Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, een dienst voor oppashulp organiseert oppashulp door vrijwilligers en verenigingswerkers overdag of ‘s nachts. De vrijwilliger of verenigingswerker biedt aan huis gezelschap of houdt toezicht bij afwezigheid of ter ondersteuning van de mantelzorg. Zij zijn heel belangrijk om de mantelzorgers soms wat ademruimte te geven, maar ook om de zorgbehoevende gezelschap te bieden.
Krachtens artikel 15 van het Woonzorgdecreet gaat het over het ondersteunen van gebruikers met een zorg- en ondersteuningsvraag en hun mantelzorgers in de thuissituatie, en dit door het aanbieden van oppashulp met vrijwilligers.
Meer dan terecht wordt vanuit het Vlaamse beleid ingezet op participatie van mensen met een zorgnood aan het sociaal leven in een leefgemeenschap. Ook de projecten Zorgzame Buurten werken rond deze doelstelling. Om ook mensen met een zorgbehoefte maximaal sociaal contact te kunnen laten hebben met andere mensen in de buurt, wordt getracht het sociaal weefsel te versterken en vereenzaming tegen te gaan. Mooie voorbeelden zijn onder andere de buurtrestaurants, zodat mensen in plaats van alleen te moeten eten samen kunnen eten en zo ook andere mensen kunnen ontmoeten. Gezamenlijke beweegactiviteiten zijn een ander voorbeeld, maar ook buurtcafés, enzovoort.
Om die doelstelling waar te maken, zou het ook een grote meerwaarde zijn dat de vrijwilligers van de diensten voor oppashulp niet enkel bij de zorgbehoevende thuis hulp zouden kunnen bieden, maar hem of haar ook mee zouden kunnen begeleiden naar activiteiten buitenshuis. De regelgeving heeft het echter over oppashulp ‘aan huis’. Die bepaling zou een drempel vormen om met de zorgbehoevende buitenshuis te gaan, hoewel dat, denk ik, minister, zeker een meerwaarde zou zijn en hoewel veel van die vrijwilligers dat heel graag zouden doen.
Minister, bevestigt u dat conform de regelgeving de vrijwilligers van de diensten voor oppashulp enkel hulp mogen bieden bij de zorgbehoevende thuis?
Hoe wordt bepaald welke activiteiten vrijwilligers of verenigingswerkers die oppashulp bieden, al dan niet mogen uitvoeren?
Bevestigt u de meerwaarde om oppashulp toe te laten buiten de woning van de zorgbehoevende? Wat zijn momenteel de barrières hiervoor?
Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de vrijwilligers of verenigingswerkers die werken voor een dienst voor oppashulp de zorgbehoevende ook kunnen begeleiden naar activiteiten buiten de woning, desgevallend inclusief vervoer met de wagen?
Acht u het aangewezen de taken van deze vrijwilligers of verenigingswerkers uit te breiden? Is het nodig hiervoor de regelgeving aan te passen? Indien ja, bent u bereid een initiatief hiervoor te steunen of zelf te nemen?
Minister Crevits heeft het woord.
In het Woonzorgdecreet wordt oppashulp benoemd als een thuiszorgvoorziening. Thuiszorg wordt gedefinieerd als: “de zorg aan huis of buitenshuis die er specifiek op gericht is de gebruiker te ondersteunen of te handhaven in zijn natuurlijk thuismilieu”. Een van de opdrachten van oppashulp is de gebruiker gezelschap bieden. In het uitvoeringsbesluit wordt gezelschap bieden verder gedefinieerd als: “in het bijzijn van de gebruiker vertoeven en hem vergezellen bij de activiteiten van het dagelijks leven”. De focus ligt dus op de zorg bij de gebruiker thuis, doch in functie van de zorgdoelen bij de gebruiker kan er occasionele zorg buitenshuis zijn zoals samen een wandeling maken in de buurt.
Hoe wordt bepaald welke activiteiten al dan niet mogen worden uitgevoerd? Dat is bepaald in het uitvoeringsbesluit bij het Woonzorgdecreet: vrijwilligers houden de gebruiker gezelschap, en ze houden toezicht op hem of haar bij afwezigheid van of ter ondersteuning van de mantelzorger. Wat verstaan wordt onder gezelschap bieden, lichtte ik reeds toe. Onder toezicht houden wordt verstaan: met aandacht aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de gebruiker, oplettend zijn voor de eventuele behoeften van de gebruiker en, als dat nodig is, dringend hulp en bijstand verlenen of professionele zorg of mantelzorg inroepen.
