Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit betreft een dossier waar ik mij zorgen over maak, collega’s. Ik maak mij niet alleen zorgen over het dossier zelf, maar ook over de potentiële impact op andere dossiers in het kader van onveilige kinderopvang.
Het bericht ging namelijk dat over een kinderopvang een klacht werd ingediend voor kindermishandeling. Het agentschap Opgroeien en Zorginspectie stelden de kinderopvang onder toezicht en vervolgens werd die geschrapt om opvang te organiseren. Zorginspectie deed die vaststellingen naar aanleiding van een aantal klachten die men had gekregen. Die klachten waren niet min. Vervolgens startte er een juridische procedure bij het parket. Maar daar zei men dat het onderzoek geen harde bewijzen opleverde. Dat had tot gevolg dat er geen beroepsverbod werd uitgesproken door de rechtbank.
In die specifieke casus gaat het over zaken die zich voordeden in 2021, waarbij ex-werknemers aangifte van kindermishandeling deden bij de politie. Het zou gaan om het onder dwang toedienen van eten, kinderen laten drinken tot ze braken, het opsluiten van kinderen en het met hun hoofd in het toilet duwen van kinderen, wanneer ze met hun handen in het toilet zaten. Dat waren de klachten die toen werden ingediend. Collega’s, ik denk dat we hierover duidelijk moeten zijn: dit zijn toch wel ernstige klachten. Zorginspectie en het agentschap Opgroeien traden daar op. Ook in 2022 werd er een onderzoek gevoerd door het parket, maar ook toen werd die zaak geseponeerd. Omdat er toch wel enige onenigheid over was en omdat er ook bij het agentschap Opgroeien klachten kwamen, werd het onderzoek opnieuw geopend en nu dus opnieuw geseponeerd.
Opvallend is dat er in die kinderopvang na vorige klachten camera’s werden geïnstalleerd, maar dat, naar we vernemen – ik weet niet of u daar meer informatie over hebt, minister –, niet alle beelden werden bekeken door het parket in het onderzoek. Ook verslagen van kinderpsychologen, ingediend door ouders, zouden niet meegenomen zijn in het onderzoek. Ik spreek hier met twee woorden omdat we zelf uiteraard geen toegang hebben tot het onderzoek. Het gevolg is dat de uitbaatster vrijuit gaat en opnieuw aan de slag kan in de sector.
Ik wil hier wel duidelijk zijn. Als er werkelijk niets aan de hand is, en die ex-werknemers al die klachten met steun van ouders verzonnen hebben om die uitbaatster in een slecht daglicht te stellen, dan is dat even problematisch als dat deze zaken zouden zijn gebeurd en door het parket werden geseponeerd.
Minister, op 9 februari is er door de Vlaamse Regering een ontwerp van decreet goedgekeurd waarin staat dat Opgroeien bij de opstart van een nieuwe opvang of de aanstelling van een verantwoordelijke wel nog kan tegengaan dat iemand met een dergelijk parcours opnieuw zou kunnen starten. Om te werken als kinderbegeleider is het elke opvang zelf die dit moet beoordelen. Daarvoor is geen mogelijkheid voorzien in het ontwerp van decreet.
Minister, ik heb hierbij de volgende vragen.
Hoe verklaart u de vaststelling dat er voor het agentschap Opgroeien en Zorginspectie voldoende harde bewijzen zijn om de opvang te sluiten en dat het parket, op basis van diezelfde informatie, deze beslissing niet bevestigt en eigenlijk zegt: ga vrijuit? Dat geeft me een onbehaaglijk gevoel, want een van beide is dan fout, maakte een andere inschatting. Ondergraaft dit niet het oordeel van het agentschap Opgroeien en Zorginspectie?
Op welke manier zijn er door het agentschap Opgroeien reeds stappen gezet om klachtopvolging te versnellen?
