Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, collega’s, enkele weken geleden werd het rapport ‘De banden tussen België en de Israëlische bezetting’ van onderzoekster Katrzyna Lemanska voorgesteld. Het rapport toont duidelijk de Belgische banden aan met Israëlische nederzettingen in bezette Palestijnse gebieden. Het gaat in de eerste plaats over bedrijven die producten invoeren van Israëlische bedrijven op de Westelijke Jordaanoever. Allen gebruiken ze illegaal Palestijnse hulpbronnen, halen ze voordeel uit onteigeningen en inbeslagnames van gronden en zorgen ze voor een overexploitatie van het water.
Ook een aantal Vlaamse bevoegdheden zijn hierbij betrokken, uiteraard Handel, maar ook Onderwijs en Toerisme. Van Flanders Investment & Trade (F.I.T.) vernam ik dat Vlaamse bedrijven in 2013 voor bijna 289.000 euro invoerden uit de Palestijnse gebieden. Het gaat voornamelijk om fruit, vetten en oliën. Ze konden mij geen cijfers bezorgen over de opsplitsing tussen de Israëlische nederzettingen en de Palestijnse gebieden zelf.
Op het vlak van onderwijs zijn er 33 projecten waarbij Belgische universiteiten samenwerken met Israëlische entiteiten die op verschillende niveaus verbonden zijn met de nederzettingenpolitiek of de Israëlische bezetting, of die manifeste banden hebben met de Israëlische militaire industrie. Een van de meest betwistbare projecten is dat van de KU Leuven met Israel Aerospace Industries. Zij zijn rechtstreeks betrokken bij de nederzettingenpolitiek.
Minister-president, hebt u kennis genomen van het rapport? Neemt u de overwegingen van het rapport mee in uw handelsbeleid ten opzichte van Israël? Adviseert de vertegenwoordiger van F.I.T. in Tel Aviv Vlaamse bedrijven over de locatie van Israëlische ondernemingen, of ze zich in Israël zelf dan wel in de bezette Palestijnse gebieden bevinden? Gaat de vertegenwoordiger na of de economische relaties die ze faciliteren bijdragen aan de illegale situatie die voortvloeit uit de nederzettingen? Beschikt u over de afzonderlijke cijfers over de handel met Israëlische nederzettingen, het aantal en welke producten?
De heer De Croo heeft het woord.
Minister-president, welke afdwingbaarheden bestaan er internationaalrechtelijk die de Vlaamse Regering verplichten om dergelijke relaties, als ze bestaan, stop te zetten? Hoe werkt dat?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, zoals een aantal collega’s weten, waren we de afgelopen dagen met een hele delegatie van Vlaamse en federale volksvertegenwoordigers in Israël en Palestina. We hebben daar uiteraard ook gesproken over deze problematiek. De tijdsbeperking staat me echter niet toe daar lang op door te gaan.
Minister-president, gaat u ermee akkoord dat door de handel met deze internationaalrechtelijk niet-legale nederzettingen Vlaanderen de ontwikkeling van deze nederzettingen inderdaad mee steunt en op een of andere manier mee legitimeert? Heeft Vlaanderen meegewerkt aan dat federale niet-verplichte label? We zijn ook bevoegd voor de buitenlandse handel. Het lijkt me dus niet onlogisch dat er op een of andere manier een betrokkenheid is geweest. Welke houding neemt de Vlaamse Regering aan tegenover dit label? Welke stappen zet Vlaanderen op dit moment en in de toekomst met betrekking tot producten die uit de bezette gebieden worden ingevoerd en die de oorsprongsnaam Israël dragen?
Er kan eigenlijk ook worden geopperd dat men, net door zo’n label te gebruiken, ook wel de handel legitimeert. Dat is natuurlijk een beetje tricky. Men labelt en dan is verder de kous af, dan staat het de consument vrij om deze producten al dan niet te kopen. Hoe staat u tegenover deze dubbelzinnige houding? Zijn er volgens u andere, betere manieren om het probleem ook via diplomatieke en politieke weg aan te kaarten?
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, geachte leden, ik ga ervan uit dat Vlaanderen zich inderdaad aansluit bij het internationale humanitaire recht, dat Vlaanderen met betrekking tot de nederzettingen en de bezetting door Israël vasthoudt aan die internationale rechtsbenadering. Is dat nog altijd zo, of zou er eventueel een wijziging ter zake zijn?
