Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, in 2014 onderzochten de verschillende Logo’s (loco-regionaal gezondheidsoverleg en -organisatie) hun resultaten van 2013 en konden ze in de algemene vergadering beslissen over hoe ze de toename van middelen voor de vijftien Logo’s zouden inzetten. Deze extra middelen die in 2014 werden toegekend, zorgden er immers voor dat hun te besteden budget, dat voornamelijk bestaat uit de reguliere Vlaamse subsidie, aanzienlijk toeneemt. Uit de cijfers die ik met een schriftelijke vraag opvroeg, bleek dat de gecumuleerde reserves van de Logo’s 1,67 miljoen euro bedroegen op het einde van 2013. Ze variëren sterk per Logo, sommigen hebben meer dan hun toegelaten reserves opgebouwd of leunen hier tegenaan. Negen hebben meer dan 100.000 euro aan reserves opgebouwd, twee zelfs meer dan 200.000 euro. In 2015 zijn de subsidies aan de Logo’s lichtjes gedaald ten opzichte van 2014, namelijk gezamenlijk met 14.000 euro of een daling van 0,2 procent.
De Logo’s spelen een belangrijke rol in het coördineren en bundelen van lokale actoren om de gezondheidsdoelstellingen waar te maken. Ik twijfel dus zeker niet aan hun nut voor preventieve gezondheidszorg. De toegevoegde waarde van geld dat op de balans van een vzw in de reserves is opgenomen, maar dat eigenlijk aan gezondheidspreventie besteed kan worden, is mij echter onduidelijk.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag stelde u ook dat projectmiddelen nu worden verankerd in de reguliere werking. U zegt ook dat het agentschap controle uitoefent op de kwaliteit van de uitvoering van de opdrachten, eerder dan op de kwantiteit van de acties.
Minister, op tien jaar tijd hebben de Logo’s samen 1,67 miljoen euro aan reserves opgebouwd. Wetende dat deze opbouw er was, waarop is dan het getal van de vermindering van 14.000 euro gebaseerd? Als voorbeeld wil ik even Logo Brussel aanhalen waar de reserves eind 2013 meer bedroegen dan wettelijk toegelaten. In 2014 werden de subsidies toch nog verhoogd met 28.000 euro en ook in 2015 bleven ze nagenoeg gelijk, terwijl bij overschrijding van de limieten aan reserves volgens het decreet Preventief Gezondheidsbeleid de subsidies dienen te worden teruggevorderd. Is deze terugvordering dan niet gebeurd? Ik vraag me verder af of bij de verdeling van extra subsidies voldoende wordt gekeken naar de efficiënte verdeling over de Logo’s.
Wanneer blijkt dat na tien jaar de Logo’s zulke reserves hebben opgebouwd, is het dan niet opportuun om na te gaan hoe dit geld anders en beter kan worden ingezet of dat de manier van subsidiëren wordt onderzocht?
Logo Kempen heeft bijvoorbeeld de extra middelen gebruikt om extra stafmedewerkers aan te werven. Is de kans niet reëel dat men met deze hogere subsidies eerder de structuur uitbouwt dan dat men inzet op specifieke projecten? Minister, hoe wilt u garanderen dat met de extra middelen sinds 2014 het lokaal preventief gezondheidsbeleid erop vooruitgaat, eerder dan dat de structuur wordt uitgebouwd? Is er binnen de reguliere werking een overzicht van de gerealiseerde projecten? Hebt u een zicht op het geld? Hoeveel gaat er naar de structuur? Hoeveel gaat er naar effectieve projecten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het overzicht van de reserves van de Logo’s dat u kreeg in antwoord op uw schriftelijke vraag, is reeds langer dan 10 jaar in opbouw. De Logo-reserves zijn opgebouwd sinds het ontstaan van de Logo’s tussen 1998 en 2002, dus sinds 11 tot 15 jaar, afhankelijk van het startjaar van het betreffende Logo. In die tijd waren er nog 26 Logo’s in Vlaanderen en Brussel. Bij de hervorming op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo’s, werden de reserves uit de aflopende 26 convenanten overgedragen naar de 15 nieuw erkende Logo’s. Dit maakte dat de nieuwe Logo’s met een totale reserve van 295.054 euro startten.
Daarbij kwam enerzijds dat de Logo’s voor hun hervorming en de bijkomende werkzaamheden daaruit vloeiend, in 2009 een extra subsidie ontvingen en anderzijds ook de middelen en personeel verbonden aan de eerste trap van het medisch milieukundig netwerk in 2010 zagen overkomen.
De gecumuleerde reserve steeg daardoor tegen het einde van 2010 tot 1.068.056 euro of met 20 procent van de totale jaarsubsidie. Het is mogelijk dat de Logo’s dat eerste jaar eerder aftastend te werk gingen en niet direct grote uitgaven deden na de hervorming. Misschien gebruikten ze dat eerste jaar van hun erkenning ook om reserves voor sociaal passief opzij te zetten, want de reserves bevatten ook de reserves voor het sociaal passief. Nog een reden kan zijn dat ze eerder spaarzaam startten aan hun nieuwe erkenningsperiode of dat hervormingen een rem betekenden op het eigenlijke Logo-werk.
