Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de moeizame arbeidsmarktintegratie van personen met een migratieachtergrond
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
De positie van personen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt is nog steeds penibel. Niet-EU-burgers doen het helaas nog steeds een stuk slechter dan Belgen zonder migratieachtergrond en zelfs personen van binnen de EU. Het gaat hierbij niet alleen over niet-EU-burgers van de eerste generatie, maar ook over mensen met een migratieachtergrond van de tweede generatie die het nog steeds minder goed doen op onze arbeidsmarkt. We zijn daarmee een van de slechtste leerlingen van de Europese klas, zo bleek nog maar eens uit onderzoek van een reeks Vlaamse universiteiten.
Als personen met een migratieachtergrond wel aan het werk zijn, verdienen ze vaak minder en komen ze te vaak onder hun opleidingsniveau aan de bak. Uit onderzoek van de vijf Vlaamse universiteiten blijkt discriminatie dé reden om die slechte positie van personen met een migratieachtergrond te verklaren. Uit onder meer praktijktesten blijkt dat er in 63 procent van de onderzochte gevallen sprake is van discriminatie. Helemaal penibel wordt het voor vrouwen met een migratieachtergrond. Zij zijn benadeeld omdat ze vrouw zijn en wegens hun afkomst.
Minister, hoe kijkt u naar de resultaten van dit rapport?
Wat is uw reactie op de vaststelling dat we nog steeds zien dat personen met een migratieachtergrond geconfronteerd worden met discriminatie?
Zult u naar aanleiding van dit onderzoek bijkomende maatregelen nemen om meer mensen met een migratieachtergrond aan de slag te krijgen?
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Verbeurgt heeft de problematiek zeer goed geduid. Ik heb daar heel weinig aan toe te voegen, enkel deze vraag. We kennen de cijfers. Die zijn nu al jaar na jaar zo slecht. Wat zijn bijkomende acties die we kunnen ondernemen om dat echt aan te pakken?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, helaas is dit opnieuw geen nieuwe info. Ik betreur ten zeerste de discriminatie waarmee mensen met een migratieachtergrond worden geconfronteerd op de arbeidsmarkt. Discriminatie vormt een ernstige belemmering voor de inclusieve en rechtvaardige arbeidsmarkt en vormt een reële bedreiging voor onze economie, want ja, we hebben elk talent nodig in die krappe Vlaamse arbeidsmarkt.
Onderzoek dat ook inzicht biedt in verklarende mechanismen, zet bovendien op weg om nog veel doelgerichter aan de slag te gaan, om die knoppen in te drukken die een verschil kunnen maken. Daarom heb ik ook de sectoren in het kader van de addenda non-discriminatie en inclusie gevraagd om discriminerend gedrag op de arbeidsmarkt in kaart te brengen en van daaruit meer doelgerichte actie te ondernemen.
De resultaten geven een bevestiging van een uitdaging die al langer bekend is en waarop we dus ook al beleid voeren. De werkzaamheidsgraad van personen met een niet-EU-achtergrond ligt in ons land op 62,7 procent, terwijl dit globaal op net geen 77 procent ligt. Dat is toch een grote kloof. En de doelstelling is dan ook helder: het wegwerken van die kloof in werkzaamheidsgraad voor mensen met een migratie-achtergrond en ook de tweede en de derde generatie zelfs, een beleid waarbij ik inzet op het outreachen en activeren en het ondersteunen van de matching, op het investeren in talenten, het ondersteunen van ondernemingen en werkvloeren bij het voeren van een inclusiebeleid en non-discriminatiebeleid via de sectoren.
Waar we samen met onze administratie naar streven, is de focus leggen op talent en capaciteiten. Dat zouden de enige criteria moeten en mogen zijn voor professioneel succes. Met VDAB zetten we die ambitie om naar de praktijk. VDAB sensibiliseert vandaag werkgevers systematisch met brede campagnes, denk aan de recente campagne over de witte raaf, waarbij talent voor alles gaat.
