Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over verpleegkundigen die via een interimkantoor of als zelfstandige werken in woonzorgcentra
Verslag
De heer Anaf heeft het woord.
Mijn vraag is ingegeven door de toch wel wat straffe cijfers van het departement waaruit bleek dat de groep zorg- en verpleegkundigen die als interimmer of zelfstandige aan de slag gaan in onze woonzorgcentra, in vergelijking met vorig jaar verzesvoudigd is. Vandaag zouden er 2290 voltijdsequivalenten (vte’s) op een dergelijke manier aan de slag zijn, terwijl het vorig jaar nog maar om 345 vte’s ging. Het zou vandaag dus gaan om 7 procent van de totale groep zorg- en verpleegkundigen. Ik moet zeggen dat dit een echo is van wat ik ook al een tijdje uit de sector hoor, maar deze cijfers waren toch wel echt heel straf: maal zes op één jaar tijd is toch iets om in de gaten te houden.
Daarbij is vooral interimarbeid populair waarbij interimmers hun diensten aanbieden via een gespecialiseerd kantoor. Dat heeft natuurlijk een aantal voordelen voor de betrokken zorg- en verpleegkundige, namelijk dat ze per opdracht kunnen worden ingezet, zo kunnen kiezen om bijvoorbeeld geen avond- of weekendwerk te doen, en ze vaak ook nog extralegale voordelen krijgen zoals bijvoorbeeld een bedrijfswagen. Eigenlijk bieden ze hun diensten op uur- of dagbasis aan bij een woonzorgcentrum. Ze nemen dan zo jobs aan van enkele dagen of weken en worden vaak ingezet als vervangingen voor het regulier personeel, als dat uitvalt. Het komt vaak voor dat een verpleeg- of zorgkundige ontslag neemt bij een zorgvoorziening om dan niet lang daarna opnieuw aan de slag te gaan bij diezelfde voorziening. Dat is ook iets wat ik al van een aantal directies van woonzorgcentra heb gehoord, dat het iets is waar ze heel moeilijk tegenop kunnen. Ze krijgen die mensen terug binnen maar dan vanuit een interimkantoor onder andere voorwaarden. Dat zorgt bij de andere mensen van het personeel voor, op zijn minst, toch wel wat opgetrokken wenkbrauwen.
Dat systeem werkt uiteraard ook in op de personeelstekorten die er in de zorg zijn, waardoor zorgvoorzieningen vaak ook niet anders kunnen dan meegaan met dat systeem en die interimmers en zelfstandigen toch aannemen, ondanks het feit dat het veel duurder is voor de organisatie. Woonzorgcentra betalen tot twee keer zoveel voor zo’n tijdelijke kracht. Dat heeft een serieuze impact op de werking van een woonzorgcentrum, ook op de bestaande personeelsleden die wel vast in dienst zijn, omdat zij vaak ook de moeilijke uren toch nog moeten nemen, maar ook op de budgettering van de zorgvoorzieningen.
Maar het zet ook de kwaliteit van de zorg onder druk, omdat ze op het einde van de rit – de financiële middelen zijn wat ze zijn – die middelen niet kunnen inzetten voor andere investeringen, bijvoorbeeld voor nieuwe infrastructuur of voor verbetering van de zorg. Ouderen worden ook elke week met ander personeel geconfronteerd, en het is essentieel in de zorg dat je een band kunt opbouwen met diegene die u verzorgt en met diegene die je zelf verzorgt.
Ik heb een aantal vragen omdat ik me echt wel ongerust over die evolutie maak.
Wat kunt u doen om die praktijk van het massaal inzetten van interimarbeid en zelfstandigen in de zorg te stoppen, of om ervoor te zorgen dat dit niet verder omhoog gaat? Op welke manier wilt u het tij keren en ervoor zorgen dat interimarbeid niet de norm wordt in onze zorgsector?
Ten tweede, op welke manier wilt u het beroep van zorg- of verpleegkundige aantrekkelijker maken zodat het personeel niet naar interimkantoren gaat om betere loon- en arbeidsvoorwaarden te zoeken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik heb een vraag over dezelfde thematiek. Uit de cijfers van het Departement Zorg blijkt dat het aantal zorg- en verpleegkundigen dat als interim of zelfstandige aan het werk is in een woonzorgcentrum, op een jaar tijd maar liefst verzesvoudigd zou zijn, van 345 vte’s vorig jaar tot 2290 op vandaag.
