Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Veys heeft het woord.
Sociale distributieplatformen stonden aangegeven in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA). Deze richten zich op de lokale of regionale logistieke inzameling van voedseloverschotten bij veilingen, supermarkten, bedrijven enzovoort, om op een voedselveilige manier verspilling te vermijden en voedseloverschotten te herverdelen en te bezorgen aan voedselhulp- en sociale organisaties, en al dan niet een tijdelijke stockage te voorzien. Dit wordt telkens in een bepaalde regio toegepast. In het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding wordt beschreven dat de Vlaamse Regering onderzoekt hoe de werking van de sociale distributieplatformen als een optimaal verdeelkanaal structureel verankerd kan worden. Tot eind juni 2021 liepen er vijf projecten inzake sociale distributieplatformen, en die werden voortgezet tot 2025.
We krijgen vanuit verschillende initiatieven de boodschap dat er minder voedsel is om te verdelen, terwijl de vraag niet is gedaald. Dat is een groot probleem. Dat heeft vooral te maken met het feit dat het magazijnbeheer van veel supermarkten geoptimaliseerd wordt, vaak met de hulp van vrijwilligers van voedselinzamelinitiatieven. Het heeft ook te maken met de FEAD-middelen (Fund for European Aid to the Most Deprived), een Europees verhaal waarbij de Federale Regering bevoegd is en dat wat slabakt. Dat betekent dat de voedselpakketten kleiner worden en de tekorten groeien. Verenigingen en gemeenten moeten steeds meer zelf investeren om de vraag nog te kunnen volgen, wat op lange termijn onhoudbaar is, zeker gezien de hoge armoedecijfers.
Minister, wat is de stand van zaken van de doelstelling om de sociale distributieplatformen structureel in Vlaanderen te verankeren, zoals beschreven in het VAPA? U ging het onderzoeken. Hebt u het onderzocht en wat is uw conclusie?
Vanaf 2025 stoppen de in 2021 uitgereikte projectsubsidies vanuit Vlaanderen voor de voedselhubs. Die hebben een verschil gemaakt in doorstart of uitbreiding van meerdere Foodsaversnetwerken. Daarvoor alvast mijn complimenten aan u. Zullen deze subsidies verlengd en/of structureel verankerd worden?
Er zijn twee referentieregio’s in het zuiden van Oost-Vlaanderen, de Vlaamse Ardennen en de Denderstreek, waar tot nu toe, voor zover mijn informatie reikt, geen initiatiefnemer werd gevonden. U antwoordde op mijn schriftelijke vraag van 24 oktober 2022 hieromtrent dat uw engagement om voor deze regio’s een subsidie toe te kennen, wel blijft bestaan. Wat is de stand van zaken hieromtrent? Hoe is het daar verder verlopen?
Vanuit het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) werd er een werkingsbudget verdeeld over een aantal koepelorganisaties in België ter ondersteuning van begeleidende maatregelen voor voedselhubs. Voor Vlaanderen zijn er drie organisaties geselecteerd na een oproep van de federale programmatorische overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie, namelijk de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), die de koepelfunctie opvangt van het Foodsaversnetwerk, Welzijnsschakels en de Sint-Vincentiusvereniging. Op welke manier zullen deze begeleidende maatregelen worden ingevuld? Hoe verhoudt u zich tegenover de Europese en federale steun? Zullen er vanuit Vlaanderen eveneens extra investeringen komen aanvullend op deze middelen? Wordt de uitrol van de maatregelen op een of andere manier door Vlaanderen gecoördineerd op het terrein?
Hoe ziet u de rol van de voedselhulpinitiatieven in de ruimere strategie voor armoedebestrijding vandaag en in de toekomst? Op welke manier kunnen voedselorganisaties beter ingezet worden in het structureel wegwerken van armoede bij mensen die over de vloer komen? Met andere woorden: wat hebben we deze legislatuur geleerd?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Veys, dank u wel voor de vraag. De doelstelling tot bovenlokale verankering was een van de twee centrale doelstellingen van de projectoproep sociale distributieplatformen naar voedselhubs, waarvoor 2,4 miljoen euro uit het relanceplan Vlaamse Veerkracht werd uitgetrokken.
In de praktijk zien we een vrij divers verhaal. In Limburg zijn al grote stappen tot lokale verankering gezet. De meeste lokale besturen in die provincie hebben afspraken met en engagementen tegenover het daar actieve platform Depot Margo. Op andere plaatsen zien we dat die beweging moeizamer verloopt. Binnen het lerend netwerk van de distributieplatformen worden rond dit thema expertise en ervaringen uitgewisseld. Er is ook overleg met de VVSG hieromtrent.
