- en ondersteuningsproces van de zieke of zorgbehoevende persoon, door het creëren van mogelijkheden om werk en gezin en mantelzorg te kunnen combineren, door het verschaffen van informatie op maat van de mantelzorger, door het in rekening nemen van de vragen en zorgen van de mantelzorg in het zorg- en ondersteuningsplan van de zieke of zorgbehoevende persoon, door het behoud van bepaalde sociale rechten indien men de keuze maakt tijdelijk de mantelzorg op zich te nemen, door het toekennen van – beperkte – financiële waardering of incentives aan de mantelzorgers. Ik denk dan onder meer aan wat mevrouw Van den Brandt waarschijnlijk bedoelt met de tenlasteneming uit de zorgverzekering. Die komt niet toe aan de mantelzorger maar aan diegene die de zorg nodig heeft. Dit wordt beschouwd als een mogelijkheid om ook de mantelzorg te ondersteunen. Datzelfde kunnen we zeggen van het basisondersteuningsbudget als het gaat om personen met een beperking. Een andere mogelijkheid om de maatschappelijke waardering te expliciteren, is werkgevers te stimuleren om een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid te voeren.
Een tweede as waarop moet worden gewerkt om een goed mantelzorgbeleid te voeren, is het verlichten van het werk van de mantelzorger door het ter beschikking stellen van diverse financiële en geografisch beschikbare vormen van respijtzorg zoals oppashulp, dagopvang, kortverblijf, gastopvang, gezinszorg, aanvullende thuiszorg, zodat de mantelzorger tijdelijk kan worden ontlast van de soms 24 op 24 taak en de mantelzorg een haalbaar perspectief blijft.
Een derde as heeft te maken met het versterken van de samenwerking tussen de mantelzorger en de professionele zorg en dienstverleners door in het kwaliteitsbeleid van zorgvoorzieningen een mantelzorgbeleid te integreren, door de ontwikkeling en het gebruik van instrumenten en methoden om de belasting van mantelzorgers in kaart te brengen en aan te moedigen, door in de opleiding van zorgberoepen specifieke programma’s te integreren die tot doel hebben de noden van de mantelzorgers te detecteren en competenties te ontwikkelen voor samenwerking met en ondersteuning van mantelzorgers.
De opsomming van de drie centrale doelstellingen van een duurzaam mantelzorgbeleid maakt inzichtelijk dat elk overheidsniveau binnen de geëigende bevoegdheden en verantwoordelijkheden een specifieke bijdrage kan leveren.
Samen met u heb ik de afgelopen week vastgesteld dat er heel wat commotie is ontstaan als gevolg van de vaststelling dat de federale overheid bij koninklijk besluit van 30 december 2014 artikel 90 van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en artikel 58 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, had opgeheven. Deze artikelen bepaalden dat een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze in een bepaalde periode wegens sociale of familiale redenen vrijstelling kon verkrijgen om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt.
Ik ga kort in op deze regeling. Het principe is dat de werkloosheidsperiode onderbroken kan worden zonder opschorting van de uitkering maar met een beperking van het bedrag van de uitkering. Deze mogelijkheid kent de werkloze bepaalde rechten toe, met vrijwaring van zijn rechten als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze. De werkloosheidsonderbreking die maximaal zes jaar kan duren, moet gerechtvaardigd worden door een ernstige sociale of familiale reden. De werkloze behoudt al zijn rechten inzake sociale zekerheid, zoals ziekteverzekering, kinderbijslag en pensioen tijdens de werkloosheidsonderbreking. De samenwonende werkloze met forfaitaire vergoeding voor de onderbreking die geniet van een vrijstelling wegens sociale of familiale redenen, kan evenwel worden geschorst wegens langdurige werkloosheid. De schorsing gaat in op de eerste dag na de vrijstelling.
U hebt ondertussen vernomen dat de Federale Regering bevestigt dat wie vandaag om familiale en sociale redenen niet beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt, deze vrijstelling behoudt tot het einde van de voorziene termijn. De regering beklemtoont haar waardering voor alle mensen die de keuze maken om voor een ziek, stervend of zorgbehoevend familielid zorg te dragen, ongeacht de situatie waarin deze mensen zich bevinden: werkende, werkzoekend of geen van beide. De Federale Regering heeft aangekondigd dat ze binnen haar bevoegdheden – en in afstemming met de regio’s en gemeenschappen waarvoor de eerste contacten reeds gelegd zijn – nieuwe specifieke ondersteuningsmaatregelen voor werkzoekende mantelzorgers zal ontwikkelen. De regering laat zich hierbij, vernamen we, inspireren door de bestaande federale regeling ‘tijdskrediet met sociaal motief’.
