Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, uit een studie van de Vlaamse overheid blijkt dat zeven op de tien huisartsen een patiëntenstop doorvoeren. In 14,3 procent van de huisartsenpraktijken geldt zelfs een absolute patiëntenstop en in 45,2 procent is er een beperkte patiëntenstop. Daarnaast, zo blijkt uit de studie, zouden 227 van de 300 Vlaamse gemeenten minder dan de 9 noodzakelijke huisdokters per 10.000 inwoners tellen. Er werd ook een studie uitgevoerd door Domus Medica om meer zicht op de problematiek te krijgen. Tot op heden is er wel nog geen nauwkeurig zicht op het huisartsentekort en waar de knelpunten ter zake zich het meest situeren.
In de pers verscheen zelfs dat er mensen noodgedwongen naar de spoedafdeling gaan omdat ze niet meer terechtkunnen bij de huisarts. Dat zorgt er natuurlijk voor dat de spoeddiensten overstelpt worden met zaken waarvoor ze eigenlijk niet dienen en het werk waarvoor ze er wel zijn, niet kunnen doen.
Een andere zaak is dat er met de lente en de zomer in het vooruitzicht actie moet worden ondernomen, want in de zomermaanden, maar ook bijvoorbeeld al in de paasvakantie, is er een concentratie van toeristen, waaronder ook heel wat mensen die medische zorgen nodig hebben. In al die streken, ik denk dan bijvoorbeeld specifiek aan onze mooie Vlaamse kust, komt het probleem van de beschikbaarheid van huisartsen en de eerste lijn in de zorg dan extra naar boven. Door een stijging van het aantal tijdelijke bewoners in deze toeristische gebieden stijgt de druk op de lokale huisartsen en ondervinden zelfs de vaste inwoners moeilijkheden om bij hun huisarts of bij een huisarts te geraken.
Ik heb daarover dan ook enkele vragen aan u. Bent u in overleg met uw federale collega-minister om de situatie van de overbevraagde spoeddiensten aan te pakken? Op welke manier zal dit kunnen worden opgelost? Het is inderdaad wel federale bevoegdheid, maar goed, als het gaat over gezondheidszorg, denk ik dat we niet altijd die vraag moeten stellen, maar moeten bekijken hoe we daarin ten dienste van de bevolking kunnen staan.
Lopen er momenteel projecten in verband met het huisartsentekort in toeristische gebieden? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet en hoe zal een overbelasting van huisartsen in deze gebieden, die er in het verleden ook al dikwijls is geweest, deze zomer en in de paasvakantie en het najaar voorkomen worden? Welke initiatieven neemt u hieromtrent?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Dit is een belangrijke beleidsuitdaging en bekende problematiek. Net voor de krokusvakantie is dit ook nog uitgebreid besproken in de plenaire vergadering naar aanleiding van een actuele vraag van de collega’s De Rudder en Daniëls. Aanleiding was toen de opstart van het project van de zorgstroomcoach samen met Domus Medica, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), het Departement Zorg, het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn (VIVEL) en anderen. Ik heb toen een hele opsomming gedaan van de initiatieven die we nemen.
Wat de triage op de spoeddiensten in de ziekenhuizen betreft: dat is een federale bevoegdheid. U hebt dat terecht ook aangegeven. Ook de organisatie van de huisartsenwachtposten is federale materie. De organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking met de lokale huisartsenkringen is een bevoegdheid van ons, van de deelstaten. De bevoegdheidsverdeling is dus complex. Ik ga dat niet ontkennen.
Er is ook het nodige overleg, zowel tussen de beide administraties als tussen de bevoegde kabinetten. Dat overleg is niet eenvoudig, omdat we het huisartsentekort, of zeker de onevenwichtige geografische spreiding van huisartsen over Vlaanderen, op een aantal fronten en aan de hand van een aantal maatregelen moeten aanpakken.