Maar VDAB is uiteraard niet de enige partner in dit beleid. We werken ook samen met lokale besturen, sociale partners, private partners, commerciële en niet-commerciële partners. Het is eigenlijk een collectieve verantwoordelijkheid van onze samenleving. Er is ook een brugfiguur Werk, onderneemster Ruth Claes, die zichtbaarheid moet creëren voor de specifieke doelgroep en werkgevers vooral moet laten zien wat er allemaal mogelijk is, want we moeten ondernemingen echt actief uitnodigen om hun werkvloeren te openen voor alle talenten.
Elke burger, Nederlandstalig en anderstalig, met migratieachtergrond en geen migratieachtergrond, heeft recht op dezelfde kwalitatieve dienstverlening en die dienstverlening moet op maat zijn van elke burger.
VDAB streeft naar een inclusieve dienstverlening en een opleidingsaanbod dat voor alle werkzoekenden, ongeacht hun profiel, zo toegankelijk mogelijk is en waarbij zoveel mogelijk de link wordt gelegd met de werkvloer.
Daarnaast blijft de bestrijding van arbeidsgerelateerde discriminatie een speerpunt in het sociaalrechtelijk toezicht van de Vlaamse sociale inspectie, waarbij de doelstellingen op niveau van de voorbije jaren blijven. Zo werden in 2022 86 controles uitgevoerd met betrekking tot arbeidsgerelateerde discriminatie. In 2023 waren dat er 98. Het betrof 65 reguliere controles en 21 klachten in 2022 en 78 reguliere controles en 20 klachten in 2023. Deze controles gebeuren hoofdzakelijk bij bureaus voor private arbeidsbemiddeling en dienstenchequeondernemingen. Het objectief voor 2024 staat opnieuw op honderd controles.
De sectoren zijn uiteraard cruciaal in het sensibiliseren – het vergroten van de bewustwording – en het ondersteunen van ondernemingen en werkvloeren bij het voeren van een non-discriminatie- en inclusiebeleid. Het organiseren van een nulmeting of een monitoringsoefening helpt daar zeker bij. Sectoren krijgen met een nulmeting zicht op de aard en mate van discriminatie in hun sector. Ook mogelijke mechanismen kunnen daarbij beter in beeld komen. Het ondernemen van nulmetingen of monitoringsoefeningen kan daarenboven an sich een sensibiliserende werking hebben.
Momenteel bereiden de sectoren hun rapportage over die nulmeting voor, waardoor we een beeld zullen krijgen of die discriminatie er is en, indien die er is, in welke vorm dat dan is. We kunnen dan ook een beeld krijgen van hoe we daarop zullen inwerken, welke acties er vanuit de verschillende sectoren zullen worden opgezet. Ook op dat vlak zal VDAB verder kunnen ondersteunen, en het aanbod erop kunnen afstemmen.
De dienstenchequesector en de uitzendsector kunnen toch wel pioniers genoemd worden in dezen. Zij zijn door vaststellingen in het verleden al langer aan de slag met discriminatie, en ook om dat in kaart te brengen. De dienstenchequesector en de uitzendsector hebben net zoals de andere sectoren de context van de addenda bij de sectorconvenants een monitoringsoefening opgenomen. De dienstenchequesector heeft een onderzoek uitbesteed om de gebruikte methodiek van mysterycalls door te lichten. De resultaten van dit onderzoek werden paritair besproken. De uitzendsector heeft een kwalitatieve methode toegepast, inzoomend op de situatie van 55-plussers. Ook voor leeftijd weten we immers dat discriminatie een drempel kan zijn. De uitzendsector besliste zijn onderzoek hierop te richten.
Op die manier kunnen beide sectoren hun lopende actieplannen verder verfijnen. De dienstenchequesector zet op vandaag al in op innovatieve tools om de diversiteit in de sector te vergroten en discriminatie tegen te gaan. Ze gebruiken diverse vormen van communicatie om alle partijen te bereiken. Ze zetten daarnaast in op bedrijfsbezoeken en partnerschappen. Er wordt ook samengewerkt met andere sectoren om kennis en expertise op het vlak van non-discriminatie en inclusie te delen. Zo werd onder andere meegewerkt aan ‘Dag van Inclusie’. Ook de uitzendsector werkte aan deze intersectorale ‘Dag van Inclusie’ mee.