Projectsourcing wordt sinds 2023 niet meer gefinancierd vanuit Vlaanderen. Interimverpleegkundigen daarentegen wel, omdat dat aanbod ook inspeelt op acute tekorten die er, spijtig genoeg, ook op veel plekken binnen de woonzorgsector zijn. Die regeling werd ook tijdelijk uitgebreid met interimzorgkundigen en zelfstandige zorgkundigen en zelfstandige verpleegkundigen. Die maatregelen zijn in juli vorig jaar verlengd tot 30 juni van dit jaar.
Nu, werkkrachten die op zelfstandige basis werken of via een interimkantoor, zijn veel duurder voor de woonzorgcentra. Doordat de vraag naar verpleegkundigen zo groot is, kunnen ze hogere lonen onderhandelen en interimbureaus geven de verpleegkundigen vaak ook bijkomende aantrekkelijke voorwaarden, zoals een bedrijfswagen. Niet zelden nemen verpleegkundigen in loondienst ontslag om later via een interimkantoor of als zelfstandige in hetzelfde woonzorgcentrum terug aan de slag te gaan. Vaak krijgen ze zo een aantal extralegale voordelen, maar daarnaast hebben ze op deze manier zelf veel meer vat op hun werkplanning.
Interimpersoneel is, volgens de regelgeving, natuurlijk bedoeld voor specifieke noden en daarvoor is die interimarbeid ook nodig. Dat er meer en meer interimpersoneel wordt ingezet in de woonzorgsector, zet de sector erg onder druk en heeft diverse negatieve gevolgen. Ik noem er maar enkele. Enerzijds zijn er de kosten voor het woonzorgcentrum zelf, want doordat er meer middelen naar personeel gaan, wordt de druk op de prijzen groter en blijven er minder middelen over voor andere omkadering. Ook voor de collegialiteit onder medewerkers is dat natuurlijk geen goede zaak. Last but not least zijn er de gevolgen voor de bewoners zelf. Door het grote verloop komt de continuïteit van zorg met de zo belangrijke vertrouwde gezichten op de helling te staan.
Dat er een verdienmodel zit achter het inzetten van interimwerknemers in woonzorgcentra, is onethisch, stelt Zorgnet-Icuro. Woonzorgcentra worden immers gefinancierd vanuit Vlaanderen om mensen die daar nood aan hebben, de nodige kwalitatieve zorg te kunnen bieden. Het Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO) stelt dan weer vragen over de verplichte verpleegkundige permanentie die er in de woonzorgcentra moet zijn, en waar, door het tekort aan werkkrachten, niet altijd aan kan worden voldaan, maar daar komt vandaag vanzelfsprekend ook weer onze grote bekommernis bij naar kwaliteit voor zorg en de nabijheid van zorg wanneer mensen die nodig hebben.
Ik heb een aantal vragen, minister.
Ten eerste, hoe reageert u op de sterke groei van het aantal verpleegkundigen dat werkt via een interimkantoor of als zelfstandige?
Twee: bent u in overleg met de sector, met het beleidsdomein Werk en met het federale niveau om te bespreken hoe, enerzijds, de inzet van interimmedewerkers mogelijk is in het kader van de personeelstekorten, maar dit, anderzijds, niet een structurele manier van personeelsinzet wordt waarbij de kosten voor de woonzorgcentra de hoogte ingejaagd worden en bewoners minder vertrouwd zijn met de medewerkers?
Minister Crevits heeft het woord
De regelgeving omtrent interimarbeid is – zoals u wellicht beiden weet – gedeeltelijk een federale materie, wat betreft de arbeidsrechtelijke aspecten en deels een Vlaamse materie, wat betreft de private arbeidsbemiddeling. Collega’s, de bevoegdheid om interimcontracten te reguleren via het arbeidsrecht – via de regelgeving en het toezicht op de private arbeidsbemiddeling – ligt bij de federale minister van Werk. Als het over private arbeidsbemiddeling gaat, is de Vlaamse minister van Werk bevoegd. Dat is trouwens ook zo voor de projectsourcing.