Op dit ogenblik zijn er geen specifieke projecten rond huisartsentekort in toeristische gebieden, zoals – uiteraard – de kuststreek. We zetten wel in op voldoende huisartsentoegankelijkheid in heel Vlaanderen, in de toeristische en de minder toeristische gebieden. Huisartsen krijgen vandaag een tegemoetkoming als ze samenwerken met een praktijkverpleegkundige of een praktijkondersteuner. Er lopen dertien pilootprojecten inzake brede eerstelijnspraktijken, om dus een aantal competenties samen te hebben. Ik weet dat men in toeristische zones lokaal echt mee naar oplossingen zoekt. De stad De Panne, bijvoorbeeld, trekt al voor het derde jaar op rij zomerdokters aan. Men wil huisartsen en hun gezin in ruil voor een gratis vakantiewoning in juli en augustus naar de kust krijgen om daar te werken. Het is een methode als een andere. Dat kan aangenaam zijn.
Maar Vlaanderenbreed gezien is er ook nog het belangrijke data-inventarisatieproject van het Departement Zorg, dat de actuele zorgnood en het zorgaanbod in de zestig eerstelijnszones in Vlaanderen in kaart zal brengen door huisartsen en huisartsenpraktijken en hun kwalitatieve gegevens te ‘mappen’ en af te zetten ten opzichte van de zorgnoden van de lokale populatie.
Dan is er ook nog de zorgstroomcoach, maar goed, ik heb daar al voldoende uitleg over gegeven in de plenaire vergadering.
We moeten dus echt lokale oplossingen zoeken, op maat van de specifieke regio. We hebben ook nood aan nog meer jonge mensen die ervoor kiezen om huisarts te worden. U weet dat ik een aantal subquota heb waarvoor er te veel mensen zijn, maar voor huisartsen zijn er geen subquota, wat betekent dat iedereen die dat wil huisarts kan worden.
Wat ik net zei, is een beetje overdreven: je moet natuurlijk in je toelatingsexamens slagen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik kan u enkel maar bevragen over hoe het staat met het overleg met de spoeddiensten en met collega Vandenbroucke.
Ik vind dat wel een beetje jammer, omdat mijn vraag tweeledig was en ook gericht op de toeristische gebieden. Ik heb in 2021 aan minister Beke deze vraag gesteld, ook specifiek naar aanleiding van het proefproject Zomerdokters in De Panne. Ik heb toen expliciet gevraagd of hij dat zou evalueren en initiatief zou nemen om te kijken hoe dat loopt, om daar eventueel lessen uit te trekken en dat eventueel uit te rollen. De Vlaamse kust begint aan De Panne, maar loopt nog meer dan 65 kilometer verder tot aan Knokke-Heist. Ik denk dat we daar toch wel mogen spreken van een gemiste kans, dat er drie jaar stilstand is rond dit project. Aangezien u een West-Vlaming bent, hoef ik u niet te vertellen dat de kust de grootste toeristische troef van Vlaanderen is en ook de plek waar de meeste mensen naartoe gaan. Het is niet alleen een vaststelling die Westtoer maakt. Als u zelf allemaal naar de kust gaat bij mooi weer, dan kunt u dat zelf vaststellen.
Het is dan van belang dat die eerstelijnshulp er is en dat er huisartsen zijn, want als er te weinig zijn, komt ook de zorgkwaliteit onder druk te staan. Mijn vraag aan u is om dat op te nemen, te evalueren en te kijken hoe je dat kunt uitrollen, zodat we niet opnieuw vier jaar moeten wachten om dan te moeten zeggen dat er lokaal enkele initiatieven zijn en we wel zien hoe het verder loopt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
We weten al langer dat die tekorten er zijn, wat veel mensen onzeker maakt. Je kunt niet voorspellen wanneer je ziek wordt, waardoor er geen zekerheid is dat je op het moment dat het nodig is, een huisarts kunt vinden. Er zijn ook veel oudere mensen die hun huisarts, met wie ze jarenlang een vertrouwensrelatie hadden, met pensioen zien gaan en niet weten of ze een andere dokter zullen vinden. Ik denk dat het echt nodig is om mensen daar meer zekerheid over te geven.
