Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Collega’s, op 5 maart 2024 hebben de Europese Commissie, de lidstaten en het parlement overeenstemming bereikt over nieuwe richtlijnen ter bestrijding van goederen vervaardigd met dwangarbeid. Deze richtlijn is echter beperkt in omvang. Zo richt hij zich niet op alle vormen van misbruik, alleen op situaties waarin mensen zonder loon of instemming aan de slag zouden moeten gaan. Het laat andere wanpraktijken zoals milieumisdrijven, mensenrechtenschendingen en uitbuiting eerder links liggen.
De week ervoor werd een ambitieuzere versie van deze wet, die zulke zaken wel behandelde, op het laatste moment door de lidstaten verworpen. De zogenaamde zorgplichtwet zou bedrijven hebben verplicht om proactief hun volledige bedrijfsvoering te herzien. Bovendien zouden er strengere inspecties moeten plaatsvinden bij hun toeleveranciers.
Het respecteren van mensenrechten, sociale rechten en milieurechten kan wat ons betreft niet beperkt blijven tot clausules in handelsakkoorden of niet-bindende richtlijnen. Bedrijven dragen ook een verantwoordelijkheid. Op Europees, Belgisch en Vlaams niveau moeten we streven naar een bindende en ambitieuze zorgplichtwetgeving om zo inbreuken te voorkomen, te onderzoeken, maar ook te bestraffen en te herstellen.
Minister, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering omtrent de verworpen zorgplichtwet? Vindt de regering de richtlijn die hiervoor in de plaats is gekomen, een voldoende maatregel om wanpraktijken tegen te gaan?
Wat vindt de Vlaamse Regering van het introduceren van compensatiemaatregelen voor slachtoffers van dwang- en kinderarbeid op onze markt?
Minister, welke stappen zult u in het kader van het Europese voorzitterschap ondernemen om dit thema op de agenda te houden? Welke stappen worden ondernomen om een draagvlak te vinden bij alle lidstaten?
Bent u in overleg met de Federale Regering om een sterke wetgeving te voorzien om producten gemaakt met dwang- en kinderarbeid op onze markt te verbieden?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, de richtlijnen waarnaar u verwijst, vallen onder het Belgische voorzitterschap binnen de Raad Competitiviteit en Interne Markt. Deze wordt momenteel voorgezeten door collega Dermagne. Binnen Vlaanderen worden beide richtlijnen in eerste lijn opgevolgd door de minister-president. De Vlaamse Regering vindt het uiteraard belangrijk dat er maatregelen worden genomen om producten uit de markt te weren die gemaakt zijn met kind- of dwangarbeid.
Wat betreft richtlijn inzake Corporate Sustainability en Due Dilligence: op 1 december 2022 heeft de Raad zijn positie bepaald. Vlaanderen kon niet instemmen met het voorstel van de Raad, onder andere vanwege de ongewenste impact die de richtlijn zal hebben op onze kmo’s, die hierin onvoldoende zijn beschermd. Hierdoor heeft België zich onthouden bij de stemming. Het Europees Parlement heeft zijn positie op 1 juni 2023 bepaald. Op 13 december 2023 heeft de Raad in het kader van een trialoogprocedure overeenstemming bereikt met het Europees Parlement, waarover vervolgens binnen de Europese Raad van ministers in Coreper gestemd diende te worden. Aangezien Vlaanderen tegen de richtlijn is, heeft België zich onthouden in de stemming.
Het dossier heeft in totaal maar liefst vier keer voorgelegen ter stemming, alvorens er een akkoord werd gevonden binnen Coreper op 15 maart 2024. In het finale compromis werd tegemoetgekomen aan de bezorgdheden van lidstaten als Italië en Frankrijk door onder andere nog het toepassingsgebied aan te passen door de algemene drempels te verhogen, de risicosectoren te schrappen en een gefaseerde aanpak in te voeren. Uiteindelijk onthielden elf lidstaten zich: België, Duitsland, Zweden, Bulgarije, Tsjechië, Litouwen, Slovakije, Malta, Oostenrijk, Estland, Hongarije.
De Vlaamse Regering betreurt het gegeven dat het uiteindelijk toch tot een akkoord is gekomen, zeker aangezien we vanuit België zelf voor onthouding gingen en we als Vlaanderen gekant waren tegen het dossier.
Hoewel Vlaanderen zich uiteraard kan vinden in de algemene principes van de richtlijn, kon Vlaanderen de uitwerking van de regelgeving niet steunen. Dit onder andere vanwege de impact op onze kmo’s. Kmo’s vallen niet rechtstreeks onder het toepassingsgebied van de richtlijn, maar moeten de ‘due diligence’ verrichten wanneer ze zich in de ‘chain of activities’, de toeleveringsketen, bevinden van een grotere onderneming. Er is een reëel gevaar voor contractuele cascade-effecten, met name dat grotere ondernemingen hun verplichtingen doorschuiven naar de kmo’s. Daarnaast worden onhaalbare verplichtingen opgelegd aan ondernemingen. Een onderneming zou burgerlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden voor gedrag dat ze niet kan controleren. Dat is toch wel vrij ingrijpend. Verder rijzen er ook vragen over de praktische haalbaarheid en de rechtszekerheid. De nieuwe richtlijn voorziet in een stortvloed van regels, kosten en lasten. Onze bedrijven lopen het risico om uit de markt te worden geprijsd door concurrentie in derde landen waarvoor de richtlijn niet geldt.
Het dossier moet dus nog worden gestemd in het Europees Parlement. Nadien zal duidelijk zijn of de richtlijn al dan niet definitief is.
Ik verduidelijk graag dat compensatiemaatregelen voor slachtoffers van dwang- en kinderarbeid niet opgenomen zijn in de Forced Labour Ban-verordening, die de plaatsing op de Europese markt van producten vervaardigd met dwangarbeid verbiedt. Het is technisch moeilijk uit te werken omdat het moeilijk is om vast te stellen hoe hoog een vergoeding moet zijn of waar het geld vandaan moet komen. De richtlijn voorziet wel in een handhavingsmechanisme. Dus hiermee kunnen slachtoffers wel compensatiemaatregelen nastreven.
Aangezien er wel akkoorden werden gevonden, lijkt uw derde vraag zonder voorwerp te zijn.
De richtlijn zal na stemming in het Europees Parlement moeten worden omgezet in nationale wetgeving, zoals gebruikelijk. De lidstaten krijgen dan twee jaar om de wetgeving om te zetten. Daarbij zal elke overheid verantwoordelijk zijn voor haar eigen bevoegdheden.
Verder ben ik niet in contact met de Federale Regering over dit onderwerp. Ik moet u voor de verdere toekomstige implementatie verwijzen naar minister-president Jambon.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.