Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vraag om uitleg gaat over de meest recente cijfers van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) over huishoudelijk afval. In 2013 produceerden de Vlaamse huishoudens iets meer dan 3 miljoen ton afval. Dat betekent iets meer dan 500 kilogram per Vlaming per jaar, of 1,38 kilogram per dag. Op het eerste gezicht lijken deze cijfers hoog, maar als we ze vergelijken, dan merken we dat ze elk jaar dalen. Zo was er van 2012 naar 2013 een daling van 10 kilogram. In de pers heeft u de hoop geuit om dit jaar zelfs minder dan 500 kilogram afval per Vlaming te produceren. De hoeveelheid huishoudelijk afval is nog nooit zo laag geweest als in 2013, met name 147 kilogram per inwoner.
Minister, waar situeert Vlaanderen zich ten opzichte van Wallonië en andere landen inzake de hoeveelheid huishoudelijk afval die jaarlijks geproduceerd wordt? Voldoet dat aan uw verwachtingen en doelstellingen? Wat zijn volgens u de belangrijkste verklaringen voor de recente daling van de hoeveelheid huishoudelijk afval in Vlaanderen? Zult u extra acties ondernemen om de hoeveelheid huishoudelijk afval ook in de toekomst nog verder te reduceren? Kunt u tot slot de meest opmerkelijke verschillen tussen de Vlaamse lokale besturen inzake de hoeveelheid ingezameld restafval toelichten? Bent u van plan om, op basis daarvan, acties te ondernemen om die gemeenten die achterophinken, te stimuleren?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Minister, ik wil me vooral aansluiten bij de laatste vraag, in verband met de opmerkelijke verschillen tussen gemeenten. Het inzamelen van restafval gebeurt in de diverse gemeenten nog altijd op verschillende manieren. Er zijn de klassieke zakken voor restafval, maar in heel wat gemeenten werkt men ook met rolcontainers. De ene rolcontainer is bovendien gechipt en gelinkt aan het diftarsysteem (differentiatie tarieven), de andere dan weer niet.
Het verhaal doet de ronde dat waar men rolcontainers gebruikt, de hoeveelheid restafval hoger ligt dan waar men met zakken werkt. Bij een gechipte rolcontainer betaalt men een bepaald bedrag per kilogram, maar er zijn ook de niet-gechipte rolcontainers. Daarnaast zijn er ook voor de inzameling in de containerparken zelf verschillende systemen gangbaar in de diverse gemeenten. Is er volgens u een link tussen de manier waarop het afval wordt ingezameld en de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, de voorzitter wijst mij erop dat u het in uw vraag over ‘Wallonië en andere landen’ hebt. (Gelach)
Ik wil hier geen politieke rel ontketenen, verre van. Ik had misschien beter ‘ten opzichte van de regio Wallonië’ gezegd. (Opmerkingen)
Maar goed, we begrijpen uw vraag en we zullen er ook een antwoord op geven.
Collega’s, u weet dat Vlaanderen al jaren koploper is in Europa en zelfs daarbuiten inzake de selectieve inzameling van afval en lage restafvalcijfers. Een vergelijking met andere landen is niet altijd evident, omdat we dan ook de opsplitsing moeten maken van welk afval er allemaal wordt meegerekend. We kunnen wel proberen te vergelijken, en dat doen we ook.
We kunnen bijvoorbeeld vergelijken met Wallonië. In 2012 kwamen we in Vlaanderen uit op 445 kilogram per inwoner, in Wallonië was dat 455 kilogram per inwoner. Nederland rapporteerde voor 2013 499 kilogram huishoudelijk afval per inwoner. Bouw- en sloopafval wordt daar overigens telkens niet in meegenomen. Wij scoren dus goed, beter dan andere landen, ook als je kijkt naar wat wij selectief inzamelen.
Onze doelstellingen worden bepaald in het uitvoeringsplan Milieuverantwoord Beheer van Huishoudelijke Afvalstoffen. Daarin is sprake van maximaal 150 kilogram restafval per inwoner op Vlaams niveau. In 2013 was dat 147,7 kilogram. We zitten daar dus onder. Op gemeentelijk niveau gaat het over maximum 180 kilogram restafval per inwoner. In 2013 hebben maar tien gemeenten die doelstelling niet gehaald. Dan is er nog de doelstelling van maximaal 560 kilogram huishoudelijke afvalstoffen per inwoner op Vlaams niveau. In 2013 was dat 502,6 kilogram.
De sterke afnames doen zich voor bij enkele selectief ingezamelde stromen. Dat komt ten eerste doordat steeds meer gemeenten voor bepaalde selectieve fracties ook een retributie vragen, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dat zorgt op lange termijn voor een afname van twee van de grootste selectief ingezamelde fracties, namelijk bouw- en sloopafval en organisch-biologisch afval.
De afname van het organisch-biologisch afval wordt ook verklaard door het succes van het thuiscomposteren. In 2006 deed 41 procent van alle Vlamingen aan thuiscomposteren. In 2012 zaten we al aan 52 procent, tot zelfs 57,5 procent van de tuinbezitters.