Minister, u hebt al een aantal maatregelen genomen. Het is natuurlijk een heel complexe problematiek waar de bevoegdheden ook niet eenvoudig zijn. U hebt bijvoorbeeld de beslissing genomen omtrent de renteloze leningen of de zorgstroomcoaches.
Wat ik ook wel naar voren wil brengen, is dat we nu werken rond die huisartsarme regio’s, waar er minder dan negen artsen voor tienduizend inwoners zijn, maar dat er binnen die regio’s ook heel grote verschillen zijn. Het is natuurlijk een verschil of er acht of vier artsen zijn. Wordt bij het bepalen van maatregelen rekening gehouden met die differentiatie en wordt die in kaart gebracht?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ga ook zo weinig mogelijk in herhaling vallen, want we hebben daarover recent nog een actuele vraag gehad. We weten allemaal dat dat probleem niet van vandaag op morgen opgelost zal zijn. Dat probleem sleept ook al veel jaren aan en we zagen dit eigenlijk op ons afkomen. Ik wil niet pessimistisch zijn, maar de realiteit is dat de situatie de volgende jaren nog slechter zal worden.
We weten dat een heel groot van de huisartsen ouder is dan 60 jaar en zelfs 65 jaar. Dat zijn vaak huisartsen van de vorige generatie die op een heel andere manier werken dan de jongere artsen. Dus om zo één arts te vervangen, heeft men soms twee tot drie nieuw huisartsen nodig. Als men de quota nu zou aanpassen, dan zijn die mensen pas binnen negen jaar afgestudeerd. Daar moet men zich zeer goed bewust van zijn. Als men de quota volledig zou opheffen, is men ook nog altijd niet zeker dat een groot deel daarvan voor huisartsgeneeskunde zal kiezen. De kans bestaat dat er heel wat studenten voor specialisaties kiezen, zoals nu het geval is. Een wonderoplossing bestaat absoluut niet en we moeten gewoon hopen dat, door het verhogen van die quota, we binnen dit en negen jaar een verbetering zien.
Ik sluit namens onze fractie graag aan. Ik kan alleen maar een aantal zaken in herinnering brengen die ik ook al heb gebracht als actuele vraag, zoals collega Sleurs in het verleden. Ik sta er nog altijd versteld van dat we vandaag nog altijd geen sluitend kadaster hebben van onze artsen. Een sluitend kadaster betekent: wie is actief waar, in welke specialisatie, in welke hoedanigheid? Dat hebben we vandaag nog altijd niet sluitend, wat dus ook maakt dat we de regio’s – want onze fractie ziet het als regiowerking – onvoldoende kennen.
De noden zijn niet in alle gebieden dezelfde. De collega stelde het in verband met het toeristisch seizoen, dan heeft de kust een bepaalde nood. Daar wordt aan gewerkt. Wat de politie betreft, is er bijstand vanuit de federale reserve, maar de vraag wordt ook wel gesteld om op die momenten bijstand te hebben. Hoe doen we dat?
Hetzelfde zien we in bepaalde regio’s waar we aan de ene kant oudere artsen hebben die stoppen met werken of minder patiënten nemen, en aan de andere kant jonge artsen die parttime of nog minder werken in een groepspraktijk. En waar je vroeger bij heel veel artsen ’s avonds terechtkon, is dat nu veel minder. Daardoor raken de wachtposten en bijgevolg ook de spoeddiensten overbelast.
Ik breng nog een derde element in, collega’s. Daar waar vroeger de ligdagen langer waren in de ziekenhuizen, wordt er nu veel meer verwezen naar de huisarts voor de opvolging. En dan zitten we opnieuw in het federale verhaal. Daar is het dan een kost minder, een druk minder, maar de doorverwijzing, de opvolging en dergelijke meer komen er bij de huisarts wel bij.
