Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over het Renovatiepact
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag gaat over het Renovatiepact. Het woonpatrimonium in Vlaanderen is sterk verouderd. In het regeerakkoord en de beleidsnota kunnen we lezen dat het deze legislatuur de bedoeling is om zwaar in te zetten op renovatie en het stimuleren tot renovatie.
Minister, half december 2014 ondertekende u, samen met een dertigtal organisaties, een Renovatiepact. Bedoeling is enerzijds de renovatiegraad van het Vlaams woonpatrimonium te verhogen en anderzijds de energiezuinigheid ervan te verbeteren. Op de website kunnen we nalezen wat de doelstellingen van het pact zijn. Dit pact zal positieve gevolgen hebben voor het milieu maar ook voor de werkgelegenheid in de bouwsector. In het kader van het Renovatiepact zal een actieplan uitgewerkt worden om de vooropgestelde doelstellingen te halen.
Minister, kunt u een stand van zaken geven over de zes thematische werkgroepen die zijn opgericht? Welke opdracht hebben zij gehad? Kunt u toelichten welke actoren betrokken zijn bij dit Renovatiepact? Op welke manier wilt u het concrete actieplan inzake het Renovatiepact opmaken? Wat is de timing? Welke doelstellingen wenst u te bereiken en op welke termijn?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, eind december werd het startschot gegeven voor de ontwikkeling van een Renovatiepact door de ondertekening van een engagementsverklaring met een dertigtal organisaties uit de bouwsector. Ook andere organisaties uit het middenveld, bijvoorbeeld de Gezinsbond en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), zijn betrokken bij de uitwerking van een concreet actieplan. De bedoeling is om in de eerste helft van dit jaar actief en constructief concrete maatregelen uit te werken in zes specifieke werkgroepen.
Minister, vanuit uw bevoegdheid als minister van Energie hebt u deze partners kunnen overtuigen van het feit dat een grondige verbetering van de energieprestatie van het Vlaamse woningenbestand noodzakelijk is. Ik vraag mij alleen af of u hierbij niet vergeten bent om de belangrijke expertise van de eigen Vlaamse administraties mee te nemen in dit verhaal. Ik stel immers vast dat het agentschap Wonen of Onroerend Erfgoed niet betrokken is. Ook de VMSW of het Departement Ruimte Vlaanderen worden niet gehoord.
De minister-president, tevens bevoegd voor het onroerend erfgoed, heeft in zijn beleidsnota expliciet aangegeven dat ook het beleidsveld Onroerend Erfgoed zo veel mogelijk wil tegemoetkomen aan de energieprestatie-eisen. Met middelen uit het Vlaams Klimaatfonds worden gespecialiseerde energieconsulenten voor onroerend erfgoed opgeleid. Momenteel loopt ook een onderzoek naar ‘Energiezuinige maatregelen voor monumenten met woonfunctie’. In de vorige legislatuur werd reeds een rondetafel georganiseerd in september 2011 rond het thema ‘Technologische innovatie in de onroerenderfgoedzorg’, waar onder meer erfgoed en de klimaatuitdaging uitvoerig besproken werd. Het agentschap Onroerend Erfgoed stelde daarop een handleiding met praktische informatie samen, die online terug te vinden is. Ook in het beleidsdomein Wonen gebeurt op vandaag al heel wat om het bestaand sociaal woningpatrimonium te optimaliseren. Vanuit het Vlaams Klimaatfonds worden ook hier middelen vrijgemaakt, die worden aangewend voor subsidies inzake grondige energetische renovatie.
Minister, waarom zijn het agentschap Wonen, het Departement Ruimte Vlaanderen en het agentschap Onroerend Erfgoed niet betrokken bij de uitwerking van het Renovatiepact? Op welke manier zult u de expertise, ervaringen en informatie die door verschillende Vlaamse administraties is opgebouwd, meenemen bij de opmaak van het Renovatiepact en integreren in de communicatie? Op welke manier wilt u met het Renovatiepact bijdragen tot en specifieke aandacht besteden aan het energievriendelijker maken van onroerend erfgoed en woonpatrimonium?
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we kunnen alleen maar voorstander zijn van het Renovatiepact en de doelstellingen die daarin worden gestipuleerd. Ik heb daarbij twee vragen.
Minister, kunnen nieuwe partners, die mogelijk vergeten zijn of die interesse tonen, nog aansluiten? Ik heb de indruk dat het snel is moeten gaan en dat men door die snelheid weliswaar voor het jaareinde is kunnen landen, maar dat er organisaties vergeten zijn.