Vanzelfsprekend zullen we in het kader van een coherent en duurzaam mantelzorgbeleid in samenspraak met de Federale Regering mee werk van de uitbouw van ondersteunende maatregelen van alle mantelzorgers, dus ook diegenen die werkloos zijn en deze taak op zich nemen. Aangezien het contact dat door minister Peeters is aangekondigd, nog niet heeft plaatsgevonden, is het moeilijk om nu al te zeggen wat er concreet op de tafel wordt gelegd. Indien er een advies van de Vlaamse Regering zal worden gevraagd, zullen we dat uiteraard bespreken en een advies formuleren.
Mevrouw Van den Brandt, u had een vraag over de tenlasteneming van 130 euro die in het kader van de zorgverzekering wordt toegekend om tegemoet te komen aan de niet-medische zorgkosten. De cijfers waarnaar u vraagt, heb ik hier niet beschikbaar. Ik zal die opvragen en u bezorgen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik weet nu dat de Federale Regering een nieuwe maatregel wil bedenken en daarover afstemming zou organiseren met de deelstaten. U zegt tegelijk dat als – als – uw advies wordt gevraagd, u daarover binnen de regering zult overleggen. Ik neem aan dat u dus nog niet weet of u gehoord zult worden, maar u leek voordien aan te geven dat er een afstemming zou gebeuren. Ik begrijp niet goed of u nu wel of niet om advies wordt gevraagd. Als dat wel zo is, welke voorwaarden vindt u dan redelijk om iemand een werkzoekende mantelzorger met een uitkering te laten zijn? Welke voorwaarden zult u adviseren aan de Federale Regering?
Ik heb ook geen antwoord op de vraag of u op de hoogte bent gebracht van de beslissing op het moment dat de Federale Regering de beslissing heeft genomen. U hebt verwezen naar de commotie die is ontstaan, maar hoelang was u op de hoogte van de beslissing? Was u eerder op de hoogte of heeft men dat zomaar sluiks gedaan en hebt u deze maatregel moeten vaststellen samen met ons? Als u dat eerder wist, hebt u dan – en u kennende neem ik aan van wel – pogingen gedaan om hen op andere gedachten te brengen en is dat misschien niet gelukt?
Welke maatregelen zou u zelf nemen ter versterking van mantelzorgers? Welk engagement neemt u concreet opdat mensen, meer dan vandaag, de mogelijkheid zouden hebben om mantelzorg op te nemen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat een aantal cijfers niet zomaar voorhanden zijn, maar ik heb ze schriftelijk aangevraagd.
Minister, ik vind uw houding bijna afwachtend. U wacht af wat de federale overheid op tafel zal leggen, terwijl ze wel uw beleid ondermijnt. Ik ga ervan uit dat u effectief stappen hebt gezet, een brief hebt geschreven of toch tenminste hebt aangedrongen om deze maatregel opnieuw te onderzoeken. Het gaat hier toch om mensen die voor zieke kinderen zorgen, maar ook om ouders die ervoor opteren om hun pasgeboren kind niet naar de kinderopvang te brengen maar er zelf voor te zorgen en zich dus tijdelijk niet ter beschikking van de arbeidsmarkt stellen. Anders moeten die kinderen naar de kinderopvang en moet er dus voor hen een plaats worden gecreëerd. Het gaat dus om maatregelen die uw beleid rechtstreeks raken. Ik denk dus dat u absoluut niet akkoord gaat met die maatregel en dat u aandringt om een andere koers te varen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, wij hebben in deze commissie al heel vaak, en zeker naar aanleiding van de beleidsnota, gesproken over mantelzorg. In de beleidsnota is er ook een belangrijk stuk aan gewijd. Ik heb u toen gezegd dat er een aantal assen zijn waarop wij de volgende jaren initiatieven zullen ontwikkelen, zoals respijtzorg ondersteunen. De zorgverzekering is er zeker een belangrijk deel van, maar ook in de gehandicaptensector kunnen we maatregelen nemen. Ik heb u toen ook gezegd dat we een vrij groot onderzoek aan het voeren zijn, precies om na te gaan waar de Vlaamse Regering, binnen onze bevoegdheden en budgettaire mogelijkheden, nog initiatieven kan nemen.
Iedereen zal beseffen dat de federale maatregel door vele handen is gepasseerd en dat het pakket van maatregelen dat tot stand is gekomen in de opbouw van het sociaal akkoord, ter sprake is geweest in het federale parlement. Op het moment dat de specifieke consequentie voor mantelzorgers uitdrukkelijk aan het licht kwam, is er uiteraard informeel geïnformeerd naar de draagwijdte. Ik heb bij mijn federale collega echt niet moeten aandringen. Hij heeft zeer snel geoordeeld dat ondersteuning van mantelzorgers echt wel belangrijk is. Hij heeft zelf het initiatief genomen om aan te kondigen dat hij een initiatief zou nemen tot aanpassing van de reglementering.