De huidige subsidies lopen tot eind november 2025. Het komt natuurlijk de volgende Vlaamse Regering toe om beslissingen ter zake te nemen, maar een verlenging is op dit ogenblik niet in het vooruitzicht gesteld. De projecten zijn daarvan op de hoogte, en dat was ook bij de toekenning van de subsidies zo gesteld.
Daarom wordt vanuit mijn administratie in het lerend netwerk van de distributieplatformen sterk gewezen op het belang van de lokale structurele verankering van hun werking, zowel inhoudelijk als budgettair.
Uw derde vraag gaat over Oost-Vlaanderen. Ik blijf ter zake bij mijn engagement. Midden vorig jaar vond een overleg plaats tussen mijn kabinet en enkele geïnteresseerde actoren uit de regio om af te toetsen wat de mogelijkheden en randvoorwaarden voor die subsidie waren. Eerder dit jaar werd in opvolging van dat gesprek gepolst naar de stand van zaken. Ik stel vandaag vast dat er op het terrein heel wat goede wil aanwezig is, maar dat er zich op dit ogenblik nog geen initiatiefnemer aangemeld heeft om in die regio’s van start te willen gaan met een distributieplatform.
Ik kom dan bij uw vierde vraag. De middelen waarover het hier gaat, worden federaal verdeeld, door de POD Maatschappelijke Integratie, net zoals het FEAD-fonds, dat ook via het ESF+ wordt gefinancierd en voorziet in de aankoop van voeding om via de provinciale voedselbanken te verdelen. Wij zijn, als Vlaamse overheid, niet betrokken geweest bij deze oproep, noch bij de voorbereiding, noch bij de selectie. Ik heb de aanvragen ook niet te zien gekregen. Ik kan dus niet aangeven hoe de maatregelen zullen worden ingevuld. Vlaanderen heeft hierin dan ook geen coördinatietaak of bevoegdheid.
Ik kom dan, tot slot, bij uw laatste vraag. Voedselhulp is, in mijn ogen, een noodzakelijk gegeven in het armoedelandschap, maar jammer genoeg een noodzakelijk gegeven. Ik zou het omschrijven als een noodzakelijke symptoombeschrijving. Mijn steun aan die organisaties kan daarom gezien worden als ‘onder protest’.
Voedselhulp is op zich geen armoedebestrijdingsmaatregel. Voedselhulp zal immers niemand uit de armoede halen. Het is, jammer genoeg, een noodzakelijke aanvulling van tekorten elders. Structurele armoedebestrijding gaat, voor mij, maar ik denk ook voor alle experten en het middenveld, over mensen voldoende middelen, kansen en ondersteuning bieden zodat ze hun leven zelf in handen kunnen nemen en in hun behoeften kunnen voldoen. Dat is een andere visie dan te zeggen dat we via dit soort initiatieven voor de mensen zelf moeten bepalen hoe ze moeten worden geholpen. Ik ben ook benieuwd naar uw inzicht ter zake, collega Veys. Er is een interessant artikel verschenen in een tijdschrift, genaamd SamPol – dat u goed kent, denk ik – waarin professor Cantillon en een aantal anderen heel wat stof tot nadenken over dat thema meegaven.
De organisaties zelf kunnen natuurlijk wel een rol spelen. We stellen immers vast dat voeding mensen wel uit hun huis lokt, bij manier van spreken, dat het een manier kan zijn om contacten te leggen. In die zin bereiken die organisaties dan mensen die zelfs door OCMW’s of andere hulpverleningsinstanties niet noodzakelijk gekend zijn. De voedselorganisaties kunnen daardoor voor deze mensen een ontmoetingsplek vormen, inzetten op persoonlijke netwerkversterking en de brug proberen te leggen met het reguliere hulpverleningslandschap. Dat is ook het geval voor een aantal initiatieven die noodondersteuning geven aan mensen in dak- of thuisloosheid. Dat is natuurlijk niet alleen de puur materiële dienstverlening maar ook de morele en mentale dienstverlening en het netwerk dat daar wordt aangeboden. Let wel: dat hulpaanbod mag geen drempel verhogen of een voorwaarde zijn voor de toegang tot noodhulp.
Daarnaast wordt in de voedselhubs ook de link gelegd met de sociale economie door tewerkstelling in die voedselhubs. Voor die mensen kan dat natuurlijk wel structureel het verschil maken, maar die schaal is daar een stukje beperkter want het gaat over tewerkstelling.
De heer Veys heeft het woord.