Er is een werkgroep Financiering, wat de hoeksteen zal zijn van het hele gebeuren. Hoe kunt u dergelijk ambitieus plan realiseren met het beperkte budget dat in de begroting is ingeschreven?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019 stelt expliciet dat de Vlaamse Regering een topprioriteit zal maken van de grondige renovatie van het Vlaamse gebouwenbestand. Een grondige en snelle verbetering van de energieprestatie van het Vlaamse woningenbestand is nodig om het energieverbruik door de huishoudens substantieel te verminderen, met alle positieve gevolgen voor ons leefmilieu, de bescherming van de koopkracht van de gezinnen, de woonkwaliteit, de bevoorradingszekerheid en de strijd tegen de energiearmoede van dien.
In mijn beleidsnota heb ik aangekondigd dat in overleg met de bouwsector op korte termijn de definitie van een bijna-energieneutrale (BEN) bestaande woning zal worden vastgelegd. Daaraan zullen dan eventueel ondersteuningsmaatregelen, verplichtingen en kwaliteitsnormen kunnen worden gekoppeld. Ik wil in overleg met stakeholders en experten tegen halfweg 2015 een coherent actieplan uitwerken dat leidt tot een sterke verhoging van de renovatiegraad van ons Vlaams woningpatrimonium. Hiertoe, zoals aangekondigd in mijn beleidsnota, wil ik snel overgaan tot de opmaak van een Renovatiepact.
Op 16 december 2014 hebben een dertigtal stakeholderorganisaties een engagementsverklaring ondertekend om mee te werken aan de uitwerking van het Renovatiepact. De ondertekenende organisaties engageren zich tot een actieve en constructieve medewerking aan verschillende werkgroepen waarvan de werkzaamheden tegen eind juni 2015 moeten leiden tot een concreet actieplan voor een Renovatiepact. De komende weken zullen zes werkgroepen worden opgestart. Ik heb ervoor gekozen om de werkzaamheden zo kort mogelijk te houden. We streven naar eind juni, zes maanden dus. Op die manier zorgen we ervoor dat we nog voldoende tijd hebben om maatregelen uit te rollen tijdens deze legislatuur. Het plan moet een aantal concrete maatregelen bevatten die de renovatie van gebouwen opnieuw moeten stimuleren.
Ik ga dieper in op de zes werkgroepen.
Een werkgroep zal de BEN-definitie voor een bestaande woning uitwerken. Het doel is het energieprestatieniveau vast te leggen dat op termijn door alle woningen moet worden gerealiseerd. De BEN-definitie moet ambitieus, maar tegelijkertijd ook haalbaar en realistisch zijn.
Een tweede werkgroep zal goede actievoorbeelden lokaal, in Brussel, Wallonië en andere landen, inventariseren. Er zijn heel wat initiatieven waaruit we kunnen leren.
Een derde werkgroep zal de contouren van het geïntegreerd beleidskader voor een Renovatiepact vastleggen. Ik ga hier straks dieper op in, want dit beantwoordt grote delen van de vragen.
Een vierde werkgroep zal acties uitwerken op vlak van financiële ondersteuning, zoals premies en de financiering, zoals de energieleningen waarover we het vorige week al hebben gehad. Tussen haakjes, we evolueren daar trouwens goed in het wegwerken van de blinde vlekken. Er zijn er ondertussen acht minder ten opzichte van vorige week. Bij de financiering hoort ook een businesscase om renovatieleningen van kredietinstellingen te versterken, de ESCO’s (Energy Service Company) en derdepartijfinanciering. Er is terecht een vraag gesteld over de budgettaire massa. Er staat momenteel heel veel geld op spaarboekjes met lage rendementen. Investeren in energie-efficiëntie geeft vaak een hoger rendement dan het spaargeld op een spaarboekje. We moeten nagaan welke oplossingen er mogelijk zijn om geld te vinden om de woonkwaliteit en het woningpatrimonium te verbeteren. We moeten komen tot grondige energetische renovaties. Zoals ik meermaals heb benadrukt, is derdepartijfinanciering heel belangrijk. De rentevoeten staan historisch laag. Er is dus meer ruimte om dat spaargeld te activeren. Dit zal een grote impact hebben.