Welke samenwerking bestaat er tussen het gerecht, het parket en het agentschap Opgroeien, wanneer er een klacht komt in de kinderopvang? Ook in de Bijzondere commissie voor de evaluatie van de aanpak van seksueel misbruik in de Kerk en in andere gezagsrelaties stellen we vast dat die wisselwerking tot op vandaag toch niet optimaal verloopt. Ik heb die als voorzitter van de onderzoekscommissie zelf mogen ervaren. Tot op de dag van vandaag hebben we de lijst van zorgwekkende situaties van het parket nog altijd niet. Met andere woorden, zijn daar samenwerkingen? Op welke manier wordt er, ook in deze casus, samengewerkt?
Welke stappen onderneemt Opgroeien wanneer er klachten binnenkomen van ouders, die na onderzoek door het parket worden geseponeerd? Zegt het agentschap dan dat, als het parket seponeert wegens geen hard bewijs, het ook voor hen die status krijgt of doen zij het onderzoek dan toch nog opnieuw?
Hoe gaat het agentschap Opgroeien om met ouders die na het seponeren van een klacht toch bedenkingen hebben? Is daar een vorm van begeleiding, want dat is in dit geval, denk ik, wel aan de orde?
Zijn er ondertussen strengere regels en controlemechanismen voor kinderbegeleiders – ik heb het niet over verantwoordelijken of mensen die een uitbating willen doen – die na een onderzochte klacht toch opnieuw aan de slag willen in de kinderopvang? Op welke manier kunnen deze personen worden tegengehouden? Ze hebben geen beroepsverbod. Er is geen centrale databank ‘as such’ waar kinderbegeleiders in zitten. Iemand die in de kinderopvang iemand aanwerft, kan wel een uittreksel uit het strafregister model 2 vragen, maar als het parket heeft geseponeerd, staat daar niets op. Op welke basis kan die die info dan al dan niet verkrijgen?
Alvast dank voor uw antwoorden.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, we komen hier bij de kern van een discussie die we een tijd geleden hebben gevoerd. Moet er een voorzorgsbeginsel worden opgenomen in de reglementering, ja of neen? Ik heb radicaal de keuze gemaakt om dat wel te doen en u hebt dat ook gedaan.
De opdrachten en de rol van het parket en Opgroeien zijn heel verschillend. Het parket kan zich enkel baseren op informatie over en bewijzen van strafrechtelijke feiten. Opgroeien kan zich baseren op elementen die aantonen dat de kwaliteit en veiligheid van de opvang onvoldoende gegarandeerd is of op ernstige indicaties hiervan. Dat is niet hetzelfde, dat zijn twee verschillende zaken.
Het parket spreekt zich uit over strafrechtelijke elementen, maar het is niet omdat een parket onvoldoende aanwijzingen heeft over strafrechtelijke feiten dat Opgroeien niet kan handhaven. Opgroeien baseert zich immers niet enkel op de beslissing van een parket om te handhaven. Als er vaststellingen zijn van Zorginspectie of als er andere informatie voorhanden is waaruit blijkt dat de kwaliteit in de opvang onvoldoende is, dan zal Opgroeien de beslissing tot handhaving behouden, ook als het parket beslist om te seponeren. Vroeger hadden we het probleem dat er gewacht werd op een strafrechtelijke uitspraak. Men vond dat dat veel te lang duurde, ik ben het daar volledig mee eens. Ik vind het heel goed dat we het voorzorgsprincipe hanteren, maar dat kan ook andere gevolgen hebben. Men kan een bepaalde opvang sluiten, waarna blijkt dat er niets aan de hand is. Men was blijkbaar niet helemaal zeker en dan stopt men de preventieve handhaving.
Opgroeien heeft de aanpak van meldingen en klachten hervormd. Daarbij is er geen verschil meer tussen de opvolging van een melding of een klacht. Afhankelijk van de inhoud kan een melding als een crisismelding worden gedefinieerd. Crisismeldingen worden heel snel onderzocht en besproken in een multidisciplinair team.
