Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, dit is een opvolgvraag over iets waar ik eerder al een aantal vragen heb gesteld. We herinneren ons dat er door de regering werd beslist om te evolueren naar één adoptiedienst. Daartoe werd een oproep uitgeschreven door het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA). De uiterlijke datum voor indiening was 2 mei 2023. Toen werden er twee aanvragen ingediend. Die aanvragen zijn geëvalueerd door het VCA. De aanvraag van Het Kleine Mirakel is als beste naar voren gekomen.
Daaropvolgend werd er door VIA – een nieuwe dienst, het samengaan van FIAC-Horizon en Ray of Hope – bezwaar ingediend. Dat bezwaar is besproken op een zitting van een adviescommissie. Het advies kwam er in het begin van november. Dat week af van de oorspronkelijke beslissing om Het Kleine Mirakel te erkennen. In de regelgeving staat opgenomen dat, als het advies afwijkt van de initiële beslissing, de definitieve beslissing door de minister wordt genomen.
Op mijn vraag om uitleg van twee of drie weken na het advies, hebt u geantwoord dat die vraag op uw bureau klaarlag. We zijn alweer een beetje verder, dus ik ben zeker benieuwd naar de stand van zaken in het dossier. Het lijkt ook alsof er wat onrust is bij mensen die geadopteerd zijn, bij ouders die ooit adopteerden, omdat er werknemers van oude adoptiediensten intussen zouden zijn tewerkgesteld bij het VCA, of daarnaar gedetacheerd zouden zijn.
Dat zijn natuurlijk mensen die een zeker expertise hebben opgebouwd in het verleden. Op zich heb ik er niets op tegen dat de expertise van het VCA wordt versterkt. U hebt er zelf ook eerder naar verwezen dat die expertise niet altijd even groot was, als die bij de mensen die bij de vzw’s werkten. Tegelijkertijd roept het een aantal belangrijke vragen op.
Mijn vragen zijn de volgende. Hebt u een beslissing genomen omtrent de eventuele erkenning van een organisatie, of de definitieve niet-erkenning van de organisaties, om deze adoptiedienst te vormen? Zo ja, over welke beslissing gaat het? op basis waarvan hebt u die beslissing genomen, die keuze gemaakt?
Hebt u weet van de overstap van een aantal personeelsleden naar het VCA, hetzij als werknemer, hetzij als gedetacheerde? Hoe analyseert u die situatie? Er zijn klachten van adoptieouders en geadopteerden die al zijn ingediend, of die ingediend zouden worden bij het VCA, over mogelijk frauduleuze adopties. Het VCA behandelt die klachten. Dat is een taak van het VCA. Maar vandaag zouden die klachten dus behandeld worden door mensen, of collega’s van mensen, die vroeger tewerkgesteld waren in adoptiediensten die mogelijk die eventueel frauduleuze adopties hebben georganiseerd. Denkt u dat dit een correcte manier is om tewerk te gaan met dit delicate dossier? Hoe kunt u garanderen dat die klachten correct zullen worden behandeld? Wat is precies de stroom voor die klachten? Welke aanpak stelt u daar voor?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor uw vraag. Ik begrijp dat de vraag van collega Katja Verheyen een schriftelijke vraag wordt. (Opmerkingen)
Zo is het dus opgelost. Ik moet kijken dat ik op de juiste vragen antwoord. Collega Van den Bossche, wat de erkenning van de interlandelijke adoptiedienst betreft, heb ik op 15 december 2023 mijn voorstel van aanpak aan de regering gepresenteerd. Kort voordien was er het advies van de adviescommissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG), waarin het bezwaar van VIA over het voornemen tot erkenning van Het Kleine Mirakel gegrond is verklaard.
De Vlaamse Regering heeft op dat moment beslist om de geplande hervormingen, zoals voorzien in het wijzigingsdecreet interlandelijke adoptie dat op 15 december 2023 principieel is goedgekeurd, onverminderd voort te zetten, om in dat decreet een grondige grondslag te voorzien voor een uitvoeringsbesluit, op basis waarvan Opgroeien een nieuwe oproep kan lanceren en vergelijkend kan veroordelen. Het ontwerp van decreet is door de Vlaamse Regering na advies van de Raad van State op 6 april – dat is dus zeer, zeer kort geleden – definitief goedgekeurd.