Het zal ook zo zijn als het over alcohol gaat, als het over gezonde voeding gaat, over alle materies waarbij per definitie meerdere beleidsniveaus betrokken zijn. Het staat ook in de beleidsnota Welzijn: ‘Health in All Policies’. Het is voortdurend zo. Het betekent ook dat de minister van Welzijn binnen zijn mogelijkheden probeert contacten te hebben, te overleggen, te netwerken. Het is echt niet mijn bedoeling om dat breed uit te smeren en de grote verdienste van de minister van Welzijn te etaleren. Zo ga ik dat in ieder geval niet doen, nu niet en ook niet in andere aangelegenheden.
Minister Peeters heeft mij gecontacteerd om te zeggen dat hij, binnen zijn bevoegdheid, die maatregel zou nemen en dat hij wou overleggen, ook met de mantelzorgverenigingen. U weet dat er vorige legislatuur ook een federale wet is goedgekeurd over een statuut voor de mantelzorgers. Er zijn heel wat aspecten aan de ondersteuning van en waardering voor mantelzorg verbonden. Ik ben gevraagd om naar dat overleg te komen. Zoals gezegd, heeft dat overleg nog niet plaatsgevonden. Ik zal er ook de collega’s uit de andere gemeenschappen ontmoeten. We zullen nagaan hoe de maatregel van de Federale Regering past in het Vlaamse mantelzorgbeleid zoals we dat zelf willen ontwikkelen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Het blijft natuurlijk een beetje een vreemd verhaal. U zegt dat het u geen moeite kostte om uw federale collega ervan te overtuigen dat het anders moest. Diezelfde federale collega had luttele weken voordien de maatregel afgeschaft, en ik neem aan vrij bewust, om dan, vrij bewust, aan te kondigen dat hij iets zou invoeren want het kan toch niet zijn dat mantelzorgers niet zouden worden ondersteund. Ik vind dat heel vreemd. Het lijkt ofwel op totaal amateurisme en improvisatie door iemand die niet weet wat hij doet en ontdekt wat hij heeft gedaan nadat hij het deed, ofwel op een daad door iemand die wel degelijk wist wat hij deed maar verrast is door het protest over de maatregel.
Wat het ook moge zijn, het lijkt niet op ernstig bestudeerd en afgewogen beleid. Het strekt tot aanbeveling dat de federale minister wanneer die zo’n aanpassing overweegt, eerst informeel met u zou overleggen. Hij zou dan wellicht niet eerst tot afschaffing zijn overgegaan en beseft hebben wat u ook hier zegt, namelijk dat het belangrijk is dat mensen die een ziek familielid ondersteunen, door de overheid worden gewaardeerd, niet enkel in woorden maar ook in daden.
U zegt dat u via overleg nog inbreng zult hebben. Dat stelt me enigszins gerust omdat ik weet hoe belangrijk u mantelzorg vindt. Ik zal u over enige tijd vragen hoe dat overleg is verlopen en of het tot iets zinvol heeft geleid.
Ik kan enkel nog aandringen dat u binnen uw bevoegdheden en uw federale collega binnen zijn bevoegdheden, zou proberen om ervoor te zorgen dat de kans om aan mantelzorg te doen, minder dan vandaag het geval is, afhankelijk zou zijn van de financiële middelen van die mensen zelf. Het recht om een ziek kind te mogen verzorgen, mag niet afhangen van hoe rijk iemand is of hoe rijk iemand niet is. Het zou een elementair iets moeten zijn dat de maatschappij even erg waardeert als iemand die een job uitoefent en elke dag zijn bed uitkomt om te werken. Er is geen enkele reden om minder waardering, ook financieel, te hebben voor mensen die iedere dag uit hun bed komen om voor een ziek familielid te zorgen, meer zelfs, het zal vaak een nog zwaardere taak zijn die ze bewust opnemen. De overheid zou er enige dankbaarheid tegenover mogen stellen. De hele idee dat men pas bijdraagt tot een maatschappelijk nut door geld te verdienen binnen de samenleving en tot economische groei door deel te nemen aan het economisch verkeer, is erg pervers. Ook andere manieren van inbreng in het maatschappelijk verkeer zijn erg waardevol. Het wordt tijd dat de maatschappij, zeker een rijke maatschappij als Vlaanderen, er meer waardering voor heeft.
De interpellatie is afgehandeld.
Ik wil er nog op wijzen dat eventuele moties moeten worden ingediend de tweede werkdag voor 17 uur.