Vrijwilligers mogen binnen de context van een dienst voor oppashulp geen verpleegkundige handelingen stellen, tenzij onder de voorwaarden van de federale wetgeving over de bekwame helper, en ze mogen ook geen taken van zorg- en bijstandsverlening uitvoeren, ook niet als ze een zorgopleiding hebben gevolgd.
Naar aanleiding van uw verwijzing in de vragen naar verenigingswerkers, geef ik mee dat de diensten voor oppashulp geen verenigingswerkers meer kunnen inzetten. Het verenigingswerk werd ingevoerd via de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie. Die wet bood onder andere de diensten voor oppashulp de mogelijkheid om verenigingswerkers in te zetten, en daarom werd dit opgenomen in het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019. Het Grondwettelijk Hof heeft die wet vernietigd op 23 april 2020 (arrest nr. 53/2020), waardoor de diensten voor oppashulp sinds 1 januari 2021 geen verenigingswerkers meer mogen inzetten. Er werd intussen wel nieuwe federale wetgeving voor het verenigingswerk goedgekeurd, maar oppashulp valt niet langer onder het toepassingsgebied van het verenigingswerk.
Uw derde vraag vereist een beetje verder onderzoek. Een eerste stap is de noden hiertoe bevragen bij de sector. Daarnaast is het aangewezen de huidige formulering in de regelgeving verder te verduidelijken in overleg met de diensten. Zo kan een oppashulp bijvoorbeeld de gebruiker vergezellen in de activiteiten van het dagelijks leven. Wat behoort allemaal tot die activiteiten van het dagelijks leven en waar kunnen die plaatsvinden? Dat vraagt nog wat bijkomend onderzoek.
Het Woonzorgdecreet laat op dit ogenblik niet toe dat een oppas vragen tot vervoer uitvoert. Vanuit de sector vernemen we dat vragen tot vervoer wel aan de oppasdiensten worden gesteld, ook al zijn ze geen vervoerdienst. Ook die vraag vereist verder onderzoek naar analogie met de vorige vraag. Zo dient er worden nagegaan hoe deze vraag zich verhoudt ten opzichte van de bestaande mogelijkheden tot vervoer. Alsook moeten we nagaan in welke situaties dit aangewezen is en welke gevolgen dat met zich meebrengt. Daarbij moet ook onderzocht worden in welke mate het decreet van 18 juli 2008 betreffende de zorg- en bijstandsverlening van toepassing is. Een van de activiteiten die in dat decreet zijn opgenomen als activiteit van zorg- en bijstandsverlening, is hulp bij het bewegen en verplaatsen. Alleen wie voldoet aan de opgelegde minimale kwalificatievereisten mag beroepshalve zorg- en bijstandsverlening verstrekken in de door de Vlaamse overheid erkende welzijnsvoorzieningen. Welke gevolgen die bepalingen hebben voor vrijwilligers die niet beroepshalve ingezet worden voor hun dienst als oppashulp, moet juridisch uitgeklaard worden.
Als uit het eerder vermelde onderzoek zou blijken dat een uitbreiding van het takenpakket van de vrijwilligers van de diensten voor oppashulp aangewezen is, dan zal het noodzakelijk zijn om het Woonzorgdecreet en het uitvoeringsbesluit aan te passen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Sociaal contact is voor iemand die zorg nodig heeft uitermate belangrijk. Iemand die thuis oppashulp komt geven, dat is natuurlijk een vorm van sociaal contact, maar we weten ook dat sociaal contact binnen een buurt mee onderdeel is van een zorgzame buurt. Bekenden tegenkomen, om je goed te voelen en in de strijd tegen vereenzaming is dat iets heel belangrijk. Ik kan mij voorstellen dat dat een aantal jaren geleden nog niet op die manier werd ervaren, maar ondertussen zien we die zorgzame buurt, dat sociaal weefsel en dat sociaal contact toch steeds meer aan belang winnen, opdat mensen niet alleen de nodige zorg zouden krijgen, maar zich ook goed zouden kunnen blijven voelen. Ik kreeg signalen van diensten dat zij bepaalde zaken niet kunnen, terwijl ze dat eigenlijk wel zouden willen. Ik vind dat dan eigenlijk een barrière die verder moet worden onderzocht. Ik denk dat we daar stappen voorwaarts moeten zetten.