Ik weet dat F.I.T. bij de handelsmissies altijd aandacht van de deelnemende bedrijven vraagt voor duurzaamheid en ethiek. Welke middelen heeft F.I.T. om hierop controle uit te oefenen? Wat zijn hun mogelijkheden om hierop toe te zien?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, mevrouw Soens, ik heb uiteraard kennis genomen van dat rapport ‘Les liens entre la Belgique et l’occupation israélienne’. Het is een rapport dat me bekend is. Ik wil in het algemeen, ook ingaand op bijkomende vragen van onder andere de heer Van Esbroeck, ook zeggen dat de Vlaamse Regering zich al meermaals expliciet heeft uitgesproken voor de tweestatenoplossing voor de Israëlisch-Palestijnse kwestie, dat die Joodse nederzettingenpolitiek strijdig is met diverse resoluties van de VN. Als ik me niet vergis, is de eerste van 1967, na de befaamde oorlog. De politiek van de illegale nederzettingen wordt scherp veroordeeld, volkomen in lijn met de VN-resoluties.
In verband met de in het rapport aangegeven nood aan ontradingseffect verwijzen we naar het feit dat via de FOD Buitenlandse Zaken België een standaardtekst heeft opgemaakt die waarschuwt voor mogelijke juridische gevolgen van samenwerking met Israëlische bedrijven die in de bezette gebieden actief zijn. Die tekst, die expliciet de Israëlische nederzettingen als illegaal bestempelt naar internationaal recht, luidt als volgt: “Financiële transacties, investeringen, aankopen, aanbestedingen maar ook andere economische activiteiten (zoals dienstverlening in bijvoorbeeld toerisme) in, of ten gunste van Israëlische nederzettingen, gaan gepaard met juridische en economische risico's die voortvloeien uit het feit dat de Israëlische nederzettingen, naar internationaal recht, zijn gebouwd in bezet gebied en niet als rechtmatig onderdeel van het grondgebied van Israël worden erkend. Dit kan leiden tot betwistbare rechten op de grond, water, mineralen of andere natuurlijke hulpbronnen die het voorwerp zijn van aankopen of investeringen.”
De regionale exportpromotieagentschappen, dus niet alleen F.I.T., maar ook de collega’s van Brussel en Wallonië, sluiten zich bij die stelling aan en geven die waarschuwing systematisch door in hun contacten met bedrijven die met Israël zaken wensen te doen.
Het rapport waarnaar u verwijst, vindt die waarschuwing niet expliciet genoeg. Men raadt investeerders niet expliciet af om economische activiteiten in de nederzettingen te ondernemen, er is geen expliciete verwijzing naar de noodzaak van het respecteren van de mensenrechten en de juridische risico’s worden niet duidelijk uitgelegd. Het is mijn inschatting dat die federale waarschuwing, die niet nieuw is, die al een hele tijd fungeert, voor zakenlui voldoende duidelijk is, en dat in dit geval de overheid doet wat een overheid voor deze doelgroep moet doen, namelijk informeren. Het is aan de bedrijven om daaruit de consequenties te trekken.
Het is in dit verband vooral van belang dat de Vlaamse overheid een heldere koers aanhoudt via het F.I.T.-kantoor in Tel Aviv. Ik herhaal hier graag dat alle informatie en begeleiding vanwege het F.I.T.-kantoor in Tel Aviv over het grondgebied van Israël gaat, en dus niet over de Palestijnse gebieden waar de Joodse nederzettingen zich situeren. In verband met het verbod op de verkoop van goederen uit de bezette gebieden geef ik mee dat F.I.T. export promoot vanuit Vlaanderen én investeringen aantrekt naar Vlaanderen, maar niet verantwoordelijk is voor de import van goederen naar Vlaanderen. Mijnheer De Croo, ook ingaand op uw vraag: er is geen embargo ingesteld door de EU of door België. F.I.T., en bij uitbreiding Vlaanderen, is niet bevoegd om ook een handelsembargo in te stellen.
Mevrouw Soens, mijn conclusie is dat ik in het rapport geen aanleiding zie om de huidige lijn van informatieverstrekking in verband met export en investeringen te veranderen.