Opgroeien handhaaft uit voorzorg bij dringende noodzakelijkheid als er meldingen zijn waaruit blijkt dat de veiligheid of de integriteit van de kinderen mogelijk in het gedrang zijn. Dat houdt in dat er in die gevallen een maatregel tot onmiddellijke schorsing wordt opgelegd in afwachting van meer informatie. Deze maatregel is drastisch, maar het is noodzakelijk om het welzijn van de kinderen te garanderen. Als snel blijkt dat er niets aan de hand is of als er voldoende garanties zijn dat de kinderopvang veilig kan verlopen, dan kan de kinderopvang ook snel opnieuw opstarten.
Er zijn manieren van informatie-uitwisseling, als het Openbaar Ministerie hierin toestemt, geregeld in de omzendbrief van 8/2014. Opgroeien kan zich benadeelde partij stellen om inzage te verkrijgen in het strafdossier en doet dat ook vaak. Opgroeien kan een parketmelding doen als het agentschap dit nodig acht in functie van concrete dossierelementen. Het Openbaar Ministerie kan informatie opvragen bij Opgroeien. Ik stel samen met u vast dat we daar nog niet in de ideale wereld zitten, er is nog werk aan de winkel.
Ouders kunnen steeds een melding doen bij Opgroeien via Opgroeipunt. Elke melding wordt besproken en beantwoord. In het specifieke geval waar u naar verwijst, werd de vergunning van de opvang al door Opgroeien opgeheven in november 2022. De opvang is sindsdien gesloten. Een aantal ouders contacteerden Opgroeien naar aanleiding van de beslissing van het parket met vragen en bezorgdheden. De vragen worden beantwoord en waar nodig verwijst Opgroeien ouders door naar een psycho-pedagoog uit het lokaal team Kind en Gezin. Het is evident dat er vragen worden gesteld.
U zei dat correct, collega Daniëls: Opgroeien kan geen beroepsverbod opleggen. Er is controle op de uittreksels van het strafregister van wie in de kinderopvang werkt en wie er wil beginnen te werken. De uittreksels worden om de drie jaar opnieuw opgevraagd.
Er is een ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2012. Dat is ondertussen ingediend in het parlement. Er is tevens bepaald dat de organisator er via een schriftelijk document voor moet zorgen dat elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een strafonderzoek of die een veroordeling oploopt met betrekking tot feiten ten aanzien van minderjarigen die een impact hebben op het goed zedelijk gedrag van de betrokken persoon en met name zijn onberispelijk gedrag in de omgang met minderjarigen, dat verplicht meldt aan de organisator. Onder schriftelijk document kan ook het arbeidsreglement van een organisator verstaan worden.
De organisator voert een nieuwe controle uit zoals bedoeld, op het ogenblik dat hij informatie ontvangt, hetzij via de meldingsplicht, hetzij op een andere wijze, over het opstarten van een strafonderzoek. Daar zitten nieuwe elementen in die we kunnen bespreken omdat het ontwerp van decreet hier al voorligt. Ik vermoed dat we daar in de komende weken over gaan debatteren. Als het wordt goedgekeurd, is er een extra maatregel genomen. Voor de kinderbegeleiders zou een tijdelijk verbod kunnen worden opgelegd om in contact te komen met de kinderen. Deze nieuwe beveiligende maatregelen moeten nog besproken en beslist worden in het Vlaams Parlement.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ten eerste, u geeft aan dat het parket over feiten en strafrechtelijke aangelegenheden gaat en dat Opgroeien naar elementen en indicaties kijkt. U maakt dus een onderscheid daarin. Als een kind met het hoofd in het toilet wordt geduwd, dan is er voor mij echter weinig discussie over of dat nu een element, een indicatie of een strafrechtelijk gegeven is. Dat lijkt mij eigenlijk allemaal hetzelfde te zijn, dezelfde kwalificatie te hebben in het kader van kindermishandeling. U geeft wel aan dat het niet is omdat er strafrechtelijk niks aan de hand zou zijn, dat er niet gehandhaafd wordt, maar daar zit net het punt dat ik wil aanhalen. Als het agentschap Opgroeien en Zorginspectie die elementen gebruiken om te sluiten, en het parket vervolgens die elementen, zijnde de feiten, nagaat en zegt dat die volgens hen niet zijn gebeurd, en dus seponeert, dan wordt de beslissing van het agentschap Opgroeien dus eigenlijk ondergraven. Mijn vraag is hoe we dat kunnen ondervangen met afspraken met de parketten.
