Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, excuseer mij wanneer ik wat technisch word in de vraagstelling. Sommige vragen kunnen echter niet op een andere manier worden gebracht.
In artikel 4.2.24, paragraaf 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt de mogelijkheid ingeschreven tot het verkrijgen van een regularisatievergunning, zijnde een stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning die tijdens of na het verrichten van vergunningsplichtige handelingen wordt afgeleverd.
Artikel 4.4.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet in de mogelijkheid tot het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning die betrekking heeft op een vergunningsplichtige functiewijziging van een gebouw of een gebouwencomplex, waarbij wordt afgeweken van de bestemmingsvoorschriften, voor zover voldaan is aan bepaalde voorwaarden.
Ten eerste moet het gebouw of het gebouwencomplex op het ogenblik van de aanvraag beantwoorden aan alle hierna volgende eisen: het gebouwencomplex bestaat, het is niet verkrot, het is hoofdzakelijk vergund – dat is belangrijk voor later – en het is niet gelegen in ruimtelijk kwetsbare gebieden, met uitzondering van parkgebieden en agrarische gebieden met ecologisch belang en in recreatiegebieden.
De tweede voorwaarde luidt dat de functiewijziging voorkomt op een door de Vlaamse Regering vast te stellen lijst. Die lijst werd vastgesteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen.
Het probleem dat zich voordoet voor vergunningsverlenende overheden is dat het niet mogelijk is om een regularisatievergunning te verlenen voor zonevreemde functiewijzingen ingevolge artikel 4.4.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, waarin staat dat het enkel kan worden verleend indien het gebouw of gebouwencomplex waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hoofdzakelijk vergund is.
Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat voor een landbouwbedrijf gelegen in agrarisch gebied dat zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning werd herbestemd als opslagplaats voor een stukadoor of een dierenasiel geen regularisatievergunning kan worden verkregen, in tegenstelling tot andere vergunningsplichtige werken, waarvoor op grond van artikel 4.2.24, paragraaf 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wel een regularisatievergunning kan worden verkregen.
Vaak zijn lokale, vergunningsverlenende overheden wel bereid om een regularisatievergunning te verlenen voor zonevreemde functiewijzigingen, maar de Vlaamse Codex voorziet niet in die mogelijkheid. Dat leidt soms tot de absurde situatie dat een lokale overheid of een raadsheer aan de speler in kwestie adviseert om het eerst in de oorspronkelijke staat te herstellen en dan opnieuw de aanvraag te doen.
Er zijn enkele arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen die deze problematiek onderschrijven. Minister, ziet u hier ook een anomalie in de regelgeving? Bent u bereid om na te gaan of dat kan worden aangepast, zodat voor een zonevreemde functiewijziging wel een regularisatievergunning kan worden verleend?
Minister Schauvliege heeft het woord.
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening heeft een regeling uitgewerkt voor zonevreemde constructies, met een aantal mogelijkheden tot verbouwen, uitbreiden en herbouwen. Daarnaast zijn ook zonevreemde functiewijzigingen mogelijk mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, om te vermijden dat er van alles en nog wat mogelijk wordt.
Door de basisrechten voor zonevreemde constructies kun je afwijken van bestemmingsvoorschriften die zijn vastgelegd in ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg. Het is dan ook logisch dat de codex daar een aantal heel strikte voorwaarden aan koppelt. Het blijft immers een uitzonderingsmaatregel.
Een van de voorwaarden is dat het hoofdzakelijk vergund moet zijn. De voorwaarde dat de constructie hoofdzakelijk vergund moet zijn, heeft niet enkel betrekking op het gebouw zelf, maar ook op de functie van dat gebouw. Al sedert het decreet van juli 2002 wordt klaar en duidelijk gesteld dat de vergunningstoestand niet enkel bouwfysisch wordt bekeken, maar ook qua functie.
In toepassing van deze regeling heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen al enkele arresten uitgesproken waarin werd bevestigd dat zonevreemde functiewijzigingen enkel mogelijk zijn voor hoofdzakelijk vergunde constructies. Indien de functiewijziging reeds werd doorgevoerd vooraleer de nodige vergunning werd aangevraagd, is geen regulariserende vergunning mogelijk.
Een echte anomalie noemen we dit niet. Dat is bewust zo gepland. De onmogelijkheid om een regularisatievergunning te verlenen was de uitdrukkelijke bedoeling van de decreetgever. En dat is natuurlijk het parlement. Zoals reeds gezegd, is de regeling voor zonevreemde constructies een uitzonderingsmaatregel die aan strikte voorwaarden moet worden gekoppeld. Dat is geen strak keurslijf. De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening biedt heel wat mogelijkheden aan eigenaars om te verbouwen, te herbouwen, uit te breiden en naar de functie te kijken.
Artikel 4.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet in de mogelijkheid van een regularisatievergunning. Ook daar zijn bepaalde voorwaarden aan gekoppeld. U vraagt of ik de regelgeving wil aanpassen. Het is natuurlijk aan het parlement als decreetgever om dat aan te passen, als het vindt dat er anomalieën zijn. Volgens mij zijn die er niet. Het is bewust nogal strikt toegepast. De basisfilosofie is een oplossing te bieden voor situaties die heel onrechtvaardig overkwamen, maar anderzijds toch niet de deur open te zetten voor van alles en nog wat. Op die manier hebben we een goed evenwicht gevonden, om een aantal eigenaars wier woningen zonevreemd zijn of geworden zijn, mogelijkheden te geven. Nogmaals, als de decreetgever vindt dat dat verder moet worden opengesteld, dan kan dat altijd, maar ikzelf ben daar geen voorstander van. We hebben een goed evenwicht.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik ga ermee akkoord dat niet alles moet kunnen en dat we daar voorzichtig mee moeten omgaan. Die voorzichtigheid wordt ook gewaarborgd door het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 met de lijst met mogelijke, toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen.
We hebben tamelijk veel arresten van de Raad voor Vergunningsbetwistingen doorgenomen. Heel vaak gaat het om mensen die iets hebben gekocht zonder goed te weten wat daar is gebeurd, mensen die te goeder trouw hebben gehandeld. Ook al bestaat er bestuurlijke empathie, conform de lijst die door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, toch gaan we naar een absurde realiteit. Het moet in oorspronkelijke staat worden herdaan.
Volgens mij is en blijft het belangrijk – voor ik als bescheiden en simpel parlementslid een voorstel doe – om daar verder de problematiek te bekijken. U kunt desnoods met de mensen op het terrein, met de advocaten, met Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw of de Raad voor Vergunningsbetwistingen, een gedachtewisseling opzetten. Het is een serieuze problematiek.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Het is altijd goed om aan de hand van concrete zaken een globale tekortkoming te detecteren en tot een bijsturing te komen. We moeten wel opletten dat we de regelgeving niet aanpassen op basis van een beperkt aantal concrete situaties. Daar ben ik geen voorstander van. Als we ergens een tendens vaststellen, moeten we dat bekijken. We zijn altijd bereid om te leren. Daarvoor is het nuttig en nodig dat de zaken worden opgelijst zodat we kunnen oordelen of het probleem structureel is.
Het is nog niet tot bij mij doorgesijpeld dat er een probleem is. Als u een pak concrete voorbeelden hebt, kunt u mij gerust op de hoogte brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.