De vijfde werkgroep zal voorstellen uitwerken voor maatschappelijk aanvaardbare verplichtingen, bijvoorbeeld opwaardering van het energieprestatiecertificaat met maatwerkadvies, een afwegingskader om de renovatiegeschiktheid van een woning te bepalen, minimale kwaliteitseisen, onderhoudsplicht voor verwarmingsinstallaties enzovoort.
Ten slotte zal een laatste werkgroep een marketingplan uitwerken voor positieve communicatie over de doelstellingen en de implementatie van het Renovatiepact. Het is ook een kwestie van dit kenbaar te maken, zoals bij de energieleningen. Er zijn meer aanvragen dan vroeger op het federale niveau, maar we communiceren meer. We moeten niet alleen regels en maatregelen vastleggen, maar ze ook kenbaar maken. Er zijn de klassieke folders en advertenties, maar er zijn ook andere wegen, zeker als de bankensector hierin wordt betrokken. Ik denk ook aan de lokale entiteiten omdat ze mensen vaak op ideeën kunnen brengen waar ze zelf nog niet aan gedacht hadden.
Het is correct dat heel wat beleidsvelden linken hebben met deze maatschappelijke uitdaging, denken we maar aan woonkwaliteitsbeleid, innovatiebeleid, ruimtelijke ordening en erfgoed. Daarom hebben wij een bijzondere werkgroep in het leven geroepen om deze transversale thema’s te kunnen behandelen. De ondertekening was met de externe partners, maar we hebben uiteraard intern heel wat overleg binnen de Vlaamse administraties. Wonen is duidelijk betrokken.
Bij Onroerend Erfgoed zit het anders: omdat die problematiek zo specifiek is, vatten we het niet onmiddellijk in het Renovatiepact. Ik zeg niet dat we het niet gaan doen, maar de oplossingen om meer energieneutraliteit te bereiken zijn vaak erg afwijkend. Dit Renovatiepact gaat heel breed voor het bestaande patrimonium, waarbij heel wat woningen dateren van voor de eerste oliecrisis. Energie-efficiëntie was toen een heel relatief begrip. We willen vooral heel breed gaan dus, en nadien gaan we kijken hoe we de problematiek van het onroerend erfgoed aanpakken.
Wij werken op twee sporen. Om de bereidwilligheid tot deelname aan het Renovatiepact te bevragen, heb ik dus een startmoment met ondertekening van een engagementsverklaring laten organiseren. Wij hadden gehoopt op minstens tien deelnemende organisaties, een beetje gedroomd van twintig, het zijn er uiteindelijk dertig geworden. En nog altijd vragen mensen of ze in tweede instantie kunnen deelnemen, als expert. We staan daarvoor open, want we werken graag met de sectororganisaties, omdat ze het terrein en de problematiek goed kennen.
Ik ben zeer tevreden over het engagement van de verschillende sectoren. Het gaat om de meest betrokken organisaties binnen het middenveld van de bouwsector, maar ook armoedeorganisaties en de Gezinsbond. Als we eenmaal beleidsmatige besluiten hebben, is het zeker interessant dat zij hun netwerk kunnen gebruiken, op een apolitieke manier, om kenbaar te maken welke regels, methodes, regelgeving en premies bestaan. Het gaat er gewoon om dat de boodschap wordt verspreid.
Wat de betrokken administraties betreft, zijn er al verschillende bilaterale contacten geweest, onder andere via het kabinet Wonen. Het is niet de bedoeling, zoals gezegd, om het agentschap Onroerend Erfgoed te betrekken. Het is de bedoeling om de bouwsector te activeren via bijkomende stimulansen voor woningbouw. Onroerend erfgoed en beschermde gebouwen zijn niet de primaire doelgroep, omwille van de specificiteit. Deze groep van gebouwen verdient onze aandacht, en ik wil eraan werken, maar ik wil het buiten dit pact houden, dat een grote doelgroep heeft.
We willen komen tot een breed gedragen Renovatiepact, door een beroep te doen op alle aanwezige expertise, vooral ook in een strak tijdskader. Het Vlaams Energieagentschap staat in voor de praktische organisatie van de werkgroepen en de inhoudelijke voorbereiding. Andere beleidsvelden, zoals Wonen-Vlaanderen en de sociale huisvestingssector, zullen experten afvaardigen naar de werkgroepen. Wij werken bottom-up, de voorstellen zullen dus uit de verschillende sectororganisaties en de administraties komen. Uiteraard geven wij de grote krijtlijnen weer. Maar we merken, ook in de gesprekken met die organisaties, dat zij heel goed weten wat er op het terrein leeft. Vaak weten ze ook wat de drempels zijn voor iemand om een huis of een dak te renoveren, of ramen te vervangen. Vaak zijn er psychologische drempels van belang.