Dat is een van de zaken waarover ik mij echt ernstig zorgen maak: nog altijd lopen er onderzoeken door het parket terwijl scholen of sportverenigingen, maar ook kinderopvangvoorzieningen, niet weten dat er een onderzoek tegen een van hun medewerkers loopt, en dat is problematisch. Ik wil hier nogmaals een oproep doen, ook aan mensen die aan de overkant van de straat, in het Federaal Parlement, in de Federale Regering, verantwoordelijkheid dragen: Justitie moet daar echt op ingaan.
Ten tweede, u zegt dat het agentschap Opgroeien zich vaak benadeelde partij stelt. Het lijkt mij in dezen belangrijk dat het agentschap Opgroeien zich altijd benadeelde partij stelt, zodat het zijn elementen ook kan inbrengen in de procedure. Ik wil er dus toe oproepen om altijd betrokken te zijn als agentschap, zodat men het dossier kan inkijken.
Ten derde, een schorsing is nooit goed. Wat wil ik daarmee zeggen? Dat is een situatie in afwachting van verder onderzoek, afwachting voor de ouders, voor de mensen die in de opvang werken en ook voor de opvang zelf. Je komt in een situatie dat er andere opvang moet worden gezocht en dat het opvanginitiatief zelf geen inkomsten krijgt. De mensen die er werken, komen in een bepaalde situatie terecht. Hoe langer dat duurt, hoe precairder dus de situatie voor iedereen wordt. Hebben opvangsituaties die tijdelijk werden geschorst, maar waarvan u daarnet aangaf dat er toch niks aan de hand blijkt te zijn, dan recht op een vorm van schadevergoeding, op middelen voor die periode? En wat doen we dan ten aanzien van degenen die meldingen doen die niet juist blijken te zijn? We hebben in het verleden helaas ook afrekeningen gekend door oud-werknemers ten aanzien van iemand die opvang organiseert, waarop toch werd ingegaan.
Ten slotte, het beroepsverbod is inderdaad een justitiële aangelegenheid. Ik denk dat dat te belangrijk is. Maar als iemand die opvang organiseert iemand aantrekt waartegen een dergelijke procedure loopt, dan kan die dat niet weten. Ik verneem wel dat er wordt gefluisterd. Ik bedoel daarmee dat wordt gezegd dat men moet uitkijken met het aannemen van die persoon. Maar dan zitten we natuurlijk in een hele grijze zone. Als mensen niet in voorhechtenis hebben gezeten of geen veroordeling hebben opgelopen, is hun model 2 blanco. Daar staat niks op. Dat lijkt mij in dezen toch niet onbelangrijk. Hoe kunnen we daar toch naar kijken, met het parket?
Mevrouw Groothedde heeft het woord. U bent verhuisd.
Ik ben snel even teruggekomen naar de commissie omdat ik uw vraag belangrijk vind, collega Daniëls. En ik vind dat u gelijk hebt, minister: het raakt aan de basis van wat we de afgelopen jaren hebben onderzocht wat betreft incidenten in de kinderopvang. Gaan we voor een voorzorgsprincipe of niet, is inderdaad een van de vragen. Een van de andere vragen is hoe we het midden kunnen vinden tussen rechten van mensen respecteren en dat voorzorgsprincipe. Dat zijn ontzettend moeilijke, delicate, belangrijke vragen. Er is denk ik enig antwoord op te vinden, en andere dingen zijn hierin, maar ook op andere plekken, uit te puren.
Ik vind het een terecht antwoord dat u geeft. Een uitvoerende administratie is iets anders dan het parket dat de rechterlijke macht heeft. Die hebben andere taken. En ik vind het belangrijk dat we hierin, ook aan deze kant van de straat, het respect houden voor de rechtsstaat als controlerende en uitvoerende macht. Ik vind het belangrijk dat we er zorg voor dragen dat we, in de poging om bepaalde dingen te voorkomen, andere dingen niet op de helling zetten, zeker op een moment waarop er best wel wat aanvallen zijn op de rechtsstaat en de rechtsstaat ondergraven wordt.