Binnen de uitzendsector wordt geëxperimenteerd met anoniem solliciteren. Op het niveau van de sector vervult Travi een brugfunctie tussen organisaties die werkzoekenden ondersteunen en uitzendkantoren door Excellijsten met de initialen en het profiel van de kandidaten te verspreiden naar de uitzendkantoren.
Op het niveau van de uitzendkantoren zelf werkt Accentjobs met ‘open-minded hiring’. Hierbij ontmoeten werkgevers nieuwe medewerkers zonder of met beperkte voorkennis van hun persoonlijke informatie. Er zijn twee vormen: via een anoniem cv waarbij leeftijd, naam of woonplaats worden weggelaten en enkel objectieve gegevens over competenties en ervaring worden gedeeld en via open selectiemomenten waarbij kandidaten en ondernemingen elkaar ontmoeten en de kandidaat meteen op gesprek kan. We zijn uiteraard benieuwd naar de resultaten van deze experimenten, vermits hier nog weinig wetenschappelijk onderzoek over bestaat.
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw uitvoerig antwoord. Ik denk dat het rapport ons nog maar eens confronteert met de pijnlijke realiteit waar heel veel mensen op onze arbeidsmarkt helaas mee geconfronteerd worden. We moeten alle zeilen bijzetten om de strijd tegen discriminatie zo efficiënt en effectief mogelijk te voeren. Ik denk dat daar toch wel nog echte stappen in te zetten zijn.
U verwees naar een nulmeting die werd uitgevoerd waaruit lessen kunnen worden getrokken. Het lijkt mij een goede zaak, maar kunt u wat meer duidelijkheid geven over de timing daaromtrent? Zodanig dat we toch met concrete voorbeelden stappen vooruit kunnen zetten.
De heer Ronse heeft het woord.
Ja, ik vind dat er toch een aantal zaken onderbelicht zijn in deze problematiek. Voor onze partij is het heel duidelijk dat niet de afkomst, maar wel de toekomst van mensen telt. Wij geloven niet in het idee dat je met het sturen van valse cv’s naar bakkers en slagers mensen hun jobkansen zult verhogen. Integendeel, je zult het wantrouwen in de samenleving daar nog meer mee verhogen. We geloven wel in de zelfregulering die is opgezet, en net door de minister werd toegelicht.
Wat vooral belangrijk is – los van de vooroordelen, waar die mensen ook mee te kampen krijgen en ongetwijfeld ook een van de oorzaken zijn waarom hun participatie op de arbeidsmarkt zo laag is, en ze zelf geen schuld aan hebben – dat we nagaan wat de andere problematieken die ervoor zorgen dat een nieuwkomer van buiten de Europese Unie zo moeizaam werk vindt. Hoe komt dat? Wat is daar de reden voor?
Collega De Vreese hamert heel vaak op de taal, de taalkennis, de nood aan een goede inburgering. Daar moeten we echt wel een turbo op zetten. Het puur steken op heel dat antidiscriminatiegegeven, dat is de waarheid totaal oneer aandoen. Ik vind dat die andere kant minstens evenwaardig moet worden belicht in deze commissie.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij de interessante vragen van de twee collega’s, omdat ik zelf twee vragen heb die bij mij naar boven komen.
De eerste vraag is natuurlijk of u verbaasd bent over deze resultaten, minister. Ik zit tien jaar in dit parlement, al tien jaar voeren wij debatten over dit soort onderwerp en al tien jaar zijn de resultaten hetzelfde. We merken gewoon dat mensen met een migratieachtergrond op dezelfde muren botsen. Er zijn tal van redenen, tal van verklaringen, absoluut, maar één van die pijlers bestaat inderdaad wel uit discriminatie en vooroordelen. Het argument dat collega Ronse naar voren brengt, dat het ook gaat over inburgering en taal, et cetera. Ik kan dat voor een stuk volgen, maar dat is maar een deel van de waarheid. Kijk naar de hoogopgeleide mensen met migratieroots in onze samenleving, die hier geboren en getogen zijn: zij moesten x jaar geleden zeven keer langer zoeken naar een job dan iemand met dezelfde kwalificaties die geen roots in migratie had. Dat aspect valt daar dus wel voor een stuk weg.