Collega’s, ik hoop dat dit ontwerp van decreet volgende week kan worden geagendeerd in deze commissie. De regeling der werkzaamheden is al gebeurd, dus dat is goed.
Mijn voorstel van aanpak is dat er tot aan de erkenning van een nieuwe interlandelijke adoptiedienst geen nieuwe bemiddelingsovereenkomsten meer worden opgestart. Tegelijk hebben we afgesproken om een tachtigtal wachtende kandidaat-adoptanten die al een bemiddelingsovereenkomst hadden, zo vlot en zo kwalitatief mogelijk verder te helpen.
Daarvoor was een tijdelijke versterking van het agentschap Opgroeien noodzakelijk. Het is correct dat het Vlaams Centrum voor Adoptie daartoe eind 2023 contact heeft opgenomen met de voormalige erkende adoptiediensten. Als resultaat daarvan is binnen het Vlaams Centrum voor Adoptie een deelteam adoptiebegeleiding ingericht, dat bestaat uit een viertal personen die voordien instonden voor begeleiding van kandidaat-adoptanten vanuit de adoptiediensten. Het gaat uitsluitend om psychologen en maatschappelijk werkers met profielen die tot dan toe niet aanwezig waren binnen het Vlaams Centrum voor Adoptie. Deze mensen werken nu onder de directe verantwoordelijkheid van het VCA.
Uw derde vraag is wel belangrijk, collega Van den Bossche, want het is ook voor mij een zorg. Wat de klachtenbehandeling betreft, wil ik twee zaken aanbrengen. Eerst en vooral: de vrees dat mensen die gisteren bij diensten werkten waarover klachten binnenkomen, en die vandaag bij het VCA werken en daardoor misschien wel hun eigen klachten behandelen, hadden wij ook. Vandaar dat we aan het agentschap de garantie gevraagd en van hen ook gekregen hebben dat deze medewerkers een apart team vormen met een zeer afgelijnde opdracht en dat zij op geen enkele wijze deelnemen aan de andere activiteiten van het VCA, zoals de trajectbegeleiding, de screening en de samenwerking met de herkomstlanden, de goedkeuring van kindtoewijzingen of de onderzoeken naar wanpraktijken uit het verleden. Deze mensen hebben bijgevolg ook geen toegang tot de informatie en documenten die hierop betrekking hebben. Zij hebben enkel toegang tot de tachtig adoptiedossiers waarvoor zij de praktische en psychosociale omkadering bieden.
Ten tweede, wat de klachtenprocedure in het algemeen betreft, heb ik in december ook aangegeven dat de volledige klachtenprocedure onder de loep moet worden genomen via een audit, om te komen tot een aanpak waarin kandidaat-adoptanten het volste vertrouwen hebben. Audit Vlaanderen heeft ons laten weten deze week het ontwerp auditrapport aan Opgroeien te bezorgen met de vraag om hun opmerkingen op het rapport en een voorstel van ontwerp van actieplan voor de aanbevelingen te formuleren. Een bespreking zou dan eind april kunnen plaatsvinden waarna de eerste helft van mei zou kunnen worden gebruikt voor de finalisering en de verspreiding van het rapport.
Ter informatie, collega’s, is het wel nuttig om alle ontvangen meldingen tijdens januari en februari mee te geven. Ik kom tot de volgende aantallen. Er zijn er uit België 21: één adoptieouder, zestien geadopteerden en vier geboorteouders. Uit Brazilië: twee geadopteerden. Uit Chili: twee geadopteerden. Uit China: één geadopteerde en één adoptieouder. Uit Ethiopië: 21 adoptieouders en vier geadopteerden.
Ik zal dit overlopen. Dat is voor het verslag wel belangrijk.
