Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik heb de afgelopen jaren en maanden in dit parlement heel wat vragen gesteld over arbeidsmigratie en voornamelijk een pleidooi gelanceerd om inburgering in het land van herkomst mogelijk te maken. Het is volgens mij belangrijk dat, in de sectoren waar het kan, mensen die naar Vlaanderen komen om er langdurig te wonen en te werken, op voorhand onze taal en ook onze waarden en normen leren kennen. Zo zijn ze goed voorbereid als ze hier komen. Ik pleit er dus al lang voor om, net zoals in Nederland, taal en waarden en normen als een voorwaarde te stellen om een visum te krijgen, maar dat gaat dan eerder over gezinshereniging.
We hebben het voorbeeld van het project ‘Aurora’ in de zorg. Bij dit project leert men mensen uit India in India zelf de taal en de nodige vaardigheden aan om knelpuntvacatures in te vullen. Ik heb toen aan minister Somers gevraagd om daar ook een cursus maatschappelijke oriëntatie – onze waarden en normen, de kennis van onze samenleving – aan toe te voegen. Dat zou normaal gezien ook gebeuren. Het project ondersteunt de werknemers ook bij de opleiding, de tewerkstelling en huisvesting. Iets wat ik vorige keer ook wou vragen en waarop ik een antwoord heb gekregen: dat blijkt heel moeizaam te gaan.
Het is ook iets wat ik uitvoerig heb beschreven in het boek ‘Vreemde Vlamingen’, dat ik samen met Nadia Sminate schreef. Ik denk namelijk dat dat iets belangrijks is in het volledige debat rond arbeidsmigratie en het hebben van een draagvlak daarvoor, zeker als het gaat over knelpuntvacatures. Als we zien dat er in de zorg een voorbeeld is dat werkt, vraag ik me af waarom we dat vanuit Vlaanderen niet sneller uitbreiden naar de andere sectoren waar er vraag is om knelpuntvacatures in te vullen.
Minister, ik denk werkelijk dat we naar een ander model moeten. We hebben met de fraude met de Turkse en Marokkaanse visa en de Borealisaffaire gezien dat arbeidsmigranten in bepaalde functies kwetsbaar zijn voor uitbuiting en om door bepaalde mensensmokkelaars extra geld afgetroggeld te worden om naar hier te komen. Ik denk zelfs dat er nog gerechtelijke procedures lopen.
Het eerste project in de zorg was geen succes. Men heeft moeten sleutelen aan die ganse procedure. Ik denk dat dat nu wel goed zit en dat dat als voorbeeld kan dienen voor Vlaanderen. Ik vind het belangrijk dat de sectoren daarbij betrokken zijn en dat die dat ook verder gaan uitwerken. We zien dat Voka zo hard vraagt om extra werkkrachten. Ik verwacht dan ook van die kant extra inspanningen om dat uit de grond te stampen en om ervoor te zorgen dat er inderdaad rekening wordt gehouden met de impact van die arbeidsmigratie op onze Vlaamse samenleving.
Wat is uw visie hieromtrent?
Welke stappen zult u hiervoor zetten? De legislatuur duurt niet meer lang. Op 9 juni wordt er gekozen, dus ik denk dat het iets is wat ook na de verkiezingen belangrijk kan zijn om verder uit te schrijven in een eventueel regeerakkoord, maar eerst zullen de kiezers en de bevolking hun stem moeten laten gelden.
Wanneer hebt u overleg gepleegd met uw collega-ministers hieromtrent, bijvoorbeeld over de cursussen maatschappelijke oriëntatie en verdere lessen Nederlands. Wanneer zult u overleg plegen met de sectoren hierover?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega, bedankt voor uw interesse in dat thema. U hebt die hier ook al meermaals laten blijken. U hebt al heel wat voorstellen gedaan in de commissie, die u ook vermeldde in uw vraagstelling. Wat heel veel zaken betreft, zit ik op uw lijn. Ik denk dat u dat ook weet.
Ik denk dat we in de afgelopen legislatuur telkens de focus gelegd hebben op het aantrekken van internationaal hooggeschoold toptalent, maar de realiteit is dat ook diverse technische beroepen met nijpende tekorten te kampen hebben. Via de dynamische knelpuntberoepenlijst bieden we daar een antwoord op. Daarnaast zorgt die krapte ook voor uitdagingen op het vlak van fraude. U hebt daar ook naar verwezen. We zagen immers dat migratie gericht op de kortgeschooldere profielen gevoeliger is voor fraude. Dankzij de oprichting van de controlekamer en het introduceren van AI bij de dossierbehandeling hebben we al bakens kunnen uitzetten om daar een antwoord op te kunnen bieden. Daarnaast hebben we ook voorzien in verstrengde regelgeving met betrekking tot de ketenaansprakelijkheid.