Binnen mijn eigen bevoegdheid is de financiering het enige instrument waarop ik kan inspelen als het gaat over interimarbeid. Ik heb als minister, dat weet u, collega Anaf, de projectsourcing al uitgesloten van financiering. Dat wordt niet overal op gejuich onthaald, maar ik ben toch blij dat ik het doe. De sector zelf vraagt aan de Vlaamse overheid om interimpersoneel te blijven financieren in de basistegemoetkoming zorg. Zij vragen wel om interim- en projectwerk in de zorg aan banden te leggen – heb ik begrepen – in een memorandum, niet alleen in de woonzorgcentra, maar ook in de ziekenhuizen. Maak u geen illusies, het is niet zo dat enkel de woonzorgcentra problematisch zijn. In de ziekenhuizen, in de hele zorgsector is het een probleem. Ik ben zeker bereid om dat te bekijken. Ik heb trouwens ook al als enige binnen mijn bevoegdheden een beslissing genomen.
Persoonlijk stimuleer ik veel liever alternatieven zoals het cowerkgeverschap. Ik weet niet of u dat kent? Bij cowerkgeverschap wordt een medewerker tewerkgesteld bij meerdere werkgevers, bijvoorbeeld deeltijds in een ziekenhuis en deeltijds in een woonzorgcentrum. Zo kan een medewerker meer variatie krijgen in de job en ook meer uren presteren, indien deze een contractuitbreiding wenst. Ik sta dus positief ten aanzien van tewerkstellingsvormen die een antwoord bieden op de vraag naar meer variatie en flexibiliteit van werknemers en zodoende een alternatief kunnen bieden voor interimarbeid.
Ik heb de werkgevers en vakbonden van de ouderenzorg ook gevraagd om bij cao een kader te scheppen rond dat cowerkgeverschap omdat ik daar toch wel perspectieven in zie in heel wat van onze sectoren voor de toekomst.
Wat doen we? Ik zet op vele manieren samen met de sociale partners in op het aantrekkelijker maken van de job. De belangrijkste getuige hiervan is het zeer ambitieuze VIA 6-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord).
Met VIA 6 werd een budget van 577 miljoen euro vrijgemaakt voor koopkracht, kwaliteitsmaatregelen, extra personeel en een actieplan voor de zijinstroom. We hebben het hier al vaak over gehad. Ik ga niet alle maatregelen herhalen. Ik zie trouwens een belangrijke rol weggelegd voor innovatie betreffende de arbeidsorganisatie.
Dan wat betreft het overleg: ik zie dat het aantal interimzorgkundigen en interimverpleegkundigen stijgt. Voor de zorgkundigen spreken we over een stijging van 103 voltijdse jobs naar 775 en voor de verpleegkundigen van 213 naar 944. Hierbij zijn twee referteperiodes bekeken: de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2022 en de periode van 1 juli 2022 tot 30 juni 2023. Op een totaal van 32.300 medewerkers in onze woonzorgcentra gaat het nog altijd om een relatief kleine groep, maar de stijging van interimmedewerkers in de zorg is verontrustend.
Interimarbeid kent een sterk gereguleerd kader, met een zestal motieven waarvoor een beroep kan worden gedaan op uitzend- of interimarbeid. Op zich heb ik er niets tegen, die mensen springen in wanneer het vast personeel tijdelijk is uitgevallen en ze zijn zeer waardevol. Het is echter wel een sterk signaal als meer en meer medewerkers in dienst van een woonzorgcentrum ontslag nemen en vervolgens kiezen voor het interimstatuut.
Kwaliteitsvolle bewonerszorg betekent een vast zorgteam van gekwalificeerd personeel en dagelijks vertrouwde gezichten. Daarenboven liggen de kosten voor zorgvoorzieningen om interimmensen aan te werven een stuk hoger dan de gewone loondienst en de loonsubsidie. Ook voor de betaalbaarheid is de aangroei van interimpersoneel dus niet zo’n goede zaak.