Nu, er zitten twee SamPol-columnisten in de zaal, dus ik ken het zeer degelijke magazine zeker goed. Daar hebt u gelijk in.
Het denken rond voedselherverdeling heeft de laatste jaren een evolutie gekend. Een paar jaar geleden werd iemand die in een container dook om voedsel dat nog consumeerbaar was en werd weggegooid, te recupereren, nog vervolgd voor diefstal in Gent, in Oost-Vlaanderen. Ondertussen, vandaag, zijn de meeste voedselverdeelinitiatieven, de oude voedselbanken, getransformeerd tot sociale kruideniers, waarbij mensen die kwetsbaar zijn, meer keuze wordt gegeven, meer ‘ownership’, meer ‘actorschap’. Dat is een heel belangrijk emancipatorisch principe binnen de armoedebestrijding. Voedseloverschotten hebben ook met verspilling binnen het vrijemarktprincipe te maken. Het is een goede zaak dat we dat opvangen. Ook daar hebben wij, niet enkel in Kortrijk, maar in de hele regio, een regio van meer dan 300.000 inwoners, een project kunnen bekomen, Food Act 13, waarbij inderdaad die koppeling en activering gebeurd zijn. Dat is een heel belangrijk project, waarbij het gaat over logistiek. Ik denk dat onze logistieke sector heel veel nood heeft aan extra werkkrachten, dat zijn essentiële vaardigheden.
Ik ben wel wat teleurgesteld om te horen dat er in de Vlaamse Ardennen en de Denderstreek – ik denk dat toch zeker in die Denderstreek de noden bij heel veel gezinnen heel hoog zijn – helaas, zoals ik meen te concluderen, de lokale besturen de stap niet zetten om een project op te zetten. U zei dat er daar veel goede wil op het terrein is. Ik neem aan dat u dat, zoals ik, een zeer jammere zaak vindt, maar ik wou u ook graag vragen of u daar contact gehad hebt met – u bent natuurlijk ook lid van de partij – lokale besturen op het terrein om hen aan te sporen om hier mee aan de slag te gaan. Hebt u dat actief bepleit? Als u zegt dat er goede wil op het terrein is, wat bedoelt u daar dan precies mee? Zijn dat dan de lokale besturen? Zijn dat dan eerder de centra algemeen welzijnswerk (CAW's)? Het zou wel handig zijn om dat te weten.
Tot slot: ik denk wel dat dit een essentieel deel van een armoedebestrijdingsbeleid is. Dit gaat over het bestrijden van bestaansonzekerheid, over bestaanszekerheid. Ik weet dat u het zo niet bedoelt als u zegt dat voedsel mensen uit hun kot lokt. Als je honger hebt, ga je natuurlijk op zoek. Mensen in armoede zijn natuurlijk iedere dag bezig met overleven. Ik vind dat een beetje een vreemde redenering, maar het geeft wel aan dat dat ook kan leiden tot het versterken van de toegang tot de sociale rechten.
U zegt dat er geen vooruitzicht is op verhoging. Betekent dat dat u van mening bent dat er geen voortzetting in het vooruitzicht wordt gesteld? Bent u van mening dat de voortzetting van die middelen vanuit de Vlaamse overheid niet nodig is? Bent u daar dan geen voorstander van? Mag ik dat zo, al dan niet, concluderen? Het zou een groot verlies zijn. Tot eind november 2025 is er wel nog wat tijd om eventueel een verlenging te bekomen vanuit de Vlaamse Regering, maar vergeet ook niet dat mensen die werken op basis van projectsubsidies en die een paar maanden voor de afloop nog geen nieuws gekregen hebben, vaak andere oorden gaan opzoeken. Dat zou toch wel een heel slechte zaak zijn voor al die mooie initiatieven die bijna overal in Vlaanderen actief zijn.
Ik heb nogmaals een bijkomende vraag. Ik begrijp uw punt over het klassieke onderscheid tussen warme en koude hulp, waarbij koude hulp via geld en automatische systemen eigenlijk te verkiezen is. Het is natuurlijk wel zo dat er op dit moment een tekort is, en dat de rijen, wanneer het gaat over voedseldistributie, dat ook tonen. Dat is trouwens een van de grote punten die in het stuk van Bea Cantillon in SamPol worden aangehaald, die zelfs een groot deel van het stuk uitmaken. Haar kritiek gaat ook heel vaak over het verstrekken van voedselpakketten, waar er, zoals u inderdaad zelf zegt, een zekere verschraling is.