Een tweede oorzaak is dat afvalstromen die een positieve economische waarde hebben, meer en meer hun weg vinden naar andere inzamelkanalen. Ik denk bijvoorbeeld aan inzamelacties voor het goede doel, metaalhandelaren, de papierslag, retoursystemen via de supermarkten of handelaars.
Een derde oorzaak is dat er steeds meer diefstallen van afvalstoffen worden gesignaleerd. Primaire grondstoffen worden schaarser en dus duurder. Dat betekent dat afvalstoffen die goed te recycleren zijn, ook wel eens gestolen worden. Er wordt regelmatig melding gedaan van diefstallen uit textielcontainers, stel u voor. Ook bij huis-aan-huisinzameling van papier en karton gebeurt dat. Zelfs PMD-zakken worden blijkbaar soms gestolen.
Bij het restafval zien we voornamelijk een afname van huisvuil. Dat wordt verklaard door het algemene principe van ‘de vervuiler betaalt’, het diftar-systeem, waarbij de burger meer bewust wordt van het afval dat hij produceert omdat hij daarvoor moet betalen. Er hangt een kostprijs aan vast. Sinds 1 juli 2013 zijn er minimum- en maximumtarieven van kracht voor de inzameling van huisvuil. Uit gegevens van de OVAM blijkt dat er een duidelijk verband bestaat tussen het tarief en de aangeboden hoeveelheid huisvuil. Opvallend daarbij is dat het gebruik van gewichts-diftar duidelijk het beste resultaat oplevert, mevrouw Peeters, terwijl dat niet noodzakelijk een hogere kost betekent voor de burger. De kostprijs is dan immers rechtstreeks afhankelijk van de manier waarop u sorteert.
De afname van het huisvuil is nog te verklaren door het feit dat er veel meer selectief wordt ingezameld. Steeds meer stromen worden apart ingezameld. Er zijn ook de afvalpreventie-initiatieven. Ik denk aan initiatieven om mensen bewust te maken om afvalarm te kopen.
Voor een verdere daling van de hoeveelheid restafval bestemd voor eindverwerking, zowel bij burgers als bedrijven, moeten we ervoor zorgen dat selectief ingezamelde fracties voor de aanbieders ook financieel voordeliger zijn dan restafval zodat dat ook een echte afzetmarkt kan vinden. Er wordt gewerkt aan een aangepaste en coherente mix van sensibiliserende, regelgevende, economische en planningsinstrumenten. We denken aan de producentenverantwoordelijkheid, heffingen, subsidies en afspraken over de rolverdeling in het afvallandschap, maar ook aan slimme logistieke concepten. Specifiek voor kunststoffen mikken we op een verhoogde selectieve inzameling van postconsumerkunststoffen. Het gaat over de harde kunststoffen, bioplastic en kunststofverpakking met het oog op recyclage.
We zijn ook volop bezig met de opmaak van een nieuw uitvoeringsplan, want het huidige loopt ten einde. Dat zal vanaf 2016 van kracht moeten zijn. In dat nieuwe uitvoeringsplan zullen ook bijkomende maatregelen worden opgenomen. Er zal worden toegespitst op de afvalstromen die het grootste aandeel uitmaken van het restafval, kunststof bijvoorbeeld, maar ook het organisch-biologisch afval. Nog een knelpunt is een betere sortering van het grof vuil. Natuurlijk moeten we over al die acties nog concrete beslissingen nemen, maar dat zijn allemaal zaken die we op dit moment bekijken en uitwerken.
Ik kom tot de Vlaamse gemeenten. Elke gemeente is anders. Zeker de externe factoren zijn anders, maar ook het lokale afvalbeleid. Externe factoren zijn bijvoorbeeld toeristen of gemeenten die heel veel tweede verblijven op hun grondgebied hebben. We weten allemaal dat in de zomermaanden de kustgemeenten overspoeld worden door afval. Dat is een voorbeeld van een externe factor. Ook de leeftijd van de bevolking, het aandeel appartementen en de gezinsgrootte kunnen meespelen, alsook of men met containers werkt. Mevrouw Peeters, ik zal de cijfers opvragen bij de OVAM over de gemeenten waar men rolcontainers gebruikt en wat het resultaat daarvan is. Ik zal navragen of men u die cijfers op die manier kan bezorgen. Ik kan opmaken uit de gegevens die ik heb, dat men effectief over die gegevens beschikt.
Wat doet men om een correctie, een soort van neutralisatie door te voeren? In een kustgemeente krijg je in juli en augustus een vertekend beeld. Daar past men correctiefactoren toe. Die zijn verschillend voor elke gemeente. Daarvoor is een theoretisch berekenmodel ontwikkeld. Maar als we dat allemaal neutraliseren, komt er toch nog een groot verschil in sommige gemeenten naar voren. De koplopers brengen slechts 70 kilogram restafval per inwoner voort, terwijl andere gemeenten nog steeds meer dan 180 kilogram afval per inwoner hebben. Dat kan worden verklaard door het in de gemeente gevoerde beleid. Zo scoren gemeenten die huisvuil inzamelen met toepassing van gewichts-diftar, het best. Bij de klassieke huisvuilzak zie je ook een verschil in hoe de tariefstructuur in elkaar zit.