Ik ben zeker bereid om zowel met de sector als met mijn Vlaamse als federale collega’s rond de tafel te zitten en te bekijken welke mogelijkheden zij zien om de trend een halt toe te roepen. Idealiter wordt dezelfde regeling toegepast in de federale zorgsectoren, om uitstroombewegingen te vermijden. Dat deed ik het afgelopen jaar al rond projectsourcing in de zorg, waar overigens weinig bereidheid gevonden werd door de ministers die bevoegd zijn voor Welzijn om een eensgezind standpunt in te nemen.
Ik heb trouwens een antwoord van minister Vandenbroucke in een federale commissie teruggevonden. Hij zei: “Laat me beginnen met te zeggen dat projectverpleging an sich geen probleem vormt. De projectverpleegkundigen bestaan als profiel om te functioneren in goed afgebakende projecten om de kwaliteit van de zorg te verbeteren of ter ondersteuning van innovaties. Problematisch is wel het oneigenlijke gebruik ervan. Ik heb al aangegeven dat ik me daarover samen met de werkgevers en de vakbonden zorgen maak.”
Ja, ik maak me al lang zorgen. Ik heb het ook uitgesloten bij onze voorzieningen. Het zou natuurlijk veel aangenamer zijn als we daar een gezamenlijk standpunt over zouden kunnen innemen, maar het is een moeilijke kwestie.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Uiteraard is het iets wat ons op alle niveaus in de zorgsector zorgen doet baren. Als daar maatregelen worden genomen, ben ik er ook een voorstander van om dat in overleg te doen. U zegt zelf ook dat op zich een beperkt aantal interims niet zo’n groot probleem zijn. Je gaat die nodig hebben om de gaten in te vullen. Alleen is deze evolutie heel zorgwekkend omdat het zo snel stijgt. Dan rijst de vraag zich toch hoe we dat tot een einde zullen brengen. Hoe gaan we daar iets aan doen? U hebt het dan over die ‘projectsourcing’, die uitgestoten is via de financiering. Ik vraag mij dan af of daar al enige resultaten rond zijn, of is dat te recent ingevoerd om in de cijfers te kunnen zien? Wat verwacht u daarvan? Verwacht u dat we de stijging toch wat gaan aftoppen?
In de reacties op het artikel met de cijfers van het departement zag ik dat er onder andere door Zorgnet-Icuro werd aangegeven dat we misschien toch eens moeten kijken of de kwaliteitskaders wat meer gereguleerd kunnen worden. Het gaat hier inderdaad over overheidsgeld dat naar verkeerde zaken gaat. We weten allemaal wat voor een grote uitdagingen er op ons afkomen om de zorgsector in de toekomst betaalbaar te houden, zeker met de vergrijzing. We moeten er dus wel voor zorgen dat alle middelen die naar de zorg gaan op een efficiënte manier worden ingezet. Het is dus iets waar we ons met z’n allen heel erg bewust van moeten blijven, en waar we er samen voor moeten zorgen dat dit niet verder exponentieel blijft toenemen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is weer zo’n thema waar we allemaal dezelfde bezorgdheden over delen, waarbij het heel gemakkelijk is om te zeggen dat we er bezorgd over zijn, maar waar niemand een kant-en-klare oplossing op de tafel kan leggen, want dan was die er natuurlijk al heel lang geweest.
Het doet zich natuurlijk voor op alle niveaus, minister. We stellen hier de vraag over woonzorgcentra, omdat dat een Vlaamse bevoegdheid is, maar dat is evengoed een problematiek die zich stelt binnen de ziekenhuizen. Daar hebt u ook gelijk in. Dat zorgt voor een heel moeilijk spanningsveld, ook bij de werkgevers. Enerzijds hebben die dat nodig om te kunnen voldoen en om hun bezetting te hebben. Daarom vragen ze om dat alsjeblieft toe te laten, want anders hebben ze nog grotere problemen. Anderzijds doen ze dat met zo’n argwaan, en zo tegen hun zin, en met lange tanden om die mensen in te zetten, omdat ze weten dat het de druk hoog zet op de collegialiteit, dat het minder vertrouwd is voor de mensen, dat het hun financiële situatie onder druk zet, en dat is supermoeilijk.
Ik was laatst ergens op bezoek, en daar zei een directielid mij dat ze de afweging maken of ze het nog doen, of liever een afdeling sluiten, omdat ze eigenlijk niet het gevoel willen hebben dat ze daaraan toegeven. Ze weten dat het een vicieuze cirkel is, en dat het alsmaar erger wordt.