Uit Frankrijk tien in totaal, acht geadopteerden en twee keer de geboortemama. Uit Ghana: één geadopteerde. Uit Guatemala: één geadopteerde. Uit Guinee: twee adoptieouders. Uit Haïti: één geadopteerde en één adoptieouder. Uit India: 28 geadopteerden. Uit Zuid-Korea: negentien geadopteerden. Uit Nederland: één geadopteerde. Uit Rwanda: zes geadopteerden. Uit Vietnam: vier geadopteerden. Uit Polen: één adoptieouder. Uit Bolivia: één geadopteerde. Uit Congo: één adoptieouder. Uit Nepal: één geadopteerde. Uit Thailand: één geadopteerde. En dan zijn er nog drie meldingen – twee geadopteerden en één adoptieouder – waarvan het herkomstland onbekend is.
Dat is het overzicht, collega’s, van het aantal meldingen dat we hebben gekregen. Dat is niet onaanzienlijk. Het gaat vooral over mensen die informatie willen. Zij hebben dat recht en we hebben ook gegarandeerd dat we hen op weg zullen helpen. Maar dat betekent, collega Van den Bossche, dat we door het feit dat ik me geëngageerd heb om op basis van het nieuwe decreet de oproep te doen, eerst het decreet moeten goedkeuren vooraleer we die nieuwe oproep effectief kunnen lanceren. Maar dat kan na goedkeuring zeer snel gaan.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Puur praktisch zou het misschien fijn zijn als u uw antwoord eventjes kon doorsturen of overmaken, want ik heb natuurlijk niet al die cijfers kunnen noteren.
Ik heb ze meegegeven voor het verslag. Eigenlijk is dat een schriftelijke vraag, maar tegen dat die beantwoord is, zijn we weer zoveel weken verder. Vandaar dat ik nu uitzonderlijk de aantallen voorgelezen heb.
Ik heb de vraag om uitleg ook al een aantal keer uitgesteld op vraag van de collega, dus ik zat ook een beetje geprangd met de tijd, maar het zou wel fijn zijn als ik alle informatie kan krijgen.
Uw timing: begrijp ik goed dat u nog niets zegt over de inhoud van dat auditrapport? Is dat omdat u dat niet mag of kunt? Op zich lijkt het immers wel interessant om te weten wat de essentie van het rapport zou zijn. Sowieso is het heel goed dat die procedure onder de loep is genomen. Ik neem aan dat u ervoor kiest om van al die meldingen, want dat zijn er inderdaad heel wat, de onderzoeken pas te laten plaatsvinden wanneer de procedure helemaal op punt staat. Iedereen die een melding heeft gemaakt, zou in principe vertrouwen kunnen hebben in die procedure. Ik vermoed dat u eerst die procedure afwerkt, en dan eventueel communiceert omtrent de aard van die procedure, zeker ook met de mensen die meldingen binnen hebben gezonden, om dan pas van start te gaan met die onderzoeken. Zo kan men ervoor zorgen dat mensen vertrouwen kunnen hebben in de manier waarop dat onderzoek gebeurt.
U onderkent terecht, daar ben ik ook blij om, dat het natuurlijk niet evident is dat mensen die eventueel destijds hebben meegewerkt aan die adopties waar nu meldingen rond worden gemaakt, tewerkgesteld zijn door het VCA op het moment ook dat die klachten zouden worden behandeld. U hebt daar wel gezegd dat het een afgelijnde en ook tijdelijke opdracht is. U spreekt van een tijdelijke versterking. Mag ik ervan uitgaan dat er om die reden ook geen overlap zal zijn in de tijd waarin zij zijn tewerkgesteld op het VCA en de periode waarin die onderzoeken gebeuren? Ik begrijp natuurlijk dat u zegt dat het een andere opdracht is, maar die mensen delen wel een werkvloer. Ik denk dus dat dat toch echt delicaat is. Is het dan zo dat zij niet meer daar zullen tewerkgesteld zijn op het moment dat die onderzoeken starten en dat ze dan mogelijk de plek zullen innemen wanneer zij worden aangeworven door die erkende adoptiedienst, die dan die taak zal volbrengen? Worden die twee taken uitgesplitst, mag ik dat zo begrijpen? Of moet dat nog worden bekeken. Vindt u het een relevant voorstel om er eventueel voor te zorgen dat niet enkel alles correct gebeurt, maar dat ook de hele schijn daaromheen er een van de grootst mogelijke correctheid en voorzichtigheid is? Dat waren mijn vragen.