Ik kom tot uw derde vraag. Zoals ik al aangaf, is het kantoor van F.I.T. in Tel Aviv enkel en alleen verantwoordelijk in Israël. De Palestijnse gebieden maken géén onderdeel uit van het werkgebied. Dat impliceert dat F.I.T. Tel Aviv nooit contact opneemt met bedrijven die gevestigd zijn in de Palestijnse gebieden. Het helpt dus ook niet bij het leggen van contacten tussen Vlaamse en Israëlische bedrijven in die Palestijnse gebieden. F.I.T. Tel Aviv waarschuwt altijd over de probleemlocatie wanneer een Israëlisch bedrijf met relaties in de bezette gebieden wordt genoemd door een Vlaams bedrijf.
Dat is de stand van zaken. Mijnheer Kennes, wat dat label betreft, dat is een EU-voorstel. Dat is vrijblijvend. Dat heeft niet zo’n heel grote impact. Het rapport zegt dat evenzeer. Het label zou ertoe strekken dat bepaalde handel wel gelegitimeerd is, maar de controle erop kan uiteraard niet door F.I.T gebeuren, op geen enkele manier. Wij zijn niet bevoegd voor de import.
Mijnheer Van Esbroeck, bij de handelsmissies wordt inderdaad altijd gewezen op ethische aspecten, op mensenrechtenaspecten en dergelijke meer.
De heer De Croo heeft het woord.
Ik wou alleen maar zeker zijn dat ter zake een stok achter de deur staat.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik was in november ook in Palestina, met een gelijkaardige missie georganiseerd door 11.11.11. We hebben daar een aantal Israëlische nederzettingen bezocht. We hebben daar eigenlijk met onze eigen ogen gezien hoe producten uit die bezette Palestijnse gebieden werden verpakt en gelabeld als ‘Made in Israel’. Dat lijkt me toch redelijk problematisch.
Ik heb die mededeling van de FOD Economie van juli 2014 ook gelezen. Men waarschuwt de bedrijven inderdaad voor de risico’s van ondernemen met bedrijven die betrokken zijn bij de nederzettingen. Mij lijkt dat ook niet voldoende. Mij lijkt het beter dat men niet alleen de risico’s aanduidt, maar dat men dit ook daadwerkelijk afraadt. Doet F.I.T. dat ook? F.I.T. promoot geen relaties met de bezette Palestijnse gebieden, maar ik vermoed toch dat F.I.T. er een zicht op heeft welke Vlaamse bedrijven in relatie staan met bedrijven die zich in bezette Palestijnse gebieden hebben gevestigd.
Er komen ook een aantal nieuwe akkoorden aan tussen de Europese Unie en Israël. Kunnen we die voorwaardelijk maken aan het respecteren van het internationaal recht? Wat is uw mening ter zake? Is het mogelijk om afzonderlijke cijfers te geven over de handel met de Palestijnse gebieden en de handel met Israëlische nederzettingen, over het aantal en het soort producten? Ik zou ook willen dat die cijfers dan openbaar worden gemaakt.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoorden en ook voor de toelichting met betrekking tot de op zich duidelijke lijn die F.I.T. volgt. Echter, zoals mevrouw Soens zegt, de economische verwevenheid tussen activiteiten van bedrijven in Israël en bedrijven in die Palestijnse gebieden is natuurlijk groot. Dat maakt dat het eigenlijk onmogelijk wordt om bepaalde zaken te traceren. Dat lijkt me dus wel een probleem.
We hebben vastgesteld dat er in de Israëlische verkiezingscampagne over heel veel trivialiteiten wordt gesproken, maar heel weinig over de problematiek van de tweestatenoplossing, de bezette gebieden, de nederzettingen. In die zin lijkt het me belangrijk dat we vanuit Europa in een gewelddadige regio ook politieke en diplomatieke signalen blijven uitzenden, om de druk op de ketel te houden. Dat is immers de manier waarop wij aan politiek doen.