Maar als je kijkt naar de voedselhulp die er vandaag wordt geboden, dan zie je dat er wel een grote diversifiëring is. Ik ben gaan kijken naar de projecten waar SAAMO mee bezig is. Dan gaat het over: stadsakkers; zelfpluktuinen, waarbij je dus mensen toegang geeft tot groen, tot het ‘in touch’ zijn met hun voedsel, tot een zekere vrijetijdsbeleving; circulaire voedselhulp; sociale projecten waarbij voedseloverschotten worden verduurzaamd door mensen die zelf in een precaire werksituatie werken; sociale economie die eigenlijk een stukje breder gaat; en inderdaad sociale kruideniers, waar er bijvoorbeeld ook een diversifiëring is van prijs.
Ja, dat aanbod is altijd minder uitgebreid dan wanneer men de gemiddelde Delhaize binnengaat, maar het biedt een antwoord op een nood die er vandaag is, en het biedt het op een andere manier dan pakweg tien jaar geleden. Je ziet dat die diversifiëring ook in hun financiering is gebeurd. Die mensen en die projecten hebben de eis gekregen om ervoor te zorgen dat ze bijvoorbeeld met klaverbladfinanciering werken. Daar zijn ze allemaal op ingegaan. Maar het is wel duidelijk dat dit soort projecten altijd de steun van de Vlaamse Regering nodig zal hebben.
Als u het hebt over de tegenstelling tussen warme en koude hulp: als dat heel erg naar steden en gemeenten wordt doorgeschoven, zoals het met wel meer noden en sociale hulp gebeurt, zal er een tekort komen in die zogezegd koudere, maar structureel zo belangrijke hulp die aan gezinnen wordt geboden.
Ik heb eigenlijk een gelijkaardige vraag, maar die bijvoorbeeld ook gaat over hoe u die diversifiëring ziet. Hoe ziet u het evenwicht in de toekomst tussen een financiering via de Vlaamse Regering en via lokale overheden? Die mensen gaan zelfs naar andere financieringen op zoek, op den duur.
Hoe kunt u ervoor zorgen dat een hulp die – denk ik – niemand hier als preferabel ziet, maar die nu ontzettend hard nodig is, wel kan worden voortgezet? Want, inderdaad, op het moment dat men op projectsubsidies blijft werken, krijgt men op den duur ook een precarisering van projecten die heel inventief werken, die met talent werken. Van het moment dat men te lang wacht om subsidies te verduurzamen – dat weet u ook –, gaat een sector verschralen, en dan is al dat talent weg, en gaat dat elders in de arbeidsmarkt op, zeker met een krappe arbeidsmarkt als vandaag.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Groothedde, collega Veys, dank u wel voor de opmerkingen en vragen. Om te beginnen, het is niet omdat ik zeg dat het symptoombestrijding is, dat ik zeg dat het niet noodzakelijk is, jammer genoeg. Dat is ook de betekenis van de term ‘onder protest’. Het zijn de organisaties die eigenlijk onder protest dit soort zaken doen en aangeven dat dit niet nodig zou mogen zijn. Het is jammer genoeg wel nodig, en we moeten daar dus ook initiatieven rond nemen. De vraag is dan natuurlijk wie welke bevoegdheid ter zake heeft. Als het gaat over dit soort steun, materiële steun, voedselhulp, is dat in wezen OCMW-bevoegdheid. Dat is ook de reden waarom de POD Maatschappelijke Integratie in de financiering betrokken is. Wel hebben we gezegd dat we daar vanuit Vlaamse Veerkracht een extra impuls aan willen geven, een impuls waarvan vanaf het begin is gezegd dat dit een eenmalig iets is en zou aflopen. De structurele verduurzaming op bovenlokaal niveau was vanaf het begin ook een van de twee doelstellingen van de projectsubsidie. Daar werkt men dus aan, ook in het lerend netwerk dat we vanuit Vlaanderen blijven faciliteren.
Dat daar een grote diversiteit aan initiatieven is gegroeid, is absoluut waar. Ik moedig dat ook aan. Dat gaat inderdaad van sociale kruideniers tot pluktuinen. SAAMO, dat we daarvoor structureel ondersteunen, heeft daar inderdaad ook een mooie rol in te spelen. Er zijn heel mooie evoluties bezig, die we ook vanuit SAAMO ondersteunen, en die vanuit het lokale beleid kunnen worden ondersteund complementair aan hetgeen vanuit de OCMW-bevoegdheid gebeurt. Daar gaan we dus zeker verder mee aan de slag.