Minister, ik voel wel wat voor oplossingen zoals u ze naar voren schuift, zoals dat cowerkgeverschap. Ik vind het belangrijk om te weten waarom al die mensen die nu in de zorgsector werken, ontslag nemen en dan overstappen op interimarbeid. Waarom doen zij dat? Doen zij dat om meer afwisseling te hebben? Doen zij dat voor de werkuren? Doen zij dat voor de financiële verloning? Doen zij dat voor de extralegale voordelen die eraan vasthangen? Of is dat omdat ze denken dat ze die voordelen hebben, maar dat het in de praktijk veel minder financieel oplevert?
Minister, op welke manier wordt daar onderzoek naar gedaan? Wat zijn de drijfveren voor mensen om dat te doen? Want dan kunnen we er natuurlijk ook wel op een betere manier op inspelen.
Ik wil namens mijn fractie aansluiten. De vaststelling dat het gebeurt, en de kosten die daaraan hangen, moeten ons zorgen baren. Ik denk dat dat een juiste analyse is, want men gaat meer betalen voor hetzelfde.
Ik wil een aantal opmerkingen namens onze fractie en collega Geerinckx maken. Er is een verzesvoudiging op een jaar tijd. Er is iets aan de hand. Het is niet zo dat men uit de sector vertrekt. Men blijft in de sector. Men gaat zelfs hetzelfde werk doen, en in een aantal gevallen bij dezelfde werkgever blijven, alleen in een ander statuut. Dat is natuurlijk de olifant in de kamer.
Waarom doet men dat? Als we heel eerlijk zijn, dan komt er iets bovendrijven dat in dit land een gigantisch probleem is, namelijk het verschil tussen het bruto- en het nettoloon, met overwerk, nachtwerk, shiftenwerk. Als men in dit land werkt, dan is wat de werknemer uiteindelijk overhoudt, te weinig. Dus kiezen die mensen ervoor om dezelfde job te gaan doen als zelfstandige, waarbij ze een aantal kosten hebben die ze kunnen inbrengen als beroepskosten en bijgevolg netto meer overhouden. Daarover gaat het. Dat is het geval in deze sector, maar ik vrees dat we dat ook in andere sectoren nog veel meer zullen zien gebeuren. Voor de N-VA is dat absoluut een prioriteit. We hebben hier een kanarie in de koolmijn die ons signaleert dat mensen netto meer willen overhouden van de job die ze doen.
We hebben de federale wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG) die bepaalt wie wat mag doen en wie welke begeleiding mag doen, ook maaltijdbegeleiding. Ik denk dat we ook kritisch moeten kijken naar wie we voor welke taken kunnen en mogen inzetten, ook naar de ratio aan verpleegkundigen ’s nachts en welke taken zij al dan niet doen. Het gaat over aanwezig zijn en of zij er effectief moeten zijn. Ook daar moeten we durven naar kijken, zonder in te boeten aan veiligheid en kwaliteit, laat me daar duidelijk over zijn.
Collega Schryvers heeft er ook al naar verwezen en ik wil ook de vraag stellen. Er zijn exitgesprekken met die mensen. Waarom doet men dit? Is dat vanwege de flexibiliteit en het meer de eigen uren kunnen bepalen, meer kunnen weigeren, terwijl men nu met sterk wisselende roosters werkt waardoor mensen moeilijk afspraken buiten het werk kunnen maken? Ik denk dat we daar effectief naar zullen moeten kijken.
Een laatste issue dat ik wil aanhalen, minister, is in welke mate men in dit systeem geen schijnzelfstandige is. Schijnzelfstandigheid is een vorm van sociale fraude die we kennen. Als men zelfstandige is en men werkt voor één werkgever, dan kan dat eigenlijk niet. Ik weet niet in welke mate daar op dit moment al enig zicht op is.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega's, het is een thema dat de gemoederen al vaker heeft beroerd en dat nog niet echt opgelost is.