Eind werkingsjaar 2011 steeg de gecumuleerde reserve met 517.282 euro tot 1.585.339 euro of met 29 procent van de totale jaarsubsidie. Eind 2012 steeg de gecumuleerde reserve met 62.880 euro tot 1.648.220 euro, opnieuw met 29 procent van de totale jaarsubsidie. Eind 2013 steeg de gecumuleerde reserve met 22.151 euro tot 1.670.371 euro of met 28 procent van de totale jaarsubsidie.
De conclusie is dus dat de reserves vooral in de eerste twee erkenningsjaren 2010-2011 werden opgebouwd en dat daarna een stabilisatie is ingetreden. Laat me nog toevoegen dat de opbouw van reserves door de Logo’s volledig volgens de bepalingen uit het besluit van de Vlaams Regering van 30 januari 2009 gebeurt. De Logo’s mogen, net als andere sectoren binnen het preventiedecreet zoals partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking, reserves opbouwen om het hoofd te bieden aan grotere acties of door bijvoorbeeld tijdelijk lagere personeelsbezetting.
Waar deze organisaties de limieten van de jaarlijkse reserveaanleg of van de cumulreserves overschrijden, wordt teruggevorderd of ingehouden op een volgende uit te betalen schijf. We hebben dit reeds uitgevoerd bij de Logo’s Mechelen, Kempen en Brussel. Deze limieten zijn overigens conform het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring.
Of Logo’s reserves opbouwen of niet, de gereglementeerde subsidie moet uiteindelijk steeds worden besteed aan de uitvoering van Logo-taken. We controleren jaarlijks de financiële verantwoording van elke Logo en wijzen Logo’s op de limieten qua reservevorming. We herinneren Logo’s er ook jaarlijks aan om de wijze van opbouw en aanwending van reserves met hun besturen te bespreken en de administratie in te lichten over hun besteding. Dit moet er toe hebben geleid dat de Logo’s zich bewust zijn van de regels over de reservevorming en het feit dat de reserves nu stabiel zijn.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik wil even herhalen dat het belangrijk is dat het geld naar de preventie zelf gaat en niet blijft plakken in de structuren die voor deze preventies zijn opgezet. Want als ik hoor dat Logo Kempen niet goed weet wat ze moeten doen met hun subsidies en dan toch maar een stafmedewerker aannemen, vind ik dat toch wel jammer. Ik heb liever dat het geld echt wel naar de preventie zelf gaat, omdat dat iets heel belangrijk is.
Minister, u hebt zelf verwezen naar de problematiek van het sociaal passief in dit soort van organisaties. Naast het feit dat die reserves bestaan, eigenlijk niet meer aangroeien en aangezien de besparingsinspanningen ook in de toekomst wellicht niet meer spectaculair zullen groeien, integendeel, kan het in diezelfde besparingscontext wel aanbeveling verdienen om die Logo’s en andere erop te wijzen dat het hebben van zo’n sociaal passief een daad van goed bestuur is en dat het niet louter gaat over het al dan niet beschikken over reserves, maar dat de bestemming ervan essentieel is. Als ik een suggestie mag doen: misschien zou u hun daar op kunnen wijzen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het een eigenaardige discussie vind. Aan de ene kant wordt er zeer sterk gepleit voor een overheid die vertrouwen geeft, terugtreedt en niet op allerlei niveaus regels en details oplegt. Er is natuurlijk de consequentie van het feit dat men een bedrag geeft om een opdracht mee uit te voeren. Men wordt effectief afgerekend op de vraag of men die opdracht al dan niet uitvoert. Dat wordt uiteraard gecontroleerd en bewaakt.
U hebt dat vast niet zo bedoeld, maar u moet zich eens in de positie stellen van een Logo dat geprobeerd heeft op een correcte manier opdrachten uit te voeren. Er zijn geen regels die bepalen hoeveel personeel men daarvoor in dienst moet nemen. Er is afgesproken dat de overheid daarin de autonomie zou laten spelen.
Stel: een Logo plant een grote actie. Die acties mogen per Logo ook apart worden ingevuld met de stakeholders. Stel u voor dat de overheid zou zeggen: “We zien dat er een zekere vorm van reserveopbouw is”, die overigens ook moet dienen voor sociaal passief. Stel dat het feit dat dat bij sommigen zo is en bij andere minder, de overheid ertoe zou aanzetten om op een bepaald moment te zeggen: “Nu romen we er een bepaald stuk van af.” Tegen al diegenen tegen wie we gezegd hebben: “Ga spaarzaam om met de centen, we bewaken dat u daarmee de opdrachten uitvoert en probeer uzelf te organiseren”, zeggen we dan eigenlijk: “Wij gaan u deresponsabiliseren.” Want als je dat dan doet, krijg je als weerbots misschien dat de overheid een andere strategie volgt.
– Katrien Schryvers treedt als voorzitter op.
Er zijn regels afgesproken, wat trouwens ook de verdienste is van de vorige minister van Financiën en Begroting. Er is een uniforme regeling gekomen over wat we wel en wat we niet aanvaarden aan reservevorming. We passen die regels toe en korten ook in als men die reserves overschrijdt. Het is een moeilijke oefening tussen autonomie aan de ene kant en aan de andere kant geen geld uitgeven als overheid als het niet nodig is. Ik denk dat de Logo’s zich daar in dit geval, zeker de laatste jaren, goed aan houden.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Is de terugvordering in Logo Brussel dan gebeurd?
In de praktijk hangt dat af van de storting van het volgend jaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.