Of er na november 2025 nog een financiering vanuit Vlaanderen moet komen, is een open vraag, denk ik. Het zal ook niet ik zijn die daarover beslist, toch niet in deze legislatuur. We zullen dat dus moeten bekijken. Ik vind dat dat debat moet worden bekeken op het moment dat de situatie concreet duidelijk is. Ik wil ter zake wel geen verwachtingen creëren. Op dit moment zeggen we dus dat dat in november 2025 stopt. Het is zeker geen voorafname op een structureel subsidiekader geweest. Dat was vanaf het begin ook heel transparant en helder.
Ik denk dus dat we het eigenlijk eens zijn over de doelstelling. Misschien verschillen we van mening over wie wat ter zake moet doen. Ik denk wel dat de hoofdverantwoordelijkheid ter zake ligt bij de OCMW’s, de lokale besturen, en bijgevolg dus ook bij de POD. Wij werken ondersteunend, ook met dat lerend netwerk.
Er is nog één ding. Collega Veys, waarop doelde ik toen ik het had over structureel armoedebeleid versus symptoombestrijding? Ik zat gisteren in een debat met uw collega en fractieleidster Hannelore Goeman. We hadden het over een gerelateerd onderwerp, namelijk voeding op school. Dat is een bekend debat hier. Het ging ook over de kostprijs van het in alle scholen gratis aanbieden van warme maaltijden, wat blijkbaar het standpunt van Vooruit is. De vraag was hoe dat moet worden gefinancierd. Het antwoord was dat dat deels via de kinderbijslag zou gaan. Dat is toch wel een andere visie op structureel armoedebeleid. Dat is namelijk zeggen dat men niet de middelen geeft aan de gezinnen om daarmee aan de slag te gaan en beslissingen te nemen, maar dat men eigenlijk in de plaats van gezinnen gaat beslissen wat belangrijk is voor hun kinderen. En daarvoor passen wij. Dat is een gerelateerd onderwerp, maar natuurlijk niet het voorwerp van uw vraag. Maar ik ben wel benieuwd naar uw persoonlijke visie ter zake.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik heb u deze vraag gesteld: wat hebben we deze legislatuur daarover geleerd? Ik heb daar niet echt een duidelijk antwoord op gekregen. Ik vroeg of u er persoonlijk voorstander van bent dat we die middelen de volgende legislatuur voortzetten. U zegt dat u daar niet op wilt vooruitlopen. Het is uw goed recht om dat te antwoorden.
Ik ga niet spreken over noodkreten, maar er zijn wel grote bezorgdheden van al die projecten op het terrein. Men heeft schrik dat, wanneer die ondersteuning na 2025 wegvalt, een aantal van de Vlaamse foodsavers hun activiteiten gaan moeten stopzetten of sterk inperken. Dat kan ertoe leiden dat een hele groep mensen in voedselarmoede niet meer gaat geholpen worden en dat er opnieuw heel wat vers voedsel noodgedwongen op de afvalberg terecht zal komen, wat ook heel jammer zou zijn. Als we spreken over structurele armoedebestrijding en slim overheidsbeleid, dan zijn die foodsavers een perfect voorbeeld van transversaal beleid. Dat staat niet in hun titel, maar dat komt er wel op neer.
U moet zorgen voor een transversaal armoedebestrijdingsbeleid in deze regering. Dat gaat over tewerkstelling, dat gaat over armoedebestrijding, en dat gaat ook over duurzaamheid. Ik kan enkel maar concluderen dat er nu niet gewerkt is aan een mogelijk financieel kader om dat structureel verder te zetten. Dan is het wel wat zuur om in beleidsnota’s te vermelden dat voedselherverdeling belangrijk is en dat die foodsavers en die voedselbank een meerwaarde zijn. Binnenkort zal daar niets meer tegenover staan vanuit Vlaanderen.
Het is een beetje hetzelfde als met die gezinscoaches: lokale experimenten werken goed, Vlaanderen beslist om het overal te testen, men maakt een studie, men zet het experiment op, men laat het lopen, en finaal zegt u dat de OCMW’s en de lokale besturen het maar moeten doen. Ik denk niet dat dat de beste manier is van armoedebestrijding. Op dat vlak blijf ik – ik zeg dat zonder enige ironie – toch wat op mijn honger zitten. Ik denk dat we dit op het Vlaamse niveau structureel moeten opnemen. Ik hoop dat uw partij daar een partner in kan zijn in de volgende legislatuur. Zolang die noodhulp nodig is, moeten we zorgen dat die gegarandeerd is. Ik denk dat dat een basistaak is van alle overheden in dit land.
De vraag om uitleg is afgehandeld.