Wat misschien wel een middenweg kan bieden, is het feit dat goede, kwalitatieve opvang – en dat is natuurlijk wel een stokpaardje van mij geweest, ik geef het toe, maar ik denk dat u het er wel mee eens bent – veel meer is dan een zaak van het heel houden van onze kindjes, en het voorzorgsprincipe is dat ook. Zaken die langs het parket komen, zijn meestal zaken waar fysieke letsels of mishandeling in beeld kwamen. Ik denk dat het heel goed is dat Opgroeien de macht heeft, en een opvanginitiatief kan sluiten dat zware, dringende, maar andere tekorten heeft.
Ik ben het wel met u eens – en dat is een zaak die ik zelf ook al heb aangehaald – dat we wat betreft schorsingen moeten bekijken hoe de Vlaamse overheid en het Vlaams Parlement naar vergoedingen gaan kijken, want er zijn inderdaad mensen die onterecht worden geschorst. Vaak heeft kinderopvang, zeker de kinderopvang die zeer sociaal werkt, veel te weinig reserves. Als die dan ook nog eens worden geschorst, kan het echt voor een put zorgen waar ze moeilijk uit geraken. Dat lijkt me dus iets wat echt bekeken moet worden.
Wat misschien ook wel een hulp kan zijn voor de ouders, is als Opgroeien mensen proactief informeert over hoe zij zich tegenover de rechterlijke macht kunnen verhouden. Ze kunnen gewoon informatie bieden over welke stappen de ouders kunnen zetten. Het hoeft zelfs niet Opgroeien te zijn. Opgroeien kan bijvoorbeeld in samenwerking met de ombudsman mensen proactief over hun rechten informeren. Dat lijkt me wel een goede stap om te nemen, want zeer veel ouders voelen nog altijd dat ze in de kou staan bij dit soort crisissituaties.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik moet eerlijk zeggen dat, toen ik het artikel zag, ik van mijn stoel viel. Ik denk alle collega’s van de onderzoekscommissie, want wij hebben toch wel wat dossiers gezien waarbij je echt je wenkbrauwen fronst. We zagen toen ook dat het vaak woord tegen woord is, en dat is vaak het probleem, jammer genoeg.
Maar natuurlijk moeten we de uitspraak van justitie respecteren. Die is onafhankelijk, dat kan niet anders. Maar in de onderzoekscommissie hebben we toch de duidelijke aanbeveling opgenomen om een register te maken, om te bekijken of het juridisch mogelijk is om de personen achter initiatieven die gesloten geweest zijn, waarnaar strafrechtelijke onderzoeken gevoerd worden, op een lijst te zetten.
Je moet je eens inbeelden dat je als ouder op zoek bent naar een opvanginitiatief, en dan achteraf te weten komt dat de eigenaar ervan al strafrechtelijke onderzoeken heeft gehad. Ik vind dat ik als ouder het recht zou moeten hebben om het te weten, alvorens ik mijn kind naar een kinderopvanginitiatief breng. De openbaarheid van die inspectieverslagen is heel goed, dat is heel belangrijk, maar is er ook geen mogelijkheid om daarin ook op te nemen of een strafrechtelijk onderzoek loopt, ja of neen, en wat de uitspraak daarvan is? Dat vind ik wel heel belangrijk, ook naar Kind en Gezin toe, zodat zij bijvoorbeeld echt wel goed weten en bijhouden welke initiatieven zij gesloten hebben, wie die exacte personen zijn en tegen welke kindbegeleiders zaken lopen.
We hebben het echt honderd keer gezegd en ook gezien in dossiers. Dat geeft net zo’n onrechtvaardigheidsgevoel, niet alleen bij ons, maar ook bij ouders, eigenlijk bij iedereen in deze maatschappij, en we moeten daarvoor echt een oplossing vinden. Mijn vraag is ook of u daarover overleg hebt gehad met de federale minister om te bekijken hoe we dat zouden kunnen oplossen.