We voeren deze discussies al langer dan tien jaar, al van voordat ik in het parlement zat. Ik heb toen al gezegd dat je meer moet gaan doen, dat je als overheid sterker moet ingrijpen, dat je zwaardere instrumenten moet inzetten om ervoor te zorgen dat je een kentering krijgt, en om ervoor te zorgen dat je al het talent dat je hebt in Vlaanderen effectief aan de slag krijgt. We zijn continu bezig over 80 procent werkzaamheidsgraad en dergelijke, maar we laten daar mensen tegen een muur lopen en potentieel verkwanselen. Dat begrijp ik gewoon niet.
Mijn bijkomende vraag, minister: erkent u dat het feit dat we nu al zoveel jaren dezelfde resultaten zien naar boven komen aantoont dat het beleid dat de afgelopen twee legislaturen is gevoerd – ik spreek enkel over de legislaturen waar ik bij was – onvoldoende was, en dat er nu dringend moet worden ingegrepen met sterkere mechanismen? Of denkt u dat we de volgende keer niet opnieuw dezelfde resultaten zullen krijgen, met de dingen die u nu hebt aangehaald, zoals de nulmeting die zal opgezet worden, et cetera?
Minister Brouns heeft het woord.
Ben ik verbaasd over de resultaten? Ik moet eerlijk zeggen dat ik vooral ontgoocheld ben. Ik denk dat het een harde realiteit is dat we het op heel veel socio-economische parameters goed tot heel goed doen in Europa, maar hier niet.
Ik heb het afgelopen weekend ook gezegd op de industrietop. Daar waren veel grote ondernemers die ons vandaag onder druk zetten om een versnelling te plaatsen op de instroom van economische migranten. Dat is natuurlijk heel zuur op een ogenblik dat we er nog onvoldoende in slagen om mensen met een migratieachtergrond van de tweede en derde generatie te activeren en kansen te bieden op werk.
We spreken nu over 62 procent, dacht ik, ten aanzien van 77 procent. Dat is dus wel een vooruitgang. We komen nog van één op de twee. Op zich is dat dus positief, maar ik denk dat het ontgoochelend is dat wij vandaag als multiculturele samenleving nog altijd met dit resultaat te kampen hebben. En op die nulmeting – daar ben ik eerlijk in – wacht ik eigenlijk al veel te lang. Ik denk dat er hier al heel vaak naar verwezen heb. Ik krijg nu weer de vraag naar de timing. Ik heb er vanochtend, bij ons contact met het dagelijks bestuur van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), nog eens op aangedrongen dat alle sectoren daar effectief mee aan de slag gaan. We willen vooral aan de grotere sectoren een appel doen; we doen die nulmeting niet zomaar. Gelet op de resultaten die nu weer naar boven komen denk ik dat het echt het moment is om daarmee aan de slag te gaan. Ik heb dat ook tegen hen gezegd. Ik verwacht ook concrete acties. We hebben publieke middelen geïnvesteerd in die grote nulmeting. Het zijn 38 sectoren, dus iedereen is daarmee aan de slag. Ik verwacht nu na de gesproken en geschreven woorden ook daden, want de cijfers zijn heel hard.