Binnenkort vindt er een interessante studiedag van de SERV plaats, op 26 januari 2015. Het gaat over gedragseconomie. Soms zijn er onbewuste remmen om te renoveren. Er zijn goede premies en een energielening, en toch doen mensen het niet. Mensen hebben misschien niet graag werkmensen in huis. Er spelen soms andere zaken in hun hoofd dan wij denken. Engeland staat daar al verder in. Op 26 januari komen mensen van daar een zeer interessant Brits onderzoek toelichten. Ik volg het ook met bijzonder veel aandacht. In Groot-Brittannië is bijvoorbeeld op een bepaald moment gezegd dat in premies voor dakisolatie ook het opruimen van de zolder inbegrepen was. Dat bleek een grote drempel. Die psychologische effecten kunnen zeer bepalend zijn om tot actie over te gaan.
De vergaderdata en inhoud van de werkgroepen zijn gepubliceerd op de website van het Vlaams Energieagentschap. Iedereen kan de stand van zaken van de werkgroepen volgen. Op deze website zullen ook al de documenten die werden voorbereid, verslagen en interessante documentatie, kunnen worden teruggevonden. Ik raad ook alle commissieleden aan om die website in het oog te houden. Wij werken in extreme transparantie. Het einddoel is van belang.
Er is een strak tijdskader, zodat we deze legislatuur niet enkel het plan kunnen schrijven, maar ook nog kijken wat we nodig hebben om te implementeren. U vraagt terecht naar de budgettaire impact. Ik kijk heel sterk naar de derdepartijfinanciering. Maar ik zal moeten zien in welke mate dat lukt. Anders hebben we misschien ook de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), via waarborgen. Die puzzel zijn we aan het leggen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Zoals gezegd zal veel afhangen van het budget. In verband met de werkgroep financiering staan op de website de dertig externe partners opgesomd. Ik vind de bankensector daarbij niet terug. Worden zij ook betrokken?
We horen toch ook dikwijls dat de meeste banken weinig of geen aandacht schenken aan de terugverdientijd van energiebesparende investeringen ten gevolge van de EPB-regelgeving, maar dat ze uitsluitend rekening houden met het totale investeringsbedrag van het bouwproject.
Op dit moment hebben maar twee banken officieel het label van de Vlaamse overheid voor het verstrekken van energiezuinige leningen. Het is dus misschien wel interessant om daarover het gesprek aan te gaan met de koepel van de banksector.
In het najaar van 2014 hebt u aangekaart dat er op twee jaar tijd 20.000 premies minder werden aangevraagd voor dakisolatie. Gelet op het tijdspad 2020, waarbij elke huurwoning dakisolatie moet hebben, acht u het nodig dat de druk wordt opgevoerd en dat de mensen nog meer worden aangemoedigd om dakisolatie te plaatsen. Aangezien de premie al tien jaar hetzelfde bedraagt, hebt u aangekondigd dat u de premie zou hervormen, om de mensen zo nog meer aan te sporen. Minister, krijgt die werkgroep Financiering ook de opdracht om alle energiepremies onder de loep te nemen en te hervormen, of staat dat los daarvan?
Minister, u zegt dat we extreem transparant zijn. Dat is uiteraard zeer goed. Alle verslagen en dergelijke over waar de werkgroepen staan rond dat Renovatiepact komen op de site. Voorzitter, misschien is het interessant om de zes voorzitters van de zes thematische werkgroepen uit te nodigen in de commissie, om te horen welk werk er al is verzet. U kunt dan ongetwijfeld rekenen op onze inbreng. Wie weet kunnen wij ook nog een goede insteek geven of een aantal voorbeelden en dingen aankaarten die verder kunnen worden onderzocht. Onze fractie wil zeker haar schouder zetten onder het Renovatiepact.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat het Renovatiepact breed wordt gedragen en dat u bij organisaties en andere beleidsdomeinen zult kijken voor expertise.
Meer dan 11.000 monumenten, of liever gebouwen, zijn beschermd. De helft daarvan heeft toch ook een woonfunctie. Ik denk dat daar toch expertise te vinden is die bruikbaar is voor heel speciale gevallen.