Ik begrijp wel dat u zegt dat u daar eigenlijk wel toe bereid bent, maar dat het verder onderzoek vraagt naar wat de diensten zelf willen en hoe het juridisch kader in elkaar zit. We weten allemaal dat er ook voor vervoer gewerkt wordt met Minder Mobielen Centrales, met de diensten voor aangepast vervoer. Eigenlijk zou het dan toch te gek zijn dat een oppashulp bijvoorbeeld met mensen in een buurtrestaurant wil eten, en dat ze daarvoor dan niet zelf het vervoer kunnen doen, maar de Minder Mobielen Centrale moeten inschakelen of een dienst voor aangepast vervoer.
Ik denk dus echt dat we hier stappen kunnen zetten waarbij die diensten voor oppashulp echt nog meer kunnen betekenen voor de zorgbehoevenden thuis, en om meer sociaal contact te hebben. Het is iets waar ik graag in de volgende periode – we zitten natuurlijk met 9 juni daartussen, we zullen dan wel zien – stappen voorwaarts in wil kunnen zetten. In dat kader zal ik die vraag blijven stellen.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ja, ik wil graag aansluiten. Dank u, minister, voor het antwoord dat u ook het belang inziet van die vrijwilligers in de oppas en dat dat een belangrijke bouwsteen is in onze zorgontwikkeling in de toekomst.
Een groot deel van die vrijwilligers zit tegenwoordig al aan een maximum toegelaten grensbedrag dat ze per jaar mogen verdienen. Nu, een hogere jaargrens voor vrijwilligersvergoedingen is wel degelijk een federale bevoegdheid, maar niettemin, als u een onderzoek start, denken we dat het belangrijk is om dat mee te nemen. Want het is voor degene die de zorg krijgt wel belangrijk dat ze vaak dezelfde mensen kunnen inschakelen. Als dat takenpakket zou worden uitgebreid, is dat een goede zaak. Dan kunnen de mensen op dezelfde vrijwilligers rekenen, maar dan moeten we er wel voor zorgen dat de vrijwilligers aan de slag kunnen blijven doordat dat maximumplafond niet zo snel wordt bereikt.
Ik denk dat dat een aandachtspunt is, en daar wil ik u verzoeken om dat in uw onderzoek mee te nemen, zodanig dat die oppasdiensten aan de slag kunnen blijven.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, op het volgende overleg met de diensten oppas bespreken we een en ander. Zo kunnen we verder verduidelijken wat er al mogelijk is en wat nog aanpassing of verduidelijking behoeft.
Op 22 april vindt het Symposium Zorgzame Buurten plaats. Iedereen is daar welkom. Er zijn zevenhonderd mensen ingeschreven voor dat symposium. En uiteraard zijn er plekjes gereserveerd voor de commissieleden die zich aanmelden om ook aanwezig te zijn. Dat is een thema dat zeer goed past bij het kader van deze vraag.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is volgende week eigenlijk de afsluiting van de eerste periode van de zorgzame buurten. Ik mag hopen dat dat heel inspirerend kan zijn voor veel mensen. Ik hoop dat daar ook in de volgende periode mee kan worden verdergegaan. En dan zijn er misschien barrières in de regelgeving waar we op botsen en waar we dan een oplossing voor moeten proberen te bieden. Deze is er zeker een.
Ik wil ook aansluiten bij de vraag van collega Geerinckx. Dat is ook een terechte vraag in het kader van mensen die nachtzorg aanbieden bijvoorbeeld, omdat die dan vrij snel aan hun maximumaantal uren komen. Maar dat is inderdaad iets dat wij niet zomaar vanuit Vlaanderen kunnen regelen. Dat heb ik ook al begrepen. Maar er blijft nog veel werk aan de winkel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.