Daarnaast is het inderdaad van belang om ook in te zetten op het mogelijk maken van een ‘zachte landing’ van economische migranten, om het misschien wat poëtisch te zeggen: als ze hier aankomen, moeten ze eerst en vooral weten waar ze aan toe zijn als het erover gaat om al hun paperassen geregeld te krijgen, want zo’n verhuis is uiteraard niet niks. Om de economische migranten daarin te ondersteunen werd door het Departement Werk en Sociale Economie de informatiewebsite ‘Your future in Flanders, let’s make it work’ uitgerold, waar praktische informatie, bijvoorbeeld over huisvesting, onderwijs, gezondheid en transport, wordt gebundeld als een soort wegwijzer. Daarnaast kunnen economische migranten ook te rade gaan bij een van de vijf Internationale Huizen in Vlaanderen. Recent werden twee Internationale Huizen opgericht, in Antwerpen en West-Vlaanderen, aan de hand van een subsidieoproep die ook via onze administratie werd gelanceerd.
Ik heb u ook al aangegeven dat het niet alleen belangrijk is om de buitenlandse talenten vandaag versoepeld aan te trekken. Ze moeten ook goed kunnen functioneren in een onderneming en in een samenleving waar ze meerdere jaren en in bepaalde gevallen permanent verblijven. Daarom vind ik het ook belangrijk dat economische migranten zich hier goed kunnen voelen en zich duurzaam kunnen verankeren. Het aanleren van de Nederlandse taal is daarbij absoluut een heel belangrijk element als een stap in die verdere integratie. Ik deel dus ook uw mening dat het leren van Nederlands en het inburgeren tout court in een ideale wereld al zo veel mogelijk vóór de afreis gebeurt. Het verleden leert ons dat men daar niet vroeg genoeg mee kan starten. Deze mening werd ook als principe opgenomen in de beslissing die de Interministeriële Conferentie (IMC) Migratie op 7 juli 2023 al nam. Op basis daarvan moeten we ook de inburgering, zowel voor als na de aankomst van de migrant, verder vormgeven. Juridisch is dat niet zo evident, zoals vaak. Europa is vrij streng wat het opleggen van inburgering betreft. Daarnaast moeten we ook rekening houden met de fraudegevoeligheid van het aanbieden van inburgeringstrajecten in het land van herkomst. Maar ik ben dus wel een voorstander. De pilootprojecten waarover u sprak, zijn wat mij betreft een heel goed begin en moeten als inspiratie dienen voor een volgende regering om daar regelgevend mee aan de slag te gaan. U hebt daarin in mij alvast een bondgenoot.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, bedankt. Zoals vaak willen we natuurlijk graag dat de zaken sneller gaan. Ik denk dat dat eigen is aan iedereen die hier vandaag in de zaal zit, en waarschijnlijk ook aan u als minister. Dan gaat het over het sneller uitrollen van dat pilootproject naar andere sectoren, over het bekijken waar dat nog een meerwaarde kan hebben. Ik zou dus zeggen: trek hard aan die kar en probeer nu nog stappen vooruit te zetten.
Wat ik ook merk, is dat er hier heel wat EU-onderdanen aan de slag zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan de dienstenchequesector. Dat zijn mensen die niet verplicht zijn om een inburgeringstraject te volgen, maar wel vaak in een redelijk kwetsbare situatie zitten. Laten we daarbij niet enkel op de dienstenchequesector focussen. Het gaat meer algemeen ook over de bouwsector en dergelijke meer. Daar werken ook heel wat EU-onderdanen. Zij zijn niet verplicht om de taal te leren of om verder in te burgeren, maar ze zijn wel rechthebbend. Dat wil zeggen dat zij wel een inburgeringscursus zouden kunnen volgen, maar we zien dat ze daar niet altijd geraken. Minister, de vraag is op welke manier we bijvoorbeeld met de sectoren zouden kunnen zorgen voor sensibilisering, zodat ook die EU-onderdanen terechtkunnen bij het Agentschap Integratie en Inburgering om een inburgeringscursus te volgen. In eerste instantie is het daarbij volgens mij van belang om Nederlands te leren. Ook die mensen hebben hier vaak kinderen die naar school gaan. Ze moeten dus de klasresultaten volgen en dergelijke meer. Ik denk dus wel dat we via bepaalde sectoren EU-onderdanen die hier voor een langere duur tewerkgesteld zijn, zouden moeten kunnen bereiken om hen meer toe te leiden naar de trajecten van het Agentschap Integratie en Inburgering.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik denk dat we de sectoren inderdaad maximaal moeten betrekken bij het informeren, ook van de EU-onderdanen. Kennis van onze maatschappij komt werkgevers en collega’s uiteraard ten goede. Ik denk dus dat we hen de hand moeten reiken om dat maximaal te benutten, om zo de mensen rechtstreeks te kunnen bereiken.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ja, want dat is echt een punt waar het op dit moment heel moeizaam verloopt. Ik ben er dus echt vragende partij voor dat u dat verder opneemt binnen uw bevoegdheid, om daar een extra duw aan te geven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.