Wat doen we om de gemeenten die hoog zitten, naar beneden te halen? Daarvoor is er een echte begeleiding op maat. De OVAM gaat in gesprek met die gemeenten en kijkt waar er nog mogelijkheden zitten. Dat werkt. Door die intensieve begeleiding is het cijfer van tien gemeenten die hoog zaten, ondertussen gezakt, maar het is weer gestegen. In 2012 waren er maar zes gemeenten en in 2013 zaten we weer aan tien gemeenten met een hoog cijfer. De oorzaak van die toename ligt in de stopzetting van een nasortering van het grof vuil in één specifieke intercommunale. Er is dus ook een impact van de intercommunales op het gemeentelijk resultaat. Hoewel we tien minder goede gemeenten hebben, blijft het getal nog altijd het laagste dat we ooit hebben gehaald.
Er zijn geen middelen om gemeenten die goed sorteren, te danken of te stimuleren. Wel zijn in het verleden heel wat initiatieven genomen, namelijk projecten om gemeenten te stimuleren om allerlei dingen te doen. Het gaat meestal om projecten die worden opgestart en dat beleid wordt nadien voortgezet. Dat blijft resultaat geven. Zo hebben wij heel wat containerparken gesubsidieerd. Op dat vlak hebben wij onze verantwoordelijkheid genomen. Ook onrechtstreeks word je beloond als gemeente omdat de afvalfactuur die de gemeente moet betalen, veel lager is als je minder afval inzamelt in je gemeente.
Mevrouw Peeters, wat uw concrete vraag betreft of er meer afval wordt ingezameld in gemeenten waar men afvalcontainers gebruikt dan in die waar men huisvuilzakken gebruikt, zal ik checken of men u gegevens tot op dat niveau kan bezorgen. Als dat zo is, krijgt u die zo spoedig mogelijk.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor uw zeer uitvoerig antwoord. Ik heb zeer positieve zaken genoteerd over ons afvalbeleid in Vlaanderen. We zijn en blijven koploper inzake het selectief inzamelen van afval. Ook stijgt het percentage van thuiscomposteren. Een derde positieve noot gaat over de innovatieve technieken. Ook op dat vlak kan Vlaanderen koploper zijn. Ik verwijs naar het Materialendecreet. Die positieve punten mogen zeker eens aan bod komen in deze commissie.
Ik meen me te herinneren, minister, dat de OVAM van oordeel was dat, om nog betere cijfers te kunnen halen, nog te veel recycleerbaar materiaal belandt bij het grof vuil of in onze huisvuilzak. Daar zou nog selectiever te werk kunnen worden gegaan. De OVAM zou daarvoor een sorteeranalyse van het huisvuil uitvoeren. Is die analyse gebeurd? Is het mogelijk om die resultaten te bezorgen aan de commissie?
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Ik wil u ook danken voor uw antwoord, minister. Als er bijkomende cijfers zijn, is het zeker interessant om te kijken of er een verschil is tussen de gemeenten.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, die sorteeranalyse die de OVAM zou maken, heeft alles te maken met het feit dat men volop wil inzetten op sensibiliseren. Zo wil men mensen bewustmaken van wat waar hoort en hoe het selectief moet worden ingezameld. Ik zal vragen of die resultaten al bekend zijn. Ik weet dat niet op dit moment. Die gegevens heb ik niet bij. Ik weet niet of ze nog bezig zijn met het analyseren van afvalzakken. Maar ik zal het vragen en het bezorgen.
De bedoeling is natuurlijk om de burger aan de hand daarvan nog betere informatie te kunnen geven en nog beter te leren wat selectief kan worden ingezameld. Een initiatief dat al genomen is, en dat in het begin soms wat hard aankwam bij de consument, is dat het grof huisvuil niet meer zomaar gratis wordt afgehaald aan huis. Veel mensen waren daarmee niet zo tevreden. Maar dat hoort bij de aanpak om mensen ervan bewust te maken dat je niet zomaar alles bij het grof vuil kunt plaatsen, dat je er ook mee terecht kunt in de kringloopwinkel. Dat past ook in de filosofie dat we het op dat vlak nog beter moeten doen.
Dank u, minister. Ik wil nog even mijn persoonlijke ervaring in onze gemeente meegeven. Wij zamelen harde plastics al lang in. Vroeger moesten wij als gemeente bijdragen om die af te voeren. Vandaag geeft de industrie 300 euro per ton om de harde plastics te verwerken. Er is een mentaliteitswijziging, ook dankzij het Materialendecreet, om met de afvalstromen nieuwe grondstoffen te creëren. We gaan de goede weg op om uit het grof huisvuil meer te halen en het te hergebruiken. Vlaanderen is inderdaad koploper. We moeten verder op die ingeslagen weg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.