Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben een zeer grote fan van de social impact bond (SIB). Ik ben geen voorstander van subsidies, tenderopdrachten en dergelijke. Volgens mij is de social impact bond de meest zuivere manier om een speler te belonen als hij deftige resultaten haalt voor de samenleving. Het idee is om te investeren, waarna de overheid intrest geeft op die investering, een mooie return on investment, indien de vooraf overeengekomen resultaten behaald worden.
Als ik me niet vergis, was er in Antwerpen een social impact bond in samenwerking met Colruyt waarbij men neetjongeren (not in education, employment or training) wilde opleiden tot IT’er. Tenzij ik me vergis, is dat niet goed afgelopen. De feedback die ik hoorde was dat VDAB te moeilijk deed over allerlei regels, die wat te complex gemaakt waren. Sindsdien heb ik op Vlaams niveau nog weinig gemerkt van social impact bonds. Nochtans zouden die ook op andere beleidsdomeinen gebruikt kunnen worden, zoals Welzijn en Inburgering.
Minister, graag kreeg ik van u een antwoord op de volgende vragen.
Wat is de stand van zaken inzake de experimenten met de social impact bonds?
Werd de evaluatie van de SIB RIZIV reeds opgeleverd?
Heeft de social impact bond zijn meerwaarde aangetoond? Hoe zal VDAB daar verder mee aan de slag gaan? Zijn er plannen om experimenten met SIB's in te zetten voor andere doelgroepen?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega Ronse, u hebt even op het antwoord op deze vragen moeten wachten, maar ik kan u nu wel vertellen dat zowel de social impact bond voor de neetjongeren als deze voor de langdurig zieken afgelopen is en geëvalueerd werd.
Ik geef voor de volledigheid nog even mee dat een social impact bond een alternatieve manier is om te komen tot innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Het is een publiek-private samenwerking (pps) tussen een overheidsinstantie – in dezen VDAB –, een sociale organisatie en impactinvesteerders. Enkel wanneer blijkt dat de vooraf overeengekomen resultaten zijn behaald, betaalt de overheid de lening terug aan de impactinvesteerders.
Uw interesse gaat in dezen vooral uit naar de social impact bond voor de langdurig zieken, omdat de evaluatieresultaten daarvan nog maar pas binnen zijn. In de SIB RIZIV bestond de mogelijkheid om de mensen waarvan VDAB inschatte dat werk binnen het normale economische circuit (NEC) realistisch was, door te verwijzen naar een social impact bond voor RIZIV-gerechtigden. Dat was een pilootproject waarvoor geschikte partners gevonden werden in Antwerpen, Turnhout, Limburg, Gent en Mechelen. Alle voorziene plaatsen raakten ingevuld. 415 mensen met een uitkering van het RIZIV volgden gespecialiseerde begeleiding bij Risesmart of WEB. 42 procent was 24 maanden na de aanvang van het traject aan het werk of zat in een individuele beroepsopleiding (IBO).
Ter vergelijking: van alle RIZIV-gerechtigden ingeschreven bij VDAB, was 35 procent aan het werk 24 maanden na de start van een traject bij VDAB en partners. Je kunt dus stellen dat dit een mooi resultaat is.
Toch stelt VDAB in haar evaluatie dat de meerwaarde van het werken met een social impact bond en de hogere resultaten die gehaald worden, niet opwegen tegen de zeer arbeidsintensieve opzet van zo’n traject, met onder andere het onderhandelen van een contract met verschillende partijen, het bepalen en opvolgen van resultaatbenchmarks en het aanstellen van een neutrale derde.
Toch ziet VDAB mogelijkheden in een alternatieve manier om met partners samen te werken voor maatschappelijke uitdagingen op onze arbeidsmarkt. VDAB wil daarom in een volgende experiment de methode van de social impact bond afwegen tegen een ‘no cure no pay’-tenderformule, om te onderzoeken of er op die manier even resultaatsgericht een beroep kan worden gedaan op de dienstverleners en partners in de markt, zonder de administratieve rompslomp van een social impact bond.
VDAB denkt er momenteel aan om een eerste experiment op te zetten met de ‘no cure no pay’-tender voor het segment van de groep werkzoekenden voor wie het dienstverleningsaanbod momenteel uitgeput is. VDAB vindt dus dat de resultaten van een social impact bond niet opwegen tegen de administratieve lasten en kijkt daarom naar een andere methodiek, de ‘no cure no pay’-techniek.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, u verrast mij. Ik vind dat een heel leuk voorstel. Uiteindelijk is het immers de kracht van een social impact bond dat het ‘no cure no pay’ is. Het legt het risico bij de dienstverlener, die er sterk in gelooft dat hij een meerwaarde kan bieden en die, als die meerwaarde er is, ook deelt in mooie baten. Voor de overheid is het risicoloos.
Als de administratieve lasten verlaagd kunnen worden door een ‘no cure no pay’-methodiek, dan kan dat nog interessanter zijn dan een social impact bond. Ik ben geen fetisjist en vind niet dat het een bond moet zijn, maar ik vraag me wel af of alle SIB's bij VDAB nu dan stopgezet worden, in afwachting van dat ‘no cure no pay’-verhaal. Wanneer zou dat ‘no cure no pay’-verhaal in de markt gezet worden? Zijn er al concrete ideeën? Hebt u het gevoel dat de private spelers dat zien zitten?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik heb inderdaad begrepen dat men, op basis van die evaluatie, wil kiezen voor een alternatief om met partners samen te werken in een ‘no cure no pay’-tender. Ik denk dat er dus inderdaad een einde zal komen aan die social impact bonds. Momenteel lopen er ook geen meer, heb ik begrepen. We zullen u daar verder over informeren. Ik ben wel nieuwsgiering naar het vervolg, via de ‘no cure no pay’-aanpak. Er werden nu klankbordgroepen opgericht om dat verder uit te werken. Dit is iets wat onze aandacht en verdere opvolging verdient.
De vraag om uitleg is afgehandeld.