Collega Ronse, ik ben het ermee eens dat we alle drempels die er vandaag zijn, om alle talenten die we nodig hebben toe te leiden naar werk, moeten wegwerken. Maar ik ben het eens met collega Annouri dat we niet kunnen ontkennen dat dit nog altijd een grote uitdaging is in Vlaanderen – en ik druk me diplomatisch uit. Ik zal alvast ook op dat punt in overleg gaan met de werkgevers, want ik denk dat het een collectieve verantwoordelijkheid is van onze samenleving om mensen met een migratieachtergrond meer toe te leiden naar de Vlaamse vacatures.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, ik denk inderdaad dat deze cijfers ons helaas niet mogen verbazen, zoals collega Annouri zegt. Het blijft een zeer van onze arbeidsmarkt. Er is inderdaad vooruitgang, maar die is toch zeer traag, vooral als je beseft welke impact dit heeft op de persoon in kwestie, maar ook op onze samenleving als een geheel. Discriminatie bedreigt het welzijn, maar ook de welvaart van onze regio. Collega Ronse, we mogen dat niet onder de mat schuiven of nuanceren. We moeten dat erkennen,: als je vandaag Youssef heet, raak je nog steeds moeilijker aan een job dan wanneer je Jan heet, met dezelfde diploma’s, dezelfde competenties, dezelfde ervaring. Dat is een pijnlijke realiteit die dit rapport opnieuw blootlegt.
Vandaar dat ik vroeg naar de timing, minister. Ik vind inderdaad dat hier toch wel tijd verloren gaat. We moeten daarin veel daadkrachtiger en slagkrachtiger optreden. Ik hoop dus dat we snel resultaten krijgen en dat we in de volgende legislatuur dan echt daadkrachtige stappen vooruit kunnen zetten. Ik denk dat het in het belang is van heel onze samenleving, en in het bijzonder van het welzijn van de betrokkenen, de Vlamingen met migratieachtergrond, die niets liever willen dan aan de slag te gaan en bij te dragen aan onze samenleving.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik voel me niet aangesproken over het onder de mat schuiven van problematieken. Ik heb zelf gezegd dat het onaanvaardbaar is dat iemand op basis van pure afkomst, ondanks het beschikken over competenties, geen kans maakt op een job. Dat is verschrikkelijk. Je kunt dat niet uitleggen aan die persoon. Dat is ontmoedigend.
Waar wij in verschillen, is de oplossing. Jullie zeggen: “We gaan valse cv’s sturen naar slagers, naar bakkers, naar garagisten en we gaan hun overladen met een hele hoop cv’s”, maar om statistisch significant te zijn, moet je er echt al heel veel sturen. Ik zeg dat dat geen oplossing is. Dat is totaal geen oplossing. Wat een oplossing is, is wat we nu met de Vlaamse Regering hebben gedaan: de zelfregulering in de sectorconvenanten. Ik ben benieuwd naar wat dat met zich zal meebrengen.
Wat ook een oplossing is, is om vooroordelen ten aanzien van mensen weg te werken, zodat ze alle kansen krijgen. Ik deel trouwens ook wat de minister zei in die SuperNovatoespraak, namelijk dat je je niet kunt inbeelden dat men pleit om nog meer mensen van buiten Europa aan te trekken, terwijl er hier al zoveel mensen van buiten Europa zijn, zonder job. Laat ons, ten eerste, het talent dat hier is, erkennen.
Het gaat trouwens niet alleen over mensen met een migratieachtergrond. Ik heb een goede vriend, die midden in de veertig is, die een internationale topfunctie in sales heeft gehad. Hij heeft zijn job verloren omdat zijn bedrijf overgenomen is en de functie dubbel was. Die mens is al acht maanden aan het zoeken. Acht maanden is hij constant aan het solliciteren. Hij dacht in het begin dat de arbeidsmarkt hier zo verhit was, dat hij heel snel een job zou hebben. Overal is hij overgekwalificeerd. Er zit iets hypocriets in onze arbeidsmarkt, en dat geldt niet alleen voor die maat van mij, maar dat geldt ook voor heel veel nieuwkomers van buiten Europa.
En wat ik zeg, is – en daar, collega Verbeurgt, vind ik dat u het voor een stuk onder de mat veegt – dat we ook naar de andere problematieken moeten kijken, en niet alleen naar de vooroordelen, maar naar hoe het komt dat die mensen minder aan de slag geraken. Dan denk ik dat we toch moeten spreken over opleiding, over taal, over inburgering, en dan komen we bij collega De Vreese terecht, die dat thema zeer goed meester is.
Complimentendag.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.