Ik denk dat het feit dat de quota nu verhoogd zijn, samen met minister Crevits en minister Weyts, een goede zaak is. Dat we onze eigen planningstools hebben, is een goede zaak. Dat we zorgen voor die subquota voor andere specialismen, is een goede zaak. Maar het moet natuurlijk nog verder gaan. We moeten ervoor zorgen dat onze huisartsen huisarts kunnen zijn. De planlast en de papierlast zijn er nog altijd. En dat kadaster zouden we eigenlijk zuiver moeten hebben om op die manier regiogericht duidelijke initiatieven te kunnen ondernemen. Dit pleidooi wil ik namens onze fractie nog eens herhalen. Dank u wel.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel. Het is duidelijk dat dit thema iedereen enorm interesseert. Dat had ik ook wel verwacht. De niet-huisartsnabijheid, de krapte, dient zich overal in Vlaanderen aan.
Collega De Reuse, sowieso denk ik dat het nuttig is om het ook nog eens met de kustgemeenten te bekijken. Zo’n proefproject brede eerstelijnspraktijken zou misschien ook nog wel goed zijn voor de kust. Men zou zich daar met een aantal kandidaat voor kunnen stellen. Dat is van belang, omdat het natuurlijk een tijdelijk stijgen en dan weer een dalen is. Het aanbod dat De Panne doet, kunnen de andere ook doen. Men zoekt naar creatieve oplossingen, uiteraard.
Een pasklare Vlaamse totale oplossing is er niet, collega Schryvers. Het is echt zoeken naar lokale oplossingen op maat van elke eerstelijnszone. Die zijn zo verschillend, afhankelijk van wat de zorgvoorzieningen zijn, of er een ziekenhuis is of niet en welk soort ziekenhuis het dan is. Zoals collega Saeys zegt, is het een multifactoriële problematiek. Niet alleen de kwantiteit, maar ook de kwaliteit is belangrijk. De totale organisatie van de huisartsenzorg verandert. Er zijn minder solopraktijken en er is heel veel multidisciplinariteit bij de huisarts.
Na zes jaar – dat wil ik als opmerking nog meegeven – beginnen de artsen al aan de vervolgopleiding geneeskunde. Ze kunnen ook in een praktijk stage lopen, collega Saeys. En het is ook zo dat wij zelf – ik heb het al gezegd – geen maxima opleggen voor andere richtingen, behalve bepaalde specialisaties. Dat heeft ook wel een beetje effect, maar het is natuurlijk ook nog niet zo lang. Die mensen zijn nog niet allemaal aan het instromen. U weet dat er ook een probleem is met de verhouding uitstroom/instroom en werkcapaciteit die men opneemt. Ik vermoed dat daar lang geleden, toen de quota zijn toebedeeld, geen rekening mee is gehouden. Als er iemand stopt, dacht men, komt er wel iemand bij. Maar nu wordt dat de facto met meer levenskwaliteit en op een andere manier ingevuld.
Wij maken, collega Daniëls, nu zelf werk van een kadaster van huisartsen. Maar dat moet dan via een bevraging van de huisartsen. Het aangepaste Eerstelijnsdecreet zal dat eindelijk toelaten, ook juridisch. Het is enorm privacygevoelig om al die data zomaar op te vragen. Ik ploeter, op dat punt, met alle mogelijkheden die ik heb, verder.
De heer De Reuse heeft het woord.
Dank u wel. Ik zal niet herhalen wat alle bezorgdheden rond de huisartsen zijn, maar ik wil toch nog eens de nadruk leggen op het belang ervan in toeristische gebieden en zeker aan de Vlaamse Kust, waar het dan echt wel enorm druk is. Het zorgnetwerk wordt in de periodes dat er heel veel toeristen zijn, overbevraagd. Daar moeten we, als Vlaamse overheid, op anticiperen. Daar moet een plan klaar liggen. Dat moet bekeken worden, er moet bevraagd worden, we moeten kijken hoe het daar is. U reikt nu zelf een voorstel aan om ook via het kustburgemeestersoverleg te gaan bevragen. Maar ik denk dat we niet weer drie jaar moeten wachten tot er iemand weer eens deze vraag stelt om dat specifieke probleem aan te pakken. Het is het moment om alle oplossingen die al lokaal geprobeerd zijn te bundelen, te kijken wat zinvol en nuttig is, en daar dan beleid mee te voeren.
Dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.