Collega Schryvers, het is een lastig vraagstuk. Directies zijn enerzijds tegen de toename van interimarbeid maar toch kiezen ze er ook wel voor om de continuïteit te garanderen. Veel van de redenen liggen ook in de flexibiliteit. Wij hebben over de uitstroom een onderzoek lopen bij het steunpunt. Het is belangrijk dat we daarnaar kijken.
Cowerkgeverschap biedt het grote voordeel dat het een alternatief is voor de voordelen die interimarbeid biedt, omdat men meer variatie in de job kan steken en meer uren kan presteren. Ik vind dat een heel waardevol alternatief. Bij het onderzoek wordt gepolst naar de kwantiteit maar sinds begin dit jaar ook bij elk ontslag van deelnemende organisaties naar de reden van dat ontslag. Zo krijgen we een beetje een zicht op waarom mensen vertrekken.
Dan, collega's, zijn er opmerkingen gemaakt rond fiscaliteit en het verschil tussen werken en niet werken. Schijnzelfstandigheid is een terecht punt. Dat kan natuurlijk ook gehandhaafd worden door de minister van Werk. Ik denk dus echt dat het belangrijk is dat we daarbij over de beleidsniveaus heen kijken hoe we kunnen ingrijpen, zonder de noodzakelijke flexibiliteit die er is aan banden te leggen. Ik heb daarnet trouwens ook aan mijn medewerkster gevraagd of er een verband is tussen het feit dat we projectsourcing verboden hebben, en de stijging van de interim verpleegkundigen. Het zou natuurlijk kunnen zijn, doordat we het ene niet doen – omdat het duurder is –, dat we daarbij een stijging gaan hebben. Maar dat weten we dus nog niet precies, daar kunnen we nog niet echt de vinger op leggen.
De heer Anaf heeft het woord.
Het is in elk geval iets om met ons allen heel nauw op te volgen, denk ik. Want het zou echt de uitzondering moeten blijven, en het zou inderdaad moeten gaan over flexibele inzet als er vast personeel tijdelijk uitvalt. Daarover zou het moeten gaan. We moeten er echt voor waken dat we op een bepaald moment niet in een situatie komen waarbij er gewoon geen vaste krachten meer gevonden worden en alle taken of veel taken door interimarbeid worden overgenomen, want dan zijn we veel te veel aan het betalen voor de zorg die inderdaad nodig is.
Er zijn ook een aantal organisaties waarvan we weten dat ze er laakbare praktijken op nahouden. Ik herinner me het verhaal van Altrio die met ‘lokverpleegkundigen’ werken, waarbij de interimkrachten de opdracht kregen om als ze ergens in een woonzorgcentrum actief waren, zoveel mogelijk mensen te overtuigen om ontslag te geven en ook bij de interim te komen werken. Er zijn een aantal uitwassen die we echt wel moeten proberen te beteugelen. Maar ik ben het met u eens, minister, dat je daar niet één wonderoplossing voor hebt. Maar het is wel echt iets om ons zorgen over te maken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is inderdaad een problematiek die heel wat bekommernissen met zich meebrengt, want we vinden dat interimarbeid mogelijk moet zijn, maar wettelijk zijn daar natuurlijk een heel aantal voorwaarden aan gesteld die specifiek voorzien waarvoor dat ingezet kan worden, en we moeten er ook voor zorgen dat het daarbij blijft. Want als het meer en meer de bovenhand neemt, zet het druk op het financiële en op de collegialiteit op de werkvloer. En we weten dat de zorgsector zo mooi is om in te werken. De collegialiteit is daar ook uitermate belangrijk, omdat er natuurlijk met specifieke werkuren van nachten en weekends gewerkt moet worden. En wanneer sommigen dat niet doen, zet dat natuurlijk meer druk op anderen.
Ik noteer, minister, en vind dat wel heel interessant, dat u zegt dat er bij het steunpunt een onderzoek loopt en er nu aan iedereen die zijn ontslag geeft ook de vraag gesteld wordt waarom dat gebeurt. Ik ben toch wel heel geïnteresseerd in de antwoorden daarop, want dat kan ons mogelijks heel wat leren: waarom ze al dan niet uit de zorg stappen, maar ook waarom ze al dan niet de stap zetten van een vaste arbeidsovereenkomst binnen een zorgvoorziening naar interimwerk.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.