Verder denk ik dat het breed gedragen Renovatiepact heel positieve gevolgen zal hebben voor het klimaat, het milieu en de bouwsector.
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil even ondersteunen wat de minister net zei, namelijk dat elementen van gedragspsychologie of consumentengedrag heel belangrijk zijn om het gedrag te veranderen inzake woningrenovatie in functie van energie-efficiëntie.
Ik was deze week op een studiemoment, een zeer interessante lunchmeeting, van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO). Daarbij werden ook elementen in die richting gesuggereerd. In de meeste grote bedrijven en consortia zijn tientallen mensen bezig met het onderzoeken van het gedrag van de consumenten. Maar als het gaat over energierenovatie zijn we vooral bezig met premies. Op zich is dat natuurlijk goed, maar er spelen dus veel meer dingen een rol waarom mensen bepaalde dingen wel of niet doen. Als je het puur rationeel bekijkt, is er geen enkele reden waarom mensen hun dak niet zouden isoleren. Maar in de feiten zien we dat nog heel veel mensen, één op vijf, dat niet doen. Ik wil het dus zeker ondersteunen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Ik heb gezegd dat ik de problematiek van de beschermde gebouwen wil aanpakken. Ik wil het even plaatsen. Er zijn 2,3 miljoen woningen, 3 miljoen gebouwen en 5000 à 6000 beschermde gebouwen met een woonfunctie. We proberen eerst de grote massa aan te pakken om nadien ook zeker naar het andere te kijken. Want u hebt gelijk: ook die gebouwen moeten we aanpakken. En daar kun je vaak nog een heel grote vooruitgang boeken. Doordat het om beschermde gebouwen gaat, zijn ze namelijk gemiddeld ouder en is de energie-efficiëntie eerder beperkt. Er kan daarin dus zeker nog grote vooruitgang worden geboekt. Ik wilde toch even de dimensie meegeven.
Ik heb er geen enkel probleem mee om de voorzitters van de werkgroepen uit te nodigen in de commissie. Ik heb zelfs een voorstel. Er zijn twee tussentijdse evaluaties gepland. De eerste vindt eind maart plaats. Misschien is het nuttig om het net na die eerste evaluatie te plannen, dan kunnen de werkgroepen al wat resultaten voorstellen. Ik geef dat gewoon mee. Uiteraard is het aan de commissie om het tijdstip te bepalen.
De dakisolatiepremies die zo fel gedaald zijn, zitten ook vervat in die financiële werkgroep. Het is belangrijk te weten dat Febelfin daarbij betrokken is. Ze maakt deel uit van de werkgroep Financiering. Via haar proberen we het kanaal te hebben van de banken. Dat vonden we van groot belang. Aarzel niet om input en tips door te geven, door middel van een parlementaire vraag of langs een andere weg. We staan heel erg open voor alle mogelijke zaken die ons kunnen helpen, zeker als het gaat over gedragsverandering. Ik weet dat Luc Peeters van het Vlaams Energieagentschap er ook was, maar ik heb nog geen feedback gekregen. Ik ga hem zeker vragen welke psychologische drempels er allemaal waren om werk te maken van energiebesparing.
Ik geloof echt dat we daar de komende jaren meer op moeten werken. Ik merk dat elke keer als ik in contact kom met mensen die bepaalde maatregelen nemen, of het nu bedrijven of gezinnen zijn. Bij elk gesprek komen er totaal andere argumenten aan bod, die vaak minstens even belangrijk zijn als de zaken waar ik aan dacht.
Vorige week heb ik een bezoek gebracht aan Siemens. Zij controleren het energieverbruik van bedrijven, en bijvoorbeeld ook van het Vlaams Parlement. Alleen monitoren blijkt vaak al een verlaging van 15 procent op te leveren, zonder dat er één maatregel wordt genomen. Men weet dat het verbruik in kaart wordt gebracht en constant wordt opgevolgd, met een zesmaandelijkse evaluatie. Daardoor is men zich er veel meer van bewust, en doet men bijvoorbeeld het licht uit als men een zaal niet gebruikt, dus eigenlijk zonder dat er echt maatregelen worden genomen. Dat is dan puur tussen de oren, het gedrag dat aangepast wordt. Er is dus zeer veel onontgonnen gebied op het vlak van gedragswijzigingen en wat de triggers zijn om tot een gedragswijziging te komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.