Collega’s, ik sluit zelf nog graag kort aan.
Het is inderdaad zoals de minister het zegt: de rol van het agentschap en de rol van het parket zijn helemaal onderscheiden. Wij hebben juist met z’n allen in de commissie, in de onderzoekscommissie opgeroepen om het voorzorgsprincipe te hanteren. Dat wil zeggen dat je ook wilt dat er wordt opgetreden bij sommige aanwijzingen, wanneer er knipperlichten aangaan, vaak zelfs zonder harde bewijzen. Dit dient als preventie, want zo kun je een aantal zaken voorkomen.
Het is natuurlijk het beleid van het parket zelf, zijn taakstelling, om na te gaan of er strafrechtelijke feiten zijn gebeurd, om een kwalificatie te doen en ook om desgevallend een verwijzing of seponering te doen. De rol van het agentschap is een andere rol. We hebben daar zelf toe opgeroepen. De parketten moeten gaan voor de harde bewijzen. Zelf hebben we juist gezegd dat we ook zonder harde bewijzen – die bewoordingen hebben we gebruikt – willen dat het agentschap optreedt. Wel, dat gebeurt dan. Dan moet je er natuurlijk rekening mee houden dat er niet altijd zal worden gevolgd door het parket.
Minister, dat brengt twee zaken met zich mee waarop ik u attent wil maken of waarover ik u een bijkomende vraag wil stellen.
Ten eerste, dan is de communicatie naar ouders wel belangrijk, over waarom er geschorst of gesloten is, over dat niet alles zomaar van de tafel wordt geveegd en dat vanuit Vlaanderen het voorzorgsprincipe wordt gehanteerd. Want als er hier al vragen zijn over het feit dat de beslissing van het agentschap en die van het parket kunnen verschillen, dan is dat zeker bij de ouders zo.
Ten tweede moeten we er rekening mee houden dat in beroepsprocedures een mogelijke seponering door het parket zal worden gebruikt door initiatiefnemers die bepaalde maatregelen vanuit Opgroeien willen aanvechten. We kunnen dan wel zeggen dat bij ons het voorzorgsprincipe primeert en dat dat heel terecht wordt gehanteerd, maar dan is een goede motivering van de beslissing van het agentschap des te belangrijker en dus moet daar zeker rekening mee worden gehouden.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Ik geef graag twee verduidelijkingen.
Eerst en vooral heeft Opgroeien zich in die casus burgerlijke partij gesteld. Er wordt hier een tweespalt gecreëerd tussen diezelfde feiten, de ene keer strafrechtelijk bekeken en de ander keer niet. Dat is niet de casus. Er was inderdaad een strafonderzoek. Het parket heeft geoordeeld dat er geen reden was om te vervolgen. Ik wil echter wel meegeven dat er in dit dossier klachten waren sinds 2014. Er waren aanhoudende klachten, negatieve verslagen van Zorginspectie, ook over de aansturing en het veilig slapen. Er was een risicoanalyse gebeurd, er waren klachten rond pedagogie, en diverse procedures waren niet correct.
Het element van het strafdossier was ‘een’ element, maar de beslissing van Opgroeien ging wel over een hele periode en een heel traject. Daarin is men nu inderdaad offensiever dan vroeger, dat moet ik bekennen. Maar het ene volgt natuurlijk uit het andere. We hebben die keuze gemaakt. Ik neem die beslissing niet, maar als ik naar de globaliteit van het dossier kijk, dan begrijp ik die. Begrijp ik de beslissing van het parket? Daarop mag ik geen commentaar geven. Het is inderdaad zo dat ieder in de rechtsstaat zijn taak heeft. Maar hier is de beslissing van het parket iets anders dan de beslissing van Opgroeien. Dat is desgevallend ook uitgelegd aan de ouders.