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor de antwoorden. De houding van F.I.T in heel deze kwestie, dat blijven aanhouden van die strikte lijn, lijkt me een zeer goede zaak. Daar bereiken we al veel mee.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mevrouw Soens, het rapport zegt zelf dat er geen wettelijke basis voor is. U zegt te hebben vastgesteld dat producten die daar worden gemaakt en gekweekt als ‘Made in Israel’ worden gelabeld. Er is niemand die daar enige controle op kan uitoefenen, zeker Vlaanderen niet, zeker F.I.T. niet. Dat is natuurlijk een manier om mensen te misleiden op dat vlak. Er is echter, in het algemeen, geen embargo op Israëlische producten. Als dat niet bestaat, dan kun je op geen enkele manier daarin gaan interfereren.
Mijnheer Kennes, ik ben het ermee eens dat er echt druk moet worden uitgeoefend op Israël, ook voor andere problemen, om tot die tweestatenoplossing te komen. Ik heb vorige week trouwens president Abbas ontvangen. Er zijn op dit ogenblik immers ook enorme implicaties voor het samenleven in Europa. Natuurlijk zijn het president Obama en de VS die daartoe de meeste sleutels in handen hebben. Er is ooit een periode geweest, onder president Clinton, waarin men heel dicht bij een tweestatenoplossing heeft gestaan, met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad. We zijn daar ver van af. Ik meen echter ook dat de Europese Unie ter zake verantwoordelijkheid kan nemen. Wij bevestigen dat op alle mogelijke manieren. We zeggen dat ook. Ik heb ook aan de VS-ambassadrice meegedeeld dat ik persoonlijk vind dat dé sleutel ter zake bij de VS ligt. President Obama is bijna aan het einde van zijn ambtstermijn. Op dat vlak had ik persoonlijk meer verwacht. Ik had gehoopt dat die vredesbesprekingen, die op een bepaald moment heel ver stonden, verder zouden gaan.
Ik heb ooit in Errera een publieke dialoog georganiseerd tussen de Israëlische ambassadrice en de Palestijnse vertegenwoordigster. Beiden hebben daar toen publiek, de ene namens de Palestijnse Autoriteit, de andere namens de Israëlische regering, gezegd dat ze voorstander waren van de tweestatenoplossing, met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad. Dat was in de periode waarin ik Vlaams minister van Buitenlands Beleid was, de eerste periode. Je ziet echter dat we tien jaar later veel minder ver staan. Ik denk dat de grote machtsblokken daar een rol in kunnen spelen, en dat we daarin alleen onze ethische principes kunnen hanteren, en dat we de rol die we kunnen spelen, ook moeten spelen.
Misschien ter informatie: het statuut van Brussel in België heeft gediend als potentieel model voor een hoofdstad als Jeruzalem voor twee deelstaten.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik vind het eigenlijk hypocriet, niet alleen van Vlaanderen, maar van de internationale gemeenschap, dat men aan de ene kant internationaal wel die nederzettingen als illegaal veroordeelt, en dat al heel lang doet, maar ondertussen wel vlot handel voert met die nederzettingen.
Ik heb ook nog niet echt een antwoord gekregen op mijn vraag over de afzonderlijke cijfers. U bent daar ook niet toe bereid.
Over die Palestijnse producten? Daar hebben we geen cijfers over.
Ja. Kan er een onderscheid worden gemaakt?
U vergist zich: F.I.T. is niet bevoegd voor de import. Het is geen importagentschap, het is een agentschap dat investeringen aantrekt en dat de export bevordert. Als u dat hypocriet vindt, richt u dan tot de Federale Regering en zeg dat die tekst niet voldoet, maar die tekst gold ook al toen u mee bestuurde. Dat is niet nieuw en je hebt daar geen controle op. We hebben die aparte cijfers niet. U zegt zelf vast te stellen dat iets onder uw ogen als ‘Made in Israel’ wordt gelabeld. Wie zijn wij dan – we zijn niet eens bevoegd – om te gaan zeggen dat men een product niet mag kopen, omdat het uit de nederzettingen komt? Helaas, wij hebben die middelen niet in handen.
Oké, maar ik wou u voor het verslag duidelijk horen zeggen dat dit niet lukt. Trouwens, de cijfers over de invoer heb ik van F.I.T. zelf gekregen.
Dat waren zeer partiële cijfers. Als het over Palestina gaat, dan zitten die dingen daar ook in. (Opmerkingen van mevrouw Tine Soens)
Het rapport zegt zelf dat de cijfers van de OESO en zo, dat die allemaal niet aanwezig zijn. We kunnen geen cijfers geven die er ook niet zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.