Minister Crevits heeft het woord.
Sowieso is het zo dat de mensen die een melding doen, nu al kunnen worden geholpen. De vragen zijn ook heel divers. Er zijn een aantal vragen die je zo kunt beantwoorden. Maar mensen die twijfelen, kunnen absoluut wachten tot de procedure helemaal rond is.
Ik vind het een beetje onkies om vandaag iets over dat rapport te zeggen. Het zal zeker nog voor de verkiezingen worden vrijgegeven. Het zal ook op tijd klaar zijn, want ik kijk ook uit naar de resultaten. Ik wil vooral dat er volledige transparantie komt en dat we gaan naar een procedure die mensen geruststelt over de aanpak.
Dan wat betreft die werkvloer. Dat is juist, collega Van den Bossche, maar het gaat hier over profielen die het VCA niet had, waar strikte afspraken zijn gemaakt. Het is tijdelijk in die zin dat het nu een tijdelijke versterking is, omdat we ook eens moeten kijken hoe de toekomst er zal uitzien, natuurlijk. Straks komt er wellicht een nieuwe oproep, na het decreet. Sowieso is de opdracht zeer fel afgebakend, zoals ik al zei, zodat het ene en het andere elkaar niet ontmoeten. Maar het was voor ons een beetje kiezen: als je weet dat de mensen bestaan – het zijn mensen met ervaring, die ook weten hoe ze met zulke situaties moeten omgaan –, dan zou het eigenlijk heel erg spijtig zijn om die expertise niet te gaan gebruiken.
Collega’s, het gaat bij klachten ook vaak over het verleden, dus het zou heel goed kunnen dat mensen die vandaag daar werken helemaal niet betrokken geweest zijn bij die situaties uit het verleden. In de casussen die ons worden gemeld, is dat ook zo, dus dat kan ook geval per geval bekeken worden. Ik heb ook echt expliciet de vraag gesteld om daar heel fors over te waken. Maar de meerwaarde om mensen die de situaties kennen, die weten hoe ze ermee moeten omgaan, om die profielen te kunnen behouden, is natuurlijk ook bijzonder groot, in plaats van dat je plots totaal nieuwe mensen moet gaan opleiden.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik erken de grote meerwaarde van die mensen, maar ik vind het niet raadzaam om op dezelfde plek mensen te laten werken die deel hebben uitgemaakt van dat verleden en de manier waarop toen werd geadopteerd, en mensen die moeten onderzoeken wat daar fout is gegaan. Dat is niet evident. U zegt dat de opdrachten afgelijnd zijn, en dat geloof ik heel erg sterk, maar die mensen werken natuurlijk wel samen. Ik vind dat die twee zaken niet tegelijk kunnen gebeuren door dezelfde organisatie.
Of dat betekent dat u de klachten door een andere organisatie laat onderzoeken, dan wel dat u die mensen die de begeleiding voorzien voor die tachtig adoptieouders elders onderbrengt, dan wel of u tijdelijk dat even niet doet tot u dat andere vehikel hebt kunnen goedkeuren, zou voor mij niet eens het punt zijn, maar de twee tegelijk op dezelfde plek, ook al is het door andere mensen, vind ik echt niet raadzaam. Ik denk dat er weinig situaties zijn waarin dat soort potentieel tegenstrijdige belangen worden samengebracht. Ik kan me niet inbeelden hoe mensen vertrouwen kunnen hebben in een correcte gang van zaken – ook wanneer die in de feiten correct zou zijn. Ik zeg niet dat dat niet correct zou gebeuren, maar de kans dat mensen daar vertrouwen in hebben, lijkt me erg klein, en dat kunnen we hen niet kwalijk nemen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijn mensen luisteren mee naar uw opmerkingen. Ik zal dat nog eens grondig doorspreken met mijn diensten. Voor mij is het vooral van belang ... Oei, mag ik niets meer zeggen?
Ik wil toch mijn zin afmaken. Voor mij is het vooral van belang om zo snel en goed mogelijk, met zoveel mogelijk vertrouwen, mensen te helpen. Ik neem uw opmerkingen mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.