Ik zal een andere vergelijking maken. Stel dat je een dossier hebt van een kinderopvang waar nog nooit klachten geweest zijn. Plots is er een heel ernstig incident met een kindje, komt er een strafdossier en wordt er een preventieve maatregel genomen. Achteraf blijkt dat het incident met dat kindje thuis plaatsvond en dat er voor de rest geen dossier is. Dan zit je met een andere situatie. Dan werd er een preventieve maatregel genomen die hoogstwaarschijnlijk zal worden ingetrokken of opgeheven.
En dan, collega’s, is er inderdaad in het ontwerp van decreet dat u te lezen zult krijgen, een compensatiemechanisme voorzien voor zulke situaties waarin men het voorzorgsbeginsel toepast en achteraf blijkt dat er niets aan de hand was. Vaak moet men heel delicate afwegingen maken waarbij het zoeken is naar de juiste balans. Dat compensatiemechanisme moet nog worden uitgewerkt in een besluit van de Vlaamse Regering (BVR), maar de decretale basis wordt gelegd in het decreet dat jullie zullen bespreken.
Dus, de motivatie voor wat hier gebeurd is, is veel meer dan één feit of één incident waarover een strafonderzoek loopt. Het is een veelheid aan zaken. Dat is van belang om mee te geven, denk ik.
Wat de relaties met het parket betreft: wij doen alles wat we kunnen. Ook onze leidinggevende ambtenaren, zowel Karine als Bruno, zijn zeer gemotiveerd om daar goede afspraken in te maken. Ze zeggen mij ook dat het beter wordt, maar tussen dat en de ideale wereld is er natuurlijk nog een groot verschil.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik geef toch nog een aantal suggesties en een aantal conclusies mee.
Eén, ik denk dat het agentschap Opgroeien zich echt altijd benadeelde partij of burgerlijke partij moet stellen. Altijd en niet vaak, maar altijd, om zelf elementen te kunnen aanbrengen, vooral – wat u hier geschetst hebt – in de historiek van een zaak. De feiten zijn natuurlijk wat ze zijn op dat moment, maar er kan een historiek zijn om eraan mee te geven. Dat is eigenlijk één.
Twee is dat we, in afwachting van een mogelijke hervorming van model 2, waar op dit moment eigenlijk alleen maar veroordelingen of voorlopige hechtenis op staat, moeten gaan naar een lijst van kinderbegeleiders die blijkbaar telkens opnieuw betrokken zijn als er iets misloopt. Dan denk ik dat we dat echt moeten borgen en het gesprek met die mensen aangaan: “Is dit wel de sector waarin je wilt werken?” We moeten dit doen om te vermijden dat zij opduiken in andere kinderopvanginitiatieven en er dus een vorm van fluistercampagne moet zijn om ervoor te zorgen dat men die mensen niet aanneemt.
Drie is het betrekken van de ouders. Daar wil ik toch nog eens op terugkomen. Ouders zouden in alle mogelijke gevallen, ook als er wordt geschorst, elementen moeten kunnen aanbrengen ter verdediging of nog aanvullend op wat zij hebben meegemaakt of zich herinneren, om het dossier te stofferen. Ik stel vast, nog altijd, dat ouders zich niet altijd betrokken voelen of dat er wordt gezegd dat men met hen niet verder aan de slag gaat.
Een laatste element dat ik hier toch nog wil aanbrengen, is het voorzorgsprincipe en het beleidsvoerend vermogen. Dat zijn twee principes die inderdaad vanuit onze onderzoekscommissie naar voren zijn gekomen en waar ik absoluut achter sta. Ik wil echter wel waarschuwen dat we moeten opletten dat het geen papieren beleidsvoerend vermogen is of een papieren voorzorgsprincipe, maar een feitelijk. Niet elke kinderopvang is dus de facto potentieel verdacht, want uiteindelijk zijn er heel veel opvanginitiatieven, heel veel kinderbegeleiders die het keigoed doen, die het fantastisch goed doen. We moeten niet vanwege die paar – in dit geval is er weer één – heel die sector in een negatief daglicht zetten en alles met veel papier gaan overladen voor dingen die goed lopen.
Dat zijn toch een aantal aandachtspunten die